Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doet dit tot mijn gedachtenis (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doet dit tot mijn gedachtenis (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. dr. J. van Beelen, Doet dit tot Mijn gedachtenis, uitgeverij J. J. Groen en Zoon, Leiden 1996, 247 blz., prijs ƒ 39, 95.

Inleiding

Op jl. 31 januari 1996 promoveerde aan de R.U. te Leiden dr. J. van Beelen, Ned. herv. predikant te Randwijk op een dissertatie, getiteld Doet dit tot Mijn gedachtenis. De ondertitel luidt: Een onderzoek naar de relatie tussen avondmaal en ambt: over avondmaalsmijding van ambtsdragers èn het probleem van de bediening. Graag wil ik op verzoek van de redactie in twee artikelen aandacht vragen voor deze studie. Laat ik beginnen met de jonge doctor van harte geluk te wensen met de bekroning van zijn jarenlange studie. De promotieplechtigheid in de stijlvolle Senaatskamer in het Leidse academiegebouw was een groot moment voor de promovendus en zijn gezin en familie. Op de vragen van de opponenten gaf Van Beelen kort en zakelijk antwoord. In de laudatio gaf de promotor prof. Van de Beek te kennen dat hij hoopte dat de studie in de kerk tot een goed gesprek zou leiden. Nu, dit laatste is zeker gebeurd. Te meer omdat Van Beelen in dit boek een standpunt verdedigt dat bepaald niet in het verlengde hgt van de gereformeerde traditie. Dat is moedig. Hij maakt het zich niet gemakkelijk. Al meteen maakten kranten en tijdschriften melding van het boek. Interviews volgden en ook werd er door het Seminaria van de Nederlandse Hervormde Kerk een studiedag aan het boek gewijd onder leiding van drs. H. de Leede. Het is de vraag van de redactie van de Waarheidsvriend of ik in dit artikel de inhoud van het boek in grote lijnen voor de lezers wil weergeven en daarna in een tweede artikel een verslag wil geven van de studiedag in Hydepark.

Aanleiding tot de studie

In 1986 verscheen namens het moderamen van de synode van de Hervormde Kerk een herderlijk schrijven, getiteld Ambt en Avondmaalsmijding. In dit rapport komt het verschijnsel aan de orde, dat er in de Hervormde Kerk vragen leven over het feit dat er ambtsdragers zijn die geen avondmaalsgangers zijn. Kan dit wel? Het rapport stelt concluderend dat er geen scheiding mag worden gemaakt tussen de roeping tot het ambt en de roeping tot het avondmaal. Ambtsdragers behoren het avondmaal niet te mijden. Vanuit dit gegeven is Van Beelen twee dingen gaan onderzoeken:1) Is het ambt onmisbaar bij het avondmaal? ' 2) Hoe zit het met de niet-deelnemende ambtsdragers? Nadat hij zich in hoofdstuk 1 hierover verantwoord heeft, werkt hij de probleemstelling in hoofdstuk 2 t/m 6 verder uit.

Avondmaalsmijding

In hoofdstuk 2 houdt de auteur op een breed veld van de kerk in de loop der geschiedenis een speurtocht naar het verschijnsel van de avondmaalsmijding. Het blijkt dat deze vooral voorkomt bij de piëtistische stroming binnen het gereformeerd protestantisme.

In de Middeleeuwse kerk en de latere rooms-katholieke traditie is wel onderscheid gemaakt tussen de sacramentele en de geestelijke communie. Bij het laatste is het gebruik van de elementen in het avondmaal niet per se nodig. In de Vroeg-Gereformeerde Reformatie benadrukt Zwingli de gedachtenis van Christus in het avondmaal, terwijl Calvijn de presentie van Christus door de Heilige Geest bepleit. Beiden kennen geen avondmaalsmijding. Evenzo is het in de Hollandse vluchtelingengemeente te Londen. Verder wordt uit allerlei kerkelijke bepalingen van de Gereformeerde Kerk in ons eigen land duidelijk dat men er vanuit ging dat gemeenteleden die belijdenis hadden afgelegd ook ten avondmaal gingen. Er is sprake van verplichting, doch met de nodige pastorale soepelheid. Ambtsdragers die niet ten avondmaal gaan komen niet voor. In een uitgave van de Heidelbergse Catechismus te Emden signaleert Van Beelen een andere formulering van vraag 81 dan de gangbare versie: 'Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld? ' In de Emdense uitgave klinkt het meer verplichtende: 'Welche sollen zu dem Tisch des Herren kommen? ' (Ik wijs er op dat deze formulering de oorspronkelijke is, die ook in de eerste druk te Heidelberg voorkomt. Onze gangbare formulering is dus een afwijking van de oorspronkelijke).

