Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Viering en vrucht (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Viering en vrucht (7)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er wordt wel gezegd dat er rondom het Avondmaal geen tucht wordt uitgeoefend. Dat dit niet juist is, blijkt hieruit dat het formulier om het Avondmaal te bedienen duidelijk ons voorhoudt wie er wel en wie er niet aan de Tafel des Heeren mogen aanzitten. Ook de censura morum wil eraan meehelpen dat de Dis van het Nieuwe Verbond heilig wordt gehouden.

Deze 'tuchtoefening' is altijd medisch en niet juridisch van aard. Zoals een arts eerst de diagnose stelt en vervolgens het geneesmiddel zoekt, zó is het ook met de tucht rondom het Heilig Avondmaal.

Zoals bekend zal zijn komt het woord 'tucht' van een werkwoord 'tiegen'. Dit werkwoord betekent: trekken. Het wil dus zoveel zeggen dat als er tucht geoefend wordt men wordt gewezen op èn getrokken naar het goede. Beter gezegd: naar het allerhoogste en eeuwig goed.

Dat gebeurt evenzo in de voorbereidingspreek. Wanneer men de kerk uitgaat, weet men maar al te goed of de Tafel des Heeren ontsloten of gesloten is.

Nu is het mij niet onbekend dat er veel strijd en worsteling kan zijn, niettemin móet men niet beweren dat men niet weet of men wèl of niet mag aangaan. In een duidelijke voorbereidingspreek hoort men waar men staat voor God alsmede waar men gelegerd is. Eenvoudig gezegd: men is als een goddeloze gerechtvaardigd door het geloof om niet of men is het niet. Het is van tweeën één: of men zoekt z'n zaligheid buiten zichzelf in Christus alleen of men doet dit niet. Een tussenweg bestaat niet.

Wellicht dat iemand denkt dat er tussen zwart en wit toch ook de kleur grijs wordt gevonden. Dat is inderdaad het geval. In de kerk gaat dit evenwel niet op. Men zoekt in Christus alles of men doet het niet!

Kenmerken

Toen ik hier en daar iets nalas over de voorbereidingspreek, trof ik een zin aan die mij nogal bezig heeft gehouden. De schrijver betoogde dat er in de preek duidelijk gesproken moest worden over de 'kenmerken' van het nieuwe leven en die van het oude leven. Positief was dat de schrijver vertelde dat dit gedaan móest worden op grond van de tekst, in een schriftuurlijk, 'Geestes-doorgloeid' betoog. Deze 'kenmerken' mochten maar niet een dorre opsomming zijn.

Over de 'kenmerken' van het geloof is er in het heden, doch ook in het verleden, veel te doen geweest.

Dat er van 'kenmerken' des geloofs gesproken kan worden, zal niet ontkend worden. Toch houd ik het maar liever èn in de voorbereidingspreek èn in het pastoraat bij het ene kenmerk. En wat zou het ene kenmerk anders zijn dan het geloof in Jezus Christus. Wij lezen immers in Johannes 3 : 36: Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toom Gods blijft op hem'.

Het geloof in Jezus is hèt kenmerk bij uit­ stek. Niet allerlei bevindingen, hoe mooi en goed die ook mogen zijn. Ook niet de bekering of een belofte. Zelfs allerlei gevoelens spelen geen rol, ofschoon zij wel warmte geven aan het geloof. Maar uiteindelijk is toch dit hèt kenmerk: het geloof in Jezus. Het geloof doet ons aangaan aan de Tafel des Heeren. Alleen het geloof laat ons zeggen: 'Ik zal mijn hand op Jezus leggen; amen op Zijn offer zeggen'.

Het geloof, ontstoken door de Heilige Geest in ons hart, laat ons èn met schroom èn met vrijmoedigheid aangaan.

