Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het dogma in prediking en geloofspraktijk (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het dogma in prediking en geloofspraktijk (3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prediking

Van Ruler schreef ooit dat men in het schip der prediking telkens het klotsen van de golven van het dogma hoort (Theologisch Werk I, 63). Dit lijkt me een trefzeker beeld. Het dogma vormt niet de boodschap. De prediking heeft niet het dogma als onderwerp en inhoud, maar haar "onderwerp van behandeling" is de Bijbeltekst, en haar inhoud is het Woord Gods. Maar met dit laatste is meteen gezegd dat de betreffende Bijbeltekst boven zichzelf uitwijst. Wie preekt, bedient het Woord. Prediking is zoals we zagen niet alleen verantwoorde uitleg van de tekst, maar zij verkondigt Gods beloften en geboden, in het besliste besef dat deze ene tekst of pericoop meeklinkt in de grote samenhang van Gods heilsboodschap. Zij doet dat vanuit de overtuiging dat die totale boodschap voor de gemeente van Godswege heilzaam is. Het is deze dogmatische overtuiging die de golfslag tegen het vaartuig van de prediking vormt.

Strikt genomen preken wij niet over een tekst, maar bedienen wij vanuit die ene tekst het Woord dat tot de gemeente komt. Met dit besef staat of valt de christelijke verkondiging. Zodra het gaat ontbreken, ontaardt de prediking tot interessante taalkundige informatie, tot een stichtelijke of onderhoudende toespraak, een moraliserend verhaal of een wijsgerig betoog.

Dit grondbesef nu is de onopgeefbare vooronderstelling van alle rechtgeaarde prediking. In die zin gaat het zicht op het geheel vooraf aan het inzicht in de delen. Dit betekent niets minder dan een betrekkelijk overwicht van het dogma ten opzichte van de preektekst. Daarmee wil natuurlijk niet gezegd zijn dat iedere tekst in een dogmatisch keurslijf wordt gewrongen. Aan een dergelijk euvel maakt men zich schuldig door bijvoorbeeld (het voorbeeld is helaas historisch) een apostolische vermaning tot volharding te ontkrachten door het laconieke commentaar, dat de gereformeerde dogmatiek de afval der heiligen nu eenmaal afwijst! Zo valt men de Schrifttekst in de rede en maakt men die, in een rechtzinnigheid die aan brutale rechtlijnigheid grenst, monddood. Die methode is verwerpelijk.

Wat ik echter bepleit is het besef dat men in de prediking niet als letterknecht in dienst staat van een louter historische en op zichzelf staande tekst, maar dat men de woorden (tot op de letter!) zal spellen en verklaren ten dienste van het heil dat in de Woordbediening wordt bemiddeld. De afzonderlijke teksten zijn geen snippers die verwaaien met de wind, maar ze vormen een onderdeel van het ene Woord dat door de wind van de Geest de harten bekeert en opbeurt. Het eigenlijke uitgangspunt is niet een incidentele tekst, maar de opdracht van de Meester, Die beval dat in Zijn naam gepredikt zou worden de bekering en vergeving der zonden, als vrucht van Zijn lijden en opstanding uit de dood (Luk. 24 : 46v.). Korter gezegd, iedere preek is de voltrekking van Jezus' veelbelovend bevel: Predik het Evangelie' (Mark. 16 : 15). We doen dat vanuit een Schrifttekst, en het is goed om hele Bijbelboeken door te preken. Maar we doen het vooral vanuit de hele Bijbel. Met een luisterend oor naar de uitleg van de kerk der eeuwen, in gemeenschap met confessie en dogma, om willekeur en eigenzinnigheid te besnoeien. Wij zijn niet de eersten die de Schrift vertolken! We doert het vooral vanuit een centrum. Het is het centrum, dat ons door het dogma heilzaam wordt aangewezen: Christus, waarlijk God en waarlijk mens, ons geworden tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing (1 Kor. 1). Paulus kan de hele boodschap op zijn handpalm schrijven: ezus Christus, en Die gekruist (1 Kor. 2).