Vervolgens onderzoekt Van Beelen de praktijk onder de Puriteinen in Amerika.

Daar heeft men wel de 'half way covenant' gekend. D.w.z. niet wedergeboren personen kunnen wel belijdend lid van de kerk worden (uitwendig), maar ze zijn geen avondmaalsganger. Avondmaalsmijding komt men ook tegen bij de bevindelijken in Oost-Friesland en onder de mannen van de Nadere Reformatie, zoals bij Smytegelt en Van Lodenstijn. Anderen, zoals W. a Brakel, kenden geen avondmaalsmijding, maar wezen wel op de noodzaak van de zelfbeproeving. In deze zin ook P. Immens. Tenslotte: in Schotland kennen de 'Lowlands' in het zuiden geen avondmaalsmijding, de 'Highlands' in het noorden wel. De conclusie is dat het probleem van de mijding van het avondmaal door de ambtsdragers in een bredere context moet worden gezien, namelijk die van de avondmaalsmijding in het algemeen.

De bedienaar van het avondmaal

In hoofdstuk 3 komt de vraag aan de orde hoe in de kerken gedacht wordt over de vraag wie het avondmaal bedient en waarom? In het LIMA-rapport van de Wereldraad van Kerken is vooral de representatiegedachte aanwezig. De voorganger handelt in de naam van Christus (christologisch kader). Nu eens benadrukt men dat het ambt tegenover de gemeente staat, dan weer stelt men dat Christus zelf in het ambt aanwezig is, of Christus wordt er door gerepresenteerd, maar ook is Christus door het verkondigde Woord tegenwoordig. Dus een sterke nadruk op het ambt. Het bezwaar hiervan is dat de ambtsdrager te veel op de voorgrond komt te staan. Dat standpunt vinden we in afgezwakte vorm bijv. bij de Lutheranen, in de kerkorde van de VPKN enz. Men kan het ambt ook zien in pneumatologisch perspectief. De Heilige Geest neemt mensen in dienst en verleent hen gezag. Te denken valt aan Calvijn en Van Ruler. Tegenover deze ambtsopvatting waarbij sprake is van een tegenover, is er een ander uitgangspunt, namelijk dat het ambt een functie van de gemeente is. De gemeente verleent iemand volmacht. Als het dan gaat om de plaats van het avondniaal, dan wordt het zo gezien dat het avondmaal niet zozeer bediend wordt als wel gevierd. Als Van Beelen dieper ingaat op de vraag welke ambtsdrager(s) het avondmaal mag (mogen) bedienen, dan zoeken velen het criterium in de 'ordinantie' en komt men vooral bij de predikant uit. Overigens wordt hier verschillend over gedacht. Sommigen vinden dat ook andere ambtsdragers het avondmaal mogen bedienen, anderen vinden dat in noodgevallen ook niet-ambtsdragers hiervoor in aanmerking komen. Weer anderen zien de bediening ervan niet aan het ambt gebonden, vooral als men de 'viering' van de gemeente als uitgangspunt kiest.

Het Nieuwe Testament

In hoofdstuk 4 legt Van Beelen zijn exegetisch materiaal op tafel. Het is een boeiend en tot tegenspraak prikkelend hoofdstuk. Hij zet in bij 1 Corinthe omdat in deze brief de meest directe informatie over zowel de deelname aan het avondmaal als de plaats ervan in het gemeenteleven aan de orde komt en omdat juist deze brief in de discussie over de avondmaalsmijding een centrale rol speelt. (11) We noemen enkele punten. Het gaat in de gemeente van Corinthe om de misstand dat er een kloof bestaat tussen rijken en armen. Dat geeft veel verdeeldheid. Het treedt in de avondmaalsviering schrijnend aan de dag. Er is daarbij geen onderscheid aan te nemen tussen de maaltijd en het bijzondere breken van het brood.