Met schroom, omdat het de heilige dis van het Nieuwe Verbond is en de Heilige Zelf aanwezig is. Maar óók met vrijmoedigheid, omdat de Heere Zelf als de hemelse Gastheer vriendelijk en welmenend nodigt.

In de voorbereidingspreek moet dus alle nadruk vallen op het geloof. In de prediking moet de gemeente bewaard worden voor en beschermd worden tegen het zoeken van allerlei kenmerken in en bij zichzelf.

Hierboven legde ik nadruk op het geloof in de voorbereidingspreek. Ook kan alle accent op de liefde worden gelegd. In Johannes 21 horen wij Jezus aan Petrus de vraag stellen of de rotsman Hem liefheeft. Het antwoord is: 'Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb'. Geloof en liefde, twee 'kenmerken' die in een voorbereidingspreek nooit of te nimmer mogen ontbreken. Zij doen ons zien op wat de Heere werkte en schonk en zij bewaren ons voor 'navelstaarderij'.

Calvijn

Naar mijn mening heb ik voldoende aangetoond in dit en in het vorige artikel dat het de Heere er bij het Avondmaal niet om gaat, dat de mens in zichzelf ook maar enige waardigheid zou vinden. Nooit geeft die zogenaamde waardigheid enig recht om aan de Tafel des Heeren aan te gaan. De waardigheid ligt buiten de mens. Zij wordt gezocht èn gevonden in Christus alleen. Alleen door het geloof in Jezus Christus is er een plaats ingeruimd aan de dis van het Nieuwe Verbond.

In de weg van het geloof, waarbij men afziet van zichzelf en opziet tot Christus, ontvangt men de gerechtigheid van de Borg. In Hem ziet de Vader een mens als had men nooit één zonde gedaan. Heilig en rein, rechtvaardig in Christus!

Calvijn zegt in zijn Institutie (boek IV, XVII, 42) het volgende: 'Daarom is dit de enige en beste waardigheid die wij aan God kunnen aanbrengen, dat wij Hem onze gerechtigheid, en om zo te zeggen onze onwaardigheid aanbieden, opdat Hij door Zijn barmhartigheid ons Zijner waardig make; dat wij in onszelf de moed opgeven, opdat wij ons in Hem mogen troosten; dat wij ons vernederen, opdat wij door Hem worden opgericht; dat wij onszelf aanklagen, opdat wij door Hem rechtvaardig gemaakt worden'.

Belijdenis

Alvorens ik nu overga tot de viering zelf en wat daarbij beleefd wordt (men mag ook zeggen: ondervonden wordt) wil ik toch eerst nog zeggen dat ik het een goede zaak acht dat in de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk expliciet staat geschreven dat het afleggen van de belijdenis des geloofs een kerkelijk recht geeft om aan de Tafel des Heeren aan te zitten. Het is mij uit gesprekken met vertegenwoordigers uit de Gereformeerde Kerken ter plaatse niet onbekend dat sommigen hieraan weinig of geen waarde hechten. Dat is ook wel logisch als men bedenkt dat de kindercommunie een legitieme plaats ontvangt.

Persoonlijk zou ik toch wel expliciet willen vasthouden aan het afleggen van de belijdenis des geloofs. Zij geeft uitdrukking aan een zekere geloofskennis in het openbaar d.i. in het midden van de gemeente. Daarbij hecht ik veel waarde aan het kerkelijk recht.

Nu kan men mij voorhouden dat het niet zozeer om een kerkelijk recht gaat om aan de maaltijd des Heeren te mogen deelnemen. Het gaat - zo wordt er wel gezegd - om het Goddelijk recht.