Moet iedere preek dan over de Gekruiste gaan? Men zegge niet te vlot: natuurlijk niet! Is het kruis niet het brandpunt van heel ons christelijk geloof? Droeg de Middelaar niet daaraan onze zonde? Verwierf Hij daar niet de verzoende gemeenschap met God? Was Hij niet bij uitstek daar de Leidsman en Voleinder van het geloof? Ging Hij daar niet de dood in om haar van binnenuit te overwinnen? En vormt het kruis niet het model van heel ons aangevochten christenleven? Zonder kruis geen opstanding, geen Pinksteren, geen geloof, geen gemeente, geen navolging, geen volharding, geen verheerlijking. Tot in alle eeuwigheid wordt het Lam bezongen, dat ons kocht met Zijn bloed! Wat is er tegen, om de prediking op dit loflied te laten preluderen?

Toegegeven, lang niet elke tekst geeft directe aanleiding om over kruis en opstanding te preken. En ik zou evenmin willen ontkennen dat men er niet wijs aan doet om in het Evangelisatiewerk onmiddellijk met het skandalon (aanstoot, ergenis) van het kruis binnen te vallen, - al zal het hoge woord er toch een keer uitmoeten, op straffe van verraad aan het Kruisevangelie... Maar, gegeven dit voorbehoud, zou ik toch niet weten wat voor schade zowel de boodschap als de gemeente zouden lijden, wanneer wij met Luther zochten naar de (vaak verborgen) samenhang van de tekst met de Gekruisigde Die is opgestaan, al dient hier niets te worden geforceerd.

Deze christologische concentratie is trouwens niet uitsluitend de specialiteit van Luther. Men treft haar, zij het voorzichtiger, maar kwalitatief niet minder, ook bij de reformator van Geneve aan. 'Wat is de Heilige Schrift - zo schrijft Calvijn - anders dan een spiegel om ons God te tonen? Het is nu Jezus Christus Die het levende beeld van God is'. Christus is de ziel van de Wet en het wezen van de Evangelieverkondiging. Er schuilt veel reformatorische waarheid in de leesregel van Noordmans, dat men de evangeliën van achteren naar voren dient te lezen. Allerwege in de evangeliën hebben wij met de Middelaar van doen. Dat zal in de prediking blijken. Laten we geen woord losmaken van het kruis, was Kohlbrugge's goede raad. Al is Christus profeet en priester en koning, deze ambten vormen geen drietal, maar één drievoudig ambt. De profeet is geen andere dan de priester, de koning evenmin, al is het waar dat nu eens het ene aspect, en dan weer het andere meer op de voorgrond treedt.

Dat deze concentratie op de gekruiste Christus niets afdoet aan het trinitarisch patroon van de prediking, blijkt uit de preken van Calvijn zonneklaar. Juist (en alleen) waar Christus in Zijn volbrachte werk het centrum beheerst, daar krijgen wij heilzaam kennis aan God de Vader als Schepper, Rechter en Bewaarder van ons leven. En andersom, waar de Vader ons in heilige ernst ter verantwoording roept, daar doet Hij dat met geen ander doel dan om ons in de armen van Christus te drijven. Een soortgelijke beweging merken we op in het werk van de Heilige Geest. De gepredikte Christus volvoert Zijn heilzame opzet niet zonder de toepassende indaling van de Geest in het hart; en omgekeerd beoogt de Geest niets anders dan onze innige verworteling in Christus, een verborgenheid (de unio mystica) die door het Woordgeloof wordt gedragen, door de hoop in stand gehouden en door de liefde beoefend.

Het is op deze wijze dat het schip van de prediking door de golven van het dogma wordt omspoeld. Dat wil concreet zeggen dat een preek nooit aanspraak maken kan op werkelijk christelijk gehalte en zeggingskracht als daaraan de naam en het volbrachte werk van Christus ontbreekt, de Middelaar Gods en der mensen, hooggeloofd in eeuwigheid.

