Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gezin en hoeksteen

Gezin en hoeksteen In veel gemeenten is dezer dagen het zogeheten 'winterwerk' weer op gang gekomen. Een belangrijk deel van het gemeentewerk richt zich op de kinderen en de jongeren. In heel wat gezinnen is het bezoek aan de catechisatie en het deelnemen aan het jeugdwerk onderwerp van gesprek misschien wel van discussie geweest. Veel kerkelijke bladen staan dezer dagen vol met artikelen aan jeugd-en jongerenwerk gewijd. Eén van deze bladen die ik onder ogen kreeg, was 'De Wekker', orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland. Op 30 augustus verscheen een themanummer grotendeels gevuld met bijdragen over en voor de jeugd. In zijn rubriek Nader bekeken vervolgt redactielid D. Koole een paar artikelen onder het opschrift 'Wat heeft de kerk voor Jan laten liggen? '. Daarin geeft hij aandacht aan een reactie van een lezer die reageerde op een eerder door Koole geschreven bijdrage onder de titel 'Als Jan niet meer naar de kerk te krijgen is'. De link is duidelijk: Jan is niet meer naar de kerk te krijgen omdat de kerk voor Jan zoveel heeft laten liggen. Koole is van mening dat één van de grote oorzaken die tot