Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vierentwintiguurseconomie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vierentwintiguurseconomie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op vrijdagavond 10 mei werd op de jaarvergadering van de Reformatorische Maatschappelijke Unie het thema '24-uurs economie nu of nooit?' behandeld. Gesproken werd over dit thema door de heer A. A. E. M. van Erp, lid van de Tweede Kamer voor de VVD en door ondergetekende. De tekst van de 20 minuten durende toespraak van ondergetekende, voorafgaand aan een forum, is bijgaand geplaatst.

In twintig minuten iets zeggen over vierentwintiguurseconomie is niet eenvoudig voor iemand, die bepaald geen econoom is, maar die gewoon zijn kranten leest en die verder vanuit zijn christelijke overtuiging leeft.

Als ik het verhaal van dhr. Van Erp zo juist heb gehoord, heb ik enige moed nodig om te beginnen, omdat het zou kunnen lijken alsof mijn verhaal ietwat staat buiten de werkelijkheid, die door de vorige spreker is geschetst. Ter verduidelijking: hij zei, dat economisch beleid sterk gerelateerd moet zijn aan de behoeften van de mens, rekening houdend zelfs met menselijk egoïsme.

Joden hebben de gaven om in een verhaal dingen trefzeker te zeggen. Ik lees zulke verhalen graag en ik lees ze veel. Ik laat er hier één volgen. De achtergrond van het verhaal is de gedachte, dat men nooit 'de wereldse geneugten moet houden voor de hoogste, noch de aarde voor de hemel'. Dan volgt het verhaal. Een verhaal over een malemet, dat is een onderwijzer in de joodse traditie; een malemet, die een voettocht maakt om zijn rabbijn te bezoeken, die in een veraf gelegen stad woonde.

'Het was winter, de wandeling was vermoeiend en het weer was grimmig. Opeens kwam de rijkste man van zijn stad voorbij in een weelderig rijtuig, getrokken door vier paarden, met twee reserve paarden achter de koets. Toen hij de malemet zag voortsjokken met zijn pak op zijn rug, beval bij de koetsier te stoppen en vroeg hij, 'Waar ga je naar toe"? De onderwijzer vertelde het hem. "Goed", zei de rijke man, "stap in mijn rijtuig en ik zal je er heen brengen". "Niets op tegen", zei de onderwijzer. Het was bepaald een genot om in de koets te zitten, er waren veel warme, wollen dekens. Bovendien zei de rijke man tegen hem: "Wil je misschien een borrel"? Zo verwarmde de malemet zich met een beetje brandewijn en een stuk koek. Daarna kreeg hij een gebraden gans en nog een slok brandewijn.

Kortom, hij voelde zich als een vorst. Maar opeens wendde hij zich tot de rijke man en hij zei: "Vertel mij alstublieft wat uw wereldse genoegens zijn!" De rijke man keek hem verbaasd aan: "Heb je dat dan niet gezien? Het rijtuig en de paarden en het dure voedsel en de borrel, dat ik mij zelfs op reis kan veroorloven. Wil je soms zeggen, dat dit alles nog niet voldoende werelds genoegen is voor iemand als jij"? "Nee", zei de malemet, "deze zijn uw hemelse genoegens, het toppunt van uw genoegen, maar waar zijn uw genoegens van deze wereld? "

Uit Abraham Joshua Hesschel, 'De sabbat en zijn betekenis voor de moderne mens'.

De laatste zin zou men niet verwachten. Waar zijn uw genoegens van deze wereld? Wat is echter de bedoeling van het verhaal? Een mens kan zó opgaan in rijkdom, in de aardse genoegens, liever: aards genot, dat hij aan het rechte gebruik van wat God ons in deze wereld heeft gegeven niet meer toe komt, er ook zelfs geen vermoeden meer van heeft. Dat is dunkt mij ten diepste ook het geval bij vierentwintiguurseconomie.

Economie

Het woordenboek leert, dat economie allerlei betekenissen heeft. Het is huishoudkunde. In overdrachtelijke theologische zin is het ook 'het goddelijke plan met de mens'. We spreken dan ook over heilseconomie. Verder heeft het de betekenis: 'doelmatige zuinigheid, met spaarzaam gebruik van krachten en geld'.