In 1 Cor. 11 : 24 vertaalt Van Beelen: dit is mijn lichaam dat voor u is. Het lichaam (soma) slaat dan zowel op het verbroken lichaam van Christus als op de gemeente. Zoals dat ook in vers 29 het geval is (die eet en drinkt zichzelf een oordeel als hij het lichaam niet juist beoordeelt). Paulus Iaat zien dat niet het wegblijven van het avondmaal, maar de juiste wijze van aangaan de oplossing is in de crisis. In 1 Cor. 10 : 16 en 17 spreekt Paulus ook over het avondmaal. De achtergrond is de onmogelijkheid om zowel aan heidense offermaaltijden deel te nemen als aan het avondmaal des Heeren. Paulus spreekt hier eerst over de beker en dan over het brood (in die volgorde) om vanuit de woorden over het brood rechtstreeks over te kunnen gaan op de gedachte dat het lichaam de gemeente is. Vers 16 staat in dienst van vers 17. Aan de uitdrukking: wij' (het brood dat 'wij' breken) verbindt Van Beelen de conclusie dat het avondmaal niet bediend wordt door een ambtsdrager, maar door de gemeente zelf gevierd wordt. Ook bespreekt hij nog andere pericopen, bijv. de instellingswoorden in de Evangeliën. Bij Lukas 22 : 19 merkt hij op dat de opdracht: doet dit tot mijn gedachtenis geen opdracht betekent om het avondmaal ambtelijk aan anderen mee te delen, maar om het brood onderling te delen. Ook enkele ex-canonieke boeken, zoals de Dichachè, worden nader onderzocht.

Systematische doordenking

In hoofdstuk 5 volgt een systematische doordenking. Het avondmaal is expressie van de gemeenschap met Christus en met elkaar als gemeente. Het komt niet van de andere zijde naar de gemeente toe. Het wordt niet bediend. (203) Als er een bedienaar zou optreden wordt de directe band tussen Christus en zijn gemeente bij het avondmaal verstoord. Op het ambt als zodanig gaat Van Beelen (helaas) niet in. Hij zegt: Ambten kunnen er wel zijn geweest, maar zij constitueren de gemeente niet. Er zal wel een leider geweest zijn voor de goede orde bij het avondmaal, maar dan gaat het nog niet om een ambtelijke handeling. Hij signaleert een verschil tussen prediking en het avondmaal. De prediking is verkondiging aan de gemeente en het avondmaal is verkondiging door de gemeente. De term sacrament moet liever niet gebruikt worden. Beter is het over een maaltijd te spreken. Ambtsdragers hebben geen voorbeeldfunctie bij het avondmaal. Vindt men dat ze wel moeten deelnemen dan zal men met andere argumenten dan van een voorbeeldfunctie moeten komen. Als de avondmaalsviering verkondiging is door de gemeente, ligt de spits niet zozeer bij het persoonlijke. Het persoonlijk geloof is niet in geding. (218)

Het avondmaal als gave staat op één lijn met lied, gebed enz.

Kerkrecht

In het laatste hoofdstuk gaat Van Beelen in op de wijze waarop in de kerkorde van de VPKN over het avondmaal wordt gesproken. Als daarin toch van bediening sprake is naast viering acht de auteur dat niet juist. Hij komt op voor een vorm van een maaltijd die past bij de cultuur waarin men leeft. Brood past het beste in onze cultuur. Gaf het geen ongemak dan zou ook te denken zijn aan andere ingrediënten. Tenslotte komt nog de tucht ter sprake. Niet zozeer als iets dat aan het avondmaal vooraf gaat, maar dat vervlochten is met het geheel van het gemeenteleven. Het boek besluit met een samenvatting in het Engels, een literatuurlijst en een register van personen, (wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Doet dit tot mijn gedachtenis (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's