Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gij zijt die man (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij zijt die man (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Incest in de gemeente

Leden van de gemeente kunnen zich nauw met het incestgezin verbonden voelen en daardoor een terugkeer van de incestdader in hun gemeenschap als onoverkomelijk ervaren. Uit ons onderzoek is gebleken dat een predikant (of andere ambtsdrager) in een aantal gevallen een voorbereidende en bemiddelende rol kan hebben. Het is eveneens gebleken, met name in gevallen van echtscheiding, dat de incestdader geholpen werd naar een andere gemeente om te zien. Hoewel wij in beginsel vinden dat de incestdader na het belijden van zijn schuld weer in de gemeente zou moeten worden opgenomen, kunnen wij ons ook voorstellen dat dit niet meer mogelijk is. Wij denken aan slachtoffers die met steun van deskundigen en gemeenteleden weer een eigen leven hebben kunnen opbouwen. Dit zou in gevaar kunnen komen als de dader weer deel van de gemeente zou gaan uitmaken. Vooral in besloten en kleine kerkelijke gemeenschappen kan dit voorkomen. Wij zien het als een taak van de predikant, al of niet met deskundigen van reguliere hulpverleningsinstellingen als bijvoorbeeld de GLIAGG, om samen met de dader te zoeken naar mogelijkheden om de verstoorde verhouding met de Heere God, het slachtoffer, de overige gezinsleden en de gemeente te herstellen. Uit het bovenstaande blijkt dat het samen zoeken beperkingen heeft. Zowel de dader als het slachtoffer moeten leren leven met een stukje geschiedenis. Het samen zoeken naar mogelijkheden om verbroken relaties en geschonden vertrouwen te herstellen, maakt deel uit van de pastorale begeleiding waarin in de loop van de tijd meerdere personen kunnen participeren. Dat betekent dat relaties tussen christenen zich niet mogen afspelen in de sfeer van be-en veroordeling. Leven van genade betekent ook leven in vrijheid. De aanvaarding door de predikant, hoe moeilijk ook als het om een seksueel misdrijf gaat, kan de weerspiegeling zijn van Gods aanvaarding. Voor de relatie tussen de predikant en de incestdader betekent de aanvaarding het begeleiden van het proces van het gaan-leven-uitde-vergeving. De vergeving is een antwoord op persoonlijke schuld en we weten ons in deze situatie door de Heere God aanvaard. Dat is de verzoening, die niet tekort doet aan de gebrokenheid van het leven. De predikant wil een eind met die ander meelopen, in zijn lijden delen en in de vreugde van de vergeving.

Schuld

Wij zoeken de wortel van 't kwaad
en vragen wie de schuld heeft,
maar het diepste raadsel is God
die met ons mensen geduld heeft.
(P. Simoons)

Wanneer iemand zijn schuld uitgesproken en beleden heeft, is de aanvaarding in de gemeente van belang. In de rechtvaardiging van de goddeloze wordt zichtbaar de aanvaarding van de mens. Dit is het hart van de reformatorische theologie. Het pastorale gesprek speelt zich af in een klimaat van aanvaarding. In de omgang met elkaar mag ervaren worden, dat we allen van genade leven. Genade wil zeggen, dat de Heere God mensen onvoorwaardelijk aanvaardt. Aanvaarding doorbreekt de angst en geeft 'moed om te zijn': daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot de heerlijkheid Gods (Rom. 15 : 7).

Gemeenschap

De kerk is een gemeenschap van gelovigen en we hebben elkaar nodig om ons zondaar-zijn te ontdekken. Want nergens anders en op geen andere wijze weet de mens van de zonde dan in de kerk en door de prediking en de belijdenis. Bij bijvoorbeeld de maatschappelijk werker of de psychiater zal dit niet gauw aan de orde komen. In de kerk, de kerkgang, de prediking en de eredienst kunnen we het eigenlijke mysterie van ons bestaan ontdekken en bewaren. De predikers van het Evangelie moeten daar ook werk van maken. Ze moeten de zondaar aan zichzelf ontdekken. 'Dan pas zijn ze helemaal bezig met de menselijke existentie, tot op de bodem. (A. A. van Ruler, Ik geloof).

Veel predikanten voelen het als hun roeping de Boodschap van de vergeving door te geven. Die Boodschap is immers voor hen het hart van het Evangelie. Maar zonder bewustmaking van door het geweten opgeroepen schuldgevoelens door een prediking die de wet uitlegt als vorm van het Evangelie, stuit alle prediking en pastoraat op een ondoordringbare muur. Vergeven door de gemeente is moeilijk, maar mogelijk en nodig als er erkenning is van schuld èn volledige acceptatie van de gevolgen. Teo van der Weele schrijft dit in zijn boek over hulpverlening aan incest-slachtoffers. Er is nogal eens de misvatting dat als je iets beleden hebt aan de Heere God, al of niet ten overstaan van de gemeente, er dan eigenlijk niet meer over gepraat mag worden. Maar de gevolgen van de incest blijven huizenhoog 'staan!