Een goede huishouding in de maatschappij spaart krachten! Zulk een economie heeft God kennelijk ook in Zijn schepping ge­legd, want bij de schepping was de rust inbegrepen, in de wekelijkse sabbat: de sabbat vóór de mens, en niet de mens vóór de sabbat (Marcus 12 : 27).

We lezen in Exodus 31, dat als de kinderen Israels de sabbat houden, de sabbat onderhouden, deze in hun geslachten is 'tot een eeuwig verbond'. 'Hij - de sabbat - zal tussen mij en de kinderen Israels een teken in eeuwigheid zijn, omdat de Heere, in zes dagen, de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag gerust en Zich verkwikt heeft' (Ex. 33 : 17).

De sabbat

Ik beperk me nu tot de oudtestamentische sabbat, met ook het sabbatsjaars en het jubeljaar. Die waren voor alle mensen gelijk gegeven. Over een klassenloze maatschappij gesproken! Op de sabbat - zo is het met de schepping bedoeld - mag de hele schepping, mag de hele mensheid, ongeacht rangen of standen, rusten. Ook de dieren mogen in de sabbatsrust delen en het land mag er op het sabbatsjaar óók nog een keer in delen. Dat was allemaal bij de sabbatsrust betrokken.

Vanuit de Schrift bezien is rust verder geen ledigheid. Het is toegewijde rust. Ik citeer nog een keer - ik deed het eerder in artikelen over de zondag - de joodse schrijver Abraham Joshua Hesschel in zijn boek 'De sabbat en zijn betekenis voor de moderne mens'. Hij zegt:

'De betekenis van de sabbat is om de tijd te vieren en niet de ruimte. Zes dagen per week leven wij onder de dwingelandij van de dingen van de ruimte. Op de sabbat proberen wij ons af te stemmen op heiligheid in de tijd. Het is een dag, waarop we worden geroepen om te delen in hetgeen eeuwig is in de tijd, om ons te wenden van de resultaten van de schepping tot het mysterie van de schepping. Van de wereld van de schepping, tot de schepping van de wereld.'

'Wat werd op de zevende dag geschapen? ', vraagt Hesschel.

'Kalmte, klaarheid, vrede en rust. Drie daden van God gaven de zevende dag z'n betekenis. Hij rustte. Hij zegende en Hij heiligde de zevende dag. Aan het verbod van arbeid worden daarom de zegen van de vreugde en accent op de heiligheid toegevoegd. Niet alleen vieren de handen van de mens die dag, ook de tong en de ziel houden sabbat.'

De sabbat, als scheppingsgegeven, is een heiligdom in de tijd en als zodanig een afglans van Gods rust na de schepping en zo voor ons ook nu: navolging van God als Schepper.

Slavernij

In de slavernij van Egypte kende Israël echter geen sabbatsjaar en geen jubeljaar. De slavendrijver was het, die hen leidde. Dan kom ik zo op de vierentwintiguurseconomie. Mijns inziens is dat in principe in de eerste plaats een nieuw vorm van slavernij, waarin uiteindelijk de zegen van de sabbat ontbreekt. Zeven dagen aanéén wordt de maatschappij opgejaagd. We weten niet meer van ophouden. Dat zeg ik tegen de achtergrond van het boek van dr. C. B. Postumus Meijers over de zondag, dat als titel heeft: 'Van ophouden weten'. Zijn we in onze moderne samenleving niet slaven geworden van geld, materie en gewin? Het materialisme en de daarop gerichte economie maken een mens tot slaaf van zijn arbeid. Arbeid en economie zijn vooral gericht op winstbejag, in plaats, dat de arbeid een plaats heeft in de zin van het leven.

Gemeenschap

Het tweede, dat ik hierbij zeggen wil is, dat bij vierentwintiguurseconomie de gemeenschap onder spanning komt. Men kan tegenwerpen, dat toch ook in een vierentwintiguurseconomie er ruimte blijft voor rust? Niemand werkt toch zeven dagen achter elkaar? Maar het gaat wel om het ritme, om de week-indeling: zóveel dagen werken, zóveel dagen rust, maar wel in het continueproces van de vierentwintiguurseconomie. Wisselende werktijden binnen het gezin, de gemeente en de verschillende levensverbanden zetten de gemeenschap en de gemeenschapsbéleving op grote spanning. Die gemeenschap en die gemeenschapsbeleving komen per consequenteie niet meer tot hun recht. Dit alles zal de individualisering van de samenleving bevorderen, om niet te zeggen het individualisme en het individualistische levenspatroon.

