Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijke tucht, kan dat nog? (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke tucht, kan dat nog? (4)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Belemmeringen voor de uitoefening van de tucht

Uit het overzicht van de kerkgeschiedenis bleek wel, dat het nooit eenvoudig is geweest om de kerkelijke tucht uit te oefenen. Prof. Bouwman schreef in zijn grote werk over de kerkelijke tucht in 1912 reeds, dat zelfs binnen de gemeente bij velen geen aanzien is voor het ambt, waardoor de tuchteloosheid in de hand wordt gewerkt. In onze tijd is een aantal belemmeringen in het bijzonder te noemen, waardoor de tuchtoefening bemoeilijkt wordt.

De gezagscrisis

In de maatschappij in het algemeen is al langere tijd een crisis van het gezag. Reeds jaren worden ministers niet meer aangeduid als 'excellentie', maar als 'Hans' en 'Wim'. Dit heeft ook in de kerk doorgewerkt. Al jaren geleden werd vragenderwijs geschreven of het ambt zich nog wel liet verkopen. Kan men nog spreken van predikant, ouderling en diaken? Moet het niet worden: vormingsleider, die krachtens zijn opleiding deskundige adviezen geeft en in de samenkomsten van de gemeente kan voorgaan? Moeten een ouderling en een diaken niet aangeduid worden als een functionaris voor de interne en de externe dienst?

Bij deze visie spreken wij over een verhorizontalisering van het ambt. De ambtsdrager kan en mag niet meer zeggen: Alzo spreekt de Heere... De gemeenteleden zijn zelf mondig. Toch staat daar in onze antiautoritaire tijd het gereformeerde ideaal van de kerkelijke tucht. En wij menen, dat ambtsdragers door Christus Zelf in de gemeente gegeven zijn (Ef. 4).

Het geestelijk peil van de gemeente

Een gemeente zal op hoog geestelijk peil moeten staan, wil zij het middel van de kerkelijke tucht met zegen kunnen gebruiken. Waar is dit zo? Wij zagen, dat zelfs de gemeente van Corinthe (1 Cor. 5) opgeblazen en hoogmoedig was. Men werd wel aangespoord, maar was tevens ongeschikt tot uitoefening van de tucht. En brengt de mondigheid vandaag de dag niet mee, dat de meeste gemeenteleden zich niet zo spoedig laten gezeggen? Verdraagt ons geestelijk peil (of juist het ontbreken daarvan) zelfs ook maar de vermaning door de ambtsdragers? Of zijn wij als het er echt op aankomt kittelachtig van gehoor?

De gemeenschap van de gemeente

Hoe staat het met het leven der gemeente als gemeenschap? Een gemeente moet toch wel een werkelijk levende gemeenschap zijn, zal het uitbannen uit die gemeenschap iets inhouden. Wanneer een gemeente als los zand aan elkaar hangt, zal men het (om die reden althans) niet erg vinden, als men uit die gemeenschap wordt gezet.

Hiermee heeft ook het Heilig Avondmaal te maken. Ik herhaai, dat avondmaal en tucht van de aanvang af nauw verbonden zijn. Welnu, wie oprecht deelneemt aan het sacrament, zal het betreuren, indien hij door een bepaalde zonde daarvan moet worden afgehouden. Maar indien men niet deelneemt aan het avondmaal, of daar zelfs in het geheel geen prijs op stelt (bijv. randkerkelijken), wat is dan de zin van de uitsluiting uit de gemeente?