Meer-sporen-beleid

De predikant komt in de regel eerst in contact met het incestslachtoffer. Na dit (eerste) contact komt hij vrijwel onmiddellijk voor de keuze te staan of hij in staat en bereid is om het incestslachtoffer, de incestdader, de moeder en eventueel andere gezinsleden pastoraal te (blijven) begeleiden. In de reguliere hulpverlening is al langere tijd sprake van een drie-of meersporenbeleid in de opvang en begeleiding van incestgezinnen. Dit beleid, waarin het incestslachtoffer, de incestdader en andere gezinsleden apart begeleid worden, is historisch gezien een uitwerking van het in de jaren zestig en zeventig in zwang geraakte systeemtheoretisch denken. Het systematisch denken was (en is) een belangrijke stroming in de psychologie, naast psychoanalytische, leertheoretische en humanistische stromingen. De meeste gezinstherapeutische benaderingen zijn gebaseerd op principes uit de systeemtheorie en aangezien incest plaatsvindt binnen het gezin leek een systematische aanpak ook hiervoor het meest geëigend. Trefwoorden die wij voortdurend tegenkomen in die bundeling van krachten zijn loyaliteit en binding. Het meersporenbeleid krijgt gestalte in de eenheid van (instellings)doelstelling, afstemming van de theoretische en therapeutische motieven van behandelaars en de concrete invulling van de hulpverlening. Kortom: De reguliere hulpverlening is zich ervan bewust dat het begeleiden van meerdere leden van het incestgezin door één hulpverlener onmogelijk en zelfs onverantwoord is.

Van de predikant als 'pastorale hulpverlener' zou hetzelfde gezegd kunnen worden. Hij ziet zich in vrijwel alle gevallen genoodzaakt om meerdere leden van het incestgezin pastoraal te begeleiden. Op grond van het bovenstaande en uit ons onderzoek moeten wij zeggen dat dit voor hem eveneens bijna onmogelijk en zelfs onverantwoord is. De predikant zal door middel van bijvoorbeeld collegiale samenwerking, samenwerking met ambtsdragers uit de gemeente en samenwerking met reguliere hulpverleningsinstellingen, een pastoraal meersporenbeleid moeten creëren. Op deze wijze kan hij pastoraal verantwoord pastorale zorg verlenen en beschermt hij zichzelf tegen mogelijke (over)identificatie met het incestslachtoffer of de incestdader.

Preventie

In de eerste plaats willen we een vorm van preventie noemen die kan leiden tot een vermindering van het aantal gevallen van seksueel misbruik van jeugdigen. Door deze vorm kan veel leed voor slachtoffer en omgeving in de acute fase en op langere termijn voorkomen worden. De predikant heeft een aantal 'middelen' tot zijn beschikking. Vooral door middel van de catechese en de prediking, maar ook in kringwerk, groeps-of individueel pastoraat, kan hij preventief werken.

De vier artikelen willen wij samenvatten in de onderstaande punten. Het letten op en opvangen van signalen, het praten met en preken over lijkt ons een essentiële bijdrage om het taboe op de zonde van incest te doorbreken, de zonde te bestrijden en zo veel mogelijk uit te bannen:

- Incest kan in 'alle' gezinnen, dus ook in kerkelijke gezinnen, voorkomen;

- Incestgezinnen ervaren de 'buitenwereld' als bedreigend en leiden meestal een geïsoleerd of zeer aangepast bestaan;

- Het vermoeden of de ontdekking van incest brengt een schok teweeg in de gemeente;

- Kinderen mogen 'nee' zeggen tegen misbruiksituaties;

- Kinderen mogen weglopen uit misbruiksituaties; ;

- Kinderen kunnen uit het gezin worden geplaatst;

- Een kind is nooit schuldig aan het seksueel misbruik;

- Een jongen kan ook incestslachtoffer zijn en een vrouw incestdader;

- Benadrukt kan worden dat incest een misdrijf (zonde) is en dat er naast straf ook vormen van behandeling mogelijk zijn, waardoor herhaling van het misdrijf kan verminderen

- Predikanten mogen sommige geheimen niet voor zichzelf houden;

- Zij kunnen collegae en/of deskundigen van hulpverlenende instanties raadplegen, problematiek als incest bespreken in ministeries of andersoortig collegiaal overleg of deelnemen aan intervisiebijeenkomsten.

En tenslotte willen wij een vorm van preventie noemen die vooral gericht is op het beperken en verminderen van (latere) gevolgen van seksueel misbruik. Ook hier geldt dat het open staan voor signalen en het aanspreekbaar zijn van groot belang is. En, incestslachtoffers kunnen pas op hoge leeftijd over hun trauma (kunnen) praten.

Soms leidt hulpverlening en wij noemen in dit verband ook de pastorale zorg vooral in de fase van de onthulling van het geheim, tot een verdere traumatisering van het slachtoffer. Dit is vooral het geval wanneer het slachtoffer door verschillende hulpverleners en daarbij rekenen wij ook de predikant steeds weer met het misbruik wordt geconfronteerd. De school kan bij de preventie een belangrijke rol vervullen, bijvoorbeeld door het benoemen van een vertrouwensleerkracht waartoe ook de predikant zich zou kunnen wenden voor overleg of advies.

Kortom: Uit ons onderzoek blijkt dat een groot aantal predikanten preventief werkt en incest aan de orde stelt in catechese en prediking. Afhankelijk van de modaliteit of kerk, brengen zij incest ter sprake in verloofdenkringen, in huwelijkscatechese en huisbezoeken. Anderen, die de incest wat minder nadrukkelijk aan de orde stellen, maar er wel mee te maken hebben ge­ had, stellen zich kennelijk zo op dat zij toch aanspreekbaar zijn voor de slachtoffers. Als voorbeelden voor de prediking hebben wij, buiten de bekende Bijbelgedeelten, ook de catechismusprediking (H.C. Zondag 39 en Zondag 41) en de prediking over de Dekaloog (het vijfde en zevende gebod) gehoord.

Tenslotte: In een reeks van vier artikelen hebben wij getracht een zeer gevoelig probleem, dat ook in onze kerken speelt, te bespreken. Naast het onderzoek, dat ook in handelseditie te verkrijgen is, zal in het voorjaar van 1996 het boek 'Verraden Vertrouwen' bij dezelfde uitgever verschijnen. Het boek gaat eveneens over incestdaders en hun gezinnen en is meer op de praktijk van het pastoraal handelen gericht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Gij zijt die man (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's