Dan leg ik uiteraard, vanuit onze christelijke overtuiging, vooral ook het accent op de gemeente, zelfs allereerst op de gemeente, als gemeenschap. Maar ook in sociale zin zal vierentwintiguurseconomie gemeenschapsbedreigend en gemeenschapsondermijnend zijn. Het is een a-sociaal gebeuren. Uiteindelijk betekent dit, dunkt mij, op de langere duur ontwrichting van de cultuur, waarin geen ruimte meer overblijft voor gemeenschappelijke beleving van de dingen en voor gemeenschappelijke bezinning.

Rust

Het derde is het element rust. Het gaat ons onbreken aan echte rust, aan brood-nodige rust. Het gaat ons ontbreken aan stilte, broodnodige stilte. In onze gestresste samenleving hebben we nieuwe oefening in mst en stilte méér dan nodig in plaats van een vierentwintiguurseconomie, waarin alles op spanning komt en opgejaagd wordt. Die rust en die stilte hebben we nodig ter bezinning, om tot ons zelf te komen en tot de diepere zin van het leven voor Gods aangezicht.

Uitputting

Het vierde, dat ik wil noemen, is de uitputting van de aarde. We hebben de mond vol van het milieu. Intussen plunderen we de aarde. Vierentwintiguurseconomie betekent een verhevigde slijtageslag op Gods goede schepping. Vierentwintiguurseconomie zou ons ook wel eens ver weg kunnen voeren van Gods goede schepping en dat, terwijl de grenzen van ons ecosysteem en van onze natuurlijke grondstoffenvoorraden in zicht komen. Bovendien lijkt het in de huidige economische jacht zo te zijn, dat de rijke landen rijker en de arme landen armer worden. Dat is dunkt mij alles in strijd met Gods oeconomia, met Gods huishouding, zoals Hij die in deze schepping heeft bedoeld.

Economie van het genoeg

Wat moet dan uitgangspunt zijn? Ik noem dat met prof. dr. B. Goudswaard: 'De economie van het genoeg'. Dat heeft Goudswaard niet zelf bedacht, maar hij heeft er wel voortreffelijke publicaties over gegeven, uitgaande van wat gepubliceerd is door Anthony B. Crenne, een christeneconoom uit Cambridge.

'Economie van het genoeg' betekent: geen ongelimiteerde economische expansie. De bomen groeien toch ook niet tot in de hemel! Er is een natuurlijk einde aan de groei. Zouden we zo ook niet van de economie moeten zeggen, dat het een keer genoeg is, dat er een einde aan de groei komt? Omdat een al maar voortjagende economie uiteindelijk erosie betekent van de zorg om de medemens?

Enkele jaren geleden waren mensen uit Centraal Afrika hier in Nederland op bezoek, in zendingsverband. Zij hebben toen iets heel treffends gezegd. Ze zeiden op een samenkomst: 'Jullie hebben horloges en wij hebben tijd'.

Wat we nodig hebben is een diep proces van verandering. Niet alleen verandering in het economische systeem, dat dwangmatig, wetmatig bijna, op groei is gericht, maar juist ook een verandering in mentaliteit. Wij mensen moeten er een keer genoeg van hebben, weer zicht krijgen op 'tijd'. Oók om het behoud van de goederen, die God in Zijn schepping heeft gelegd: óók om het behoud van cultuurgoederen; óók om het behoud van waarden en normen; óók om het behoud van de broodnodige rust, waarvoor de Heere God in Zijn goede schepping ons een vast ritme heeft gegeven.

Goed

We hebben een heroriëntering nodig op onze tijdsbeleving. Goed, dat er een zondag is om datgene, wat God ons in Zijn schepping heeft gegeven, recht te gebruiken en ons erop te bezinnen. Vooral om de tijd te heiligen voor Gods aangezicht. Als imitatio Dei, als navolging Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Vierentwintiguurseconomie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's