Het geloofsleven

Evenmin als de prediking wordt het gelóóf uit het dogma geboren. Maar evenzeer als de prediking draagt zij daarvan de sporen. Zoals de prediking door het dogma bij haar centrum wordt bepaald, zo ook het geloof dat uit het gepredikte Woord wordt geboren. Zou alle geloof in wezen niet ontbranden aan de ontmoeting met Christus, in Zijn Evangelie vernomen en door Zijn Geest omhelsd? En zou niet heel het geloofsleven met zijn boete en vergiffenis, zijn strijd en gehoorzaamheid, zijn remmingen en volharding, draaien om het scharnierpunt van de gemeenschap aan Christus? Nu kan men vragen: wat doet het dogma daartussen? Maar die vraag deugt niet. Want het dogma tréédt niet tussen Christus en de gelovige. Het wil juist opruiming houden onder alle obstakels die als wegversperringen tussen Christus en het zondaarshart worden opgeworpen. Het dogma, dat in de prediking en in het geloofsleven naar de letter meestentijds zwijgt, is in die zin verborgen aanwezig dat het ruimte wil creëren voor de rechte kennis des geloofs. Het dogma heeft om zo te zeggen maar ene hartstocht: God drieënig. En het beoogt derhalve slechts één enkel doel: dat wij deze God in Christus zullen kennen en vertrouwen door de Geest en ons hart aan niemand anders schenken. Want het weet dat iedere grond buiten Christus onze dood zou worden. Onverdraagzaam is het dogma, omdat het, als echo op het Evangelie, onze ondergang niet tolereert.

Onder dogmatisch christendom kan men verstaan een vorm van christenzijn dat steil, steriel en levenloos is. Maar dat is een vertekening. In werkelijkheid moet er onder worden verstaan een geloofsleven dat is geënt op het geheimenis van Christus, waarachtig God en mens; een geloofsleven dat is bezield door Zijn dood en Zijn verrijzenis. Zijn gezindheid en Zijn Geest, Zijn belofte en Zijn toekomst. Calvijn zei amen op een woord uit Bemardus' Hoogliedpreken, nl. dat 'de naam Jezus niet alleen licht, maar ook spijs is; ook olie zonder welke elke zielespijs droog is; dat hij zout is, zonder welks bijvoeging al wat voorgezet wordt smakeloos is; dat hij honing is in de mond, muziek in het oor, juichtoon in het hart en tevens medicijn; en dat al wat wordt geredeneerd dwaasheid is, als niet deze naam wordt gehoord'. In hetzelfde verband merkt Calvijn op: 'Daarom, zodra wij ook maar het minste van Hem afwijken, verdwijnt langzaam maar zeker de zaligheid, die in Hem haar vaste zetel heeft, zodat allen die in Hem niet rusten, zichzelf uit eigen beweging van alle genade beroven' (Inst. II, 16, 1).

Het treffende vind ik altijd dat de reformator deze persoonlijke, uitgesproken bevindelijke ontboezemingen uit de pen vloeien midden in zijn dogmatische behandeling van de christologie. Dogma en geloofsleven concurreren hier op geen enkele manier. De doordenking van de doctrina gaat met de beleving ervan hand aan hand. Door het dogma wordt de geloofservaring juist verdiept, en door deze ervaring krijgt het dogma geest en leven.

We ronden af. Het dogma in prediking en geloofsleven! Indien het dogma wordt geabstraheerd van Hem 'in Wie de volle hoofdsom van ons heil en alle onderdelen daarvan zijn samengevat' (Calvijn, Inst. II, 16, 19) zal het licht verworden tot een bloedeloze formule, waardoor de hartslag van de prediking stokt en het geloofsleven verstikt. Maar zolang het functioneert naar zijn wezenlijke bedoeling en dus met Christus vervlochten blijft, is het dogma een heilzame gids die ons leidt naar de Bron, uit Wie zowel de vakkundige dogmaticus als de dogmatisch ongeschoolde het leven put. Ook al heeft men Bavinck niet gelezen, Calvijns Institutie nooit onder ogen gehad, laat staan Heppe ooit bestudeerd, - ook de eenvoudigste gelovige leeft van de verwondering over het grote geheimenis: God geopenbaard in het vlees (1 Tim. 3). En als zo'n eenvoudig mensenkind sterft, dan rest hem niets minder dan hetzelfde Christusmysterie waarin de geschoolde dogmaticus rust. Ze zijn beiden even arm, maar zijn ook beiden even rijk, op kosten van Gods genade in Christus alleen, waarachtig God en waarachtig mens. De bekwame dogmaticus Bavinck kon daarom op zijn sterfbed - 29 juli 1921 - de hele dogmatiek op één kant van een halve stuiver schrijven: genade!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het dogma in prediking en geloofspraktijk (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's