Deze is wel een heel grote belemmering inzake de uitoefening van de kerkelijke tucht. Ja, deze heeft de kerkelijke tucht vrijwel onmogelijk gemaakt, zegt prof. Van 't Spijker. Wie in de ene kerk onder de tucht gezet wordt (of dit aan ziet komen), meldt zich bij een ander kerkgenootschap, of hij houdt geheel het kerkelijk leven voor gezien. Het is toch wel moeilijk vol te houden om te zeggen, dat men door uitsluiting uit de ene gemeente buiten het Koninkrijk Gods komt te staan, en door lid te worden van een andere gemeente daarin weer binnengelaten wordt. T.a.v. de kerkelijke verdeeldheid moest reeds prof. Bouwman in 1912 opmerken, dat deze in de tuchtoefening zeer voorzichtig moet maken, temeer daar er verscheidene kerken 'Gereformeerd' heten. Hij schrijft over leden van de Gereformeerde Kerken, die buiten het eigen kerkverband kerken. Hij wil hen niet als lid schrappen, indien zij daar kerken waar de waarheid verkondigd wordt, en zij overigens in een situatie verkeren, dat er in hun leer of leven geen aanleiding tot afsnijding bestaat. In onze Hervormde Kerk kennen wij intussen sinds 1992 de akelige mogelijkheid van perforatie. Zo wordt niet alleen het elders kerken gewettigd, maar zelfs het volwaardig lid zijn in een andere gemeente.

De kerkelijke verdeeldheid

Deze is wel een heel grote belemmering inzake de uitoefening van de kerkelijke tucht. Ja, deze heeft de kerkelijke tucht
vrijwel onmogelijk gemaakt, zegt prof. Van 't Spijker. Wie in de ene kerk onder de tucht gezet wordt (of dit aan ziet komen), meldt zich bij een ander kerkgenootschap, of hij houdt geheel het kerkelijk leven voor gezien. Het is toch wel moeilijk vol te houden om te zeggen, dat men door uitsluiting uit de ene gemeente buiten het Koninkrijk Gods komt te staan, en door lid te worden van een andere gemeente daarin weer binnengelaten wordt. T.a.v. de kerkelijke verdeeldheid moest reeds prof. Bouwman in 1912 opmerken, dat deze in de tuchtoefening zeer voorzichtig moet maken, temeer daar er verscheidene kerken 'Gereformeerd' heten. Hij schrijft over leden van de Gereformeerde Kerken, die buiten het eigen kerkverband kerken. Hij wil hen niet als lid schrappen, indien zij daar kerken waar de waarheid verkondigd wordt, en zij overigens in een situatie verkeren, dat er in hun leer of leven geen aanleiding tot afsnijding bestaat. In onze Hervormde Kerk kennen wij intussen sinds 1992 de akelige mogelijkheid van perforatie. Zo wordt niet alleen het elders kerken gewettigd, maar zelfs het volwaardig lid zijn in een andere gemeente.

De pluriformiteit binnen de kerk/gemeente zelf

De veelvormigheid aan levensstijl is ook een belemmering in de uitoefening van de kerkelijke tucht. Ik herinner aan wat ik hierboven aanhaalde uit de actuele situatie binnen de NHK en het synodale rapport over 'Afhouding van het Avondmaal als middel van kerkelijke tucht'.

Ook dit is niet van vandaag of gisteren. Ik noem nogmaals prof. Bouwman, die in 1912 al verzuchtte, dat het leven zo ingewikkeld is. Hij wijst er op, dat aan gemeenteleden niet onder dwang kan worden opgelegd, dat zij zondagsarbeid weigeren.

Inderdaad moet toegestemd worden, dat de wereld sinds het Nieuwe Testament gecompliceerder is geworden. Over het eten van offervlees maakt niemand zich meer druk. Maar hoe is het met vraagstukken als rassendiscriminatie, zondagsbesteding, orgaantransplantatie, inenting, televisiebezit en - gebruik, 'reageerbuisbevruchting', om maar zo eens enkele zaken te noemen. De Bijbel is geen receptenboek, zo zeggen wij wel eens terecht. Dat betekent, dat wij niet zonder meer tot overeenstemming komen door een bepaald bijbelwoord op te slaan. Meningen blijven tegenover elkaar staan. En zelfs kan gemakkelijk aan elkaars christen-zijn worden getwijfeld. Wie zal zeggen in welke praktische waarheid de Heilige Geest vandaag de kerk en de christen leidt?