Dit laatste zal ik niet helemaal ontkennen. Toch moeten wij het kerkelijk en Goddelijk recht niet tegen elkaar gaan uitspelen. Zelfs ben ik geneigd om te zeggen dat men gevaarlijk spel speelt als men dit doet. Het gevaar is namelijk dat men het kerkelijk recht van lagere orde acht dan het Goddelijk recht. En nog één stapje verder en het kerkelijk recht heeft helemaal geen waarde meer. Dit laatste acht ik niet alleen onjuist, maar zie ik ook als een grote en grove dwaling. Daarmee doet men tekort aan de kerk. Niet alleen omdat de kerk een planting Gods is, maar niet minder is zij een deel van het lichaam des Heeren. Hoe ellendig en jammerlijk de kerk eruit ziet, hoezeer moeder haar kinderen soms niet die verzorging geeft die zij nodig hebben, ondanks alles blijft zij een deel van het lichaam des Heeren.

En verder: als men meent een Goddelijk recht te hebben om aan de Tafel des Heeren te gaan, zo zie men ook uit naar het kerkelijk recht als men nog geen belijdenis heeft gedaan. Maar andersom geldt precies hetzelfde.

Velen in onze gemeenten hebben belijdenis des geloofs afgelegd, maar zij gaan niet aan het Avondmaal. Dat dit eigenlijk niet kan, zal duidelijk zijn. Als men belijdenis des geloofs aflegt doet men dit niet van een historisch geloof met als inhoud dat men alleen maar de leer beaamt. Wij doen geen belijdenis van de leer, doch wij doen het van het geloof. Welk geloof? Het waarachtig zaligmakend geloof! Daarom, wie daarvan belijdenis heeft gedaan en nog niet aangaat aan de Tafel des Heeren zoeke het aangezicht des Heeren oni vanuit Zijn mond te vernemen wat Hem welbehagelijk is.

Afrondend stel ik: het kerkelijk en het Goddelijk recht sluiten elkaar niet uit, doch in.

Aanweziglieid

Na uitvoerig met elkaar bezig te zijn geweest inzake de voorbereiding van het Heilig Avondmaal, ga ik nu over tot de behandeling van de viering zelf.

Allereerst stel ik dat aan de Tafel des Heeren niet alleen de kinderen Gods aanwezig zijn, maar vooral Jezus Christus.

Hij is maar niet alleen de hemelse Gastheer, maar als zodanig is Hij ook aanwezig. De vraag is wel, hóe Hij aanwezig is. De kerk van Rome zegt dat Christus op de Avondmaalstafel lichamelijk aanwezig is. Dat gebeurt niet 'zomaar'. Daarvoor is nodig dat de priester de instellingswoorden uitspreekt. Pas dan verandert het brood in het lichaam van Christus en de wijn in Zijn bloed.

Het zal bekend zijn dat deze verandering van brood en wijn wordt genoemd: transsubstantiatie. Bij Rome is iedere Avondmaalsviering (eucharistie) een herhaling van het offer van Christus of Golgotha.

Het moet gezegd worden dat Rome goede papieren heeft inzake de transsubstantiatieleer. Bij de instelling zegt Jezus Zelf:

'Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed'. Toch is het niet zo eenvoudig als het door Rome wel wordt voorgesteld. Het werk­ woord 'zijn' kan in de Schrift ook wel staan voor 'betekenen'. Zo moeten wij het óók vertalen wat Jezus tóen heeft gezegd over Zijn lichaam en Zijn bloed. Het brood betekent Zijn lichaam. Hetzelfde geldt van Zijn bloed.

Het zal bekend zijn dat Luther afstand heeft genomen van de leer van de transsubstantiatie van Rome, niettegenstaande heeft Hij over Christus' aanwezigheid bij het Avondmaal toch ook een opvatting waarbij men een aantal vraagtekens kan zetten.

Luther leerde de consubstantiatie. Wat wilde hij daarmee zeggen? Niets anders dan dit: brood blijft brood, en wijn blijft wijn, maar Christus is lichamelijk tegenwoordig onder de tekenen van brood en wijn. Op de vraag, hoe Luther hieraan kwam, daarover graag een volgend keer. (Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Viering en vrucht (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's