Van iemand die overgaat naar het boeddhisme of de islam nemen wij wel aan, dat die geen lid van de kerk kan blijven. Maar hoe te handelen met iemand die keer op keer naar Jomanda gaat? Of met iemand, die in de bouw werkt en meebouwt aan een moskee? Of met iemand, die één keer per zondag kerkt in plaats van twee keer en de rest van de dag voor zichzelf houdt; die misschien wel naar het stadion gaat?

Ik heb er geen nauwkeurig onderzoek naar kunnen doen, maar het is mij bekend (en u waarschijnlijk ook wel), dat er kerken zijn, waar het tv-bezit taboe is. Na vermaningen word je geschrapt. Of men stelt, dat je met een tv in huis geen kind mag laten dopen. Of dat je dan gedurende het eerste half jaar dat niet mag laten doen. Bij ons is dit niet het geval. En het is niet mijn bedoeling om die kant uit te gaan. Wel kunnen wij ons afvragen, hoe het met het tv gebruik onder ons is gesteld. De boekjes van Andries Knevel doen je wat dat betreft de schrik om het hart slaan.

Om eens iets te noemen: als wij ontrouw in het huwelijk afkeuren, als de kerkeraden intensieve gesprekken voeren met samenwonenden om het onbijbelse van dat samenwonen duidelijk te maken, wat moeten wij dan met gemeenteleden, die kritiekloos daarnaar kijken op hun beeldscherm? Nee, het is niet eenvoudig om in onze tijd grenzen maar zo aan te geven. En dat is een belemmering in de uitoefening van de kerkelijke tucht.

Hoe verder met de kerkelijke tucht?

Deze vraag dringt zich nu wel op. 'De kerk toont geen opwekkend beeld', merkt dr. L. van Hartingsveld op in het slot van zijn boek over de sleutels van het Koninkrijk der hemelen. 'Ze weet met de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geen raad (...) hoe zal ze op de rechte wijze tucht oefenen over haar leden en ambtsdragers, als ze zo hopeloos verscheurd en verdeeld is? Vanuit de machteloosheid gaan we maar door en leggen ons bij de tot nu toe gevolgde praktijk neer. (...) We zullen weer terug moeten naar de bron.' Hij wijst dan op de heilige plicht ons te oriënteren op de Schriften van het Oude en Nieuwe Verbond.

Kerkelijke tucht, kan dat nog? Het antwoord kan in principe kort en bondig zijn. Het moét! De kerkelijke tucht is eis der Heilige Schrift.

Maar hoe zal de kerk daar vandaag de dag vorm aan geven?

De gemeente als gemeenschap

Zeer wezenlijk voor de uitoefening van de kerkelijke tucht is, dat de gemeente een gemeenschap zij. De noodzaak hiervan klonk al door, toen we de belemmeringen bespraken.

Waar het nu om gaat is dat het echt iets om het lijf moet hebben om bij de christelijke kerk te behoren. Belangrijk is dus de bevordering van het gemeenschapsgevoel. En dat niet op een louter sociale wijze, maar ook in de diepe zin van de gemeenschap met Christus door Woord en Geest.

Bovendien zal het er om gaan, dat wij in die christelijke gemeenschap der gemeente meer en meer toegroeien naar de verbondenheid aan het Woord Gods, en dat wij ervaren, dat wij daarop aanspreekbaar zijn.

Dit kan en zal met zich meebrengen, dat bepaalde dingen in de gemeente van Christus wel en andere niet zullen worden gedaan. Toch wil ik benadrukken, dat het niet gaat om de bevordering van een wettische godsdienst. De kerk is niet als een club met regels, en als je er niet meer aan voldoet, word je geroyeerd. Het gaat om een geestelijke gemeenschap. En meer dan tot regels zal dienen aangespoord te worden tot geloof en bekering. Als gemeenschap der heiligen zal de gemeente dan ook een tuchtgemeenschap zijn. Opdat Christus gestalte in ons krijgt.

Ambtsdragers en gemeente

Binnen die gemeenschap vanuit Christus zal het ook moeten kunnen lijden, dat men elkaar onderling vermaant en aanspreekt op een levenswandel naar het Woord van God. Dit kan bijv. ook rondom de geopende Bijbel op een kring. In de Reformatie is steeds weer (in de lijn van Matth. 18) gewezen op het belang van het onderlinge vermaan in de gemeente. Niet omdat men banden heeft van familie of vriendschap of collegialiteit, maar omdat men tot één en dezelfde gemeente van Christus behoort. In het bijzonder hebben de ambtsdragers hierin een taak. Op het reguliere huisbezoek kunnen dingen aan de orde komen, die tot een vermaning aanleiding geven. Naarmate er bij de bezochte gemeenteleden meer binding is aan het Woord van God, zal men voor zulk een vermaning meer gevoelig zijn. Ook al gaat het er tevens om, dat de ambtsdrager ook vanuit het Woord moet kunnen duidelijk maken, dat de kwestie een vermaning waard is. Dit vraagt van de ambtsdragers veel wijsheid, tact, liefde, mensenkennis en kennis van de Schriften. Ook vragen deze dingen veel geduld. Want de bedoeling van de tucht is niet om zo snel en zoveel mogelijk mensen te 'schrappen', maar om zondaren te behouden van de dwaling van hun weg. Na herhaald vermaan in geval van een bepaalde zonde zal een verdere stap ondernomen dienen te worden.

Dit geldt zeker ook in het bredere verband van heel de kerk, als het gaat om de verkondiging van besliste dwaalleer of het propageren van een levensstijl, die niet naar het Woord is.

Geboorteleden en doopleden

Uit het feit, dat de kerkelijke tucht nauw verbonden is met het Heilig Avondmaal en de eventuele afhouding daarvan, vloeit voort, dat de tucht over geboorte-en doopleden een zaak is, die al bij voorbaat moeilijk ligt. Zij kunnen namelijk niet van het Avondmaal afgehouden worden. Ook kan hun het stemrecht niet ontnomen worden. Gemeenteleden die soms amper zelf weten, dat ze Hervormd zijn en die voor het Woord weinig of geen belangstelling hebben, worden bewerktuigd door de evangelisatiecommissie. Soms zou je voor je gevoel zeggen, dat deze 'gemeenteleden' moeten worden geschrapt. Maar de vraag is of dat dan een zaak is van christelijke tucht of van werelds royement! Omwille van het verbond Gods, met henzelf en hun voorgeslacht opgericht, proberen wij hen vast te houden en met het Woord te blijven benaderen. Ik denk hier aan woorden van ds. W L. Tukker, toen hij schreef over de arbeid-van de evangelisatie en 'zoveel eenvoudig kerkvolk, dat geen verschil weet tussen zijn rechter- en zijn linkerhand'. Mochten we denken, (zo merkt hij op) dat de tijd van de Woordsleutel voorbij is en de tijd van de bansleutel is gekomen, laten we dan beseffen, dat de mogelijkheden voor de kerk en het behoud van de kerk een uiterste clementie vragen en een tot het einde toe aandringen met het Evangelie des vredes.

Een wijs woord uit een klassiek geschrift

Ik wil afsluiten met enkele gedachten van Wilhelmus a Brakel in zijn nog altijd zeer lezenswaardig werk 'De redelijke godsdienst' over de kerkelijke tucht (geschreven rond 1700). Over het algemeen, zo zegt hij, ligt de wijngaard open tot vertreding. Het 'model' is weg. Men weet niet meer hoe 't wezen moet. Men noemt bloeiende gemeenten als er velen tot het gehoor komen. Vele opzieners zijn blind. Men draait het hoofd om bij het zien van iets grofs. Men heeft de rust lief en censureren maakt mensen kwaad. Men zoekt de gunst van mensen. Er zijn wel goede opzieners, maar die weten niet meer hoe 't moet.

Tot opwekking zegt hij tot de ambtsdragers: deze sleutel is u door Jezus toevertrouwd. Wees geen ontrouw portier, die de vijand in de stad laat. Spreek de mensen aan op ergernissen. Als de gemeente dat gaat merken wordt men voorzichtig in wandel. Men moet op elkaar acht geven. Niet uit meesterachtigheid, maar uit liefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kerkelijke tucht, kan dat nog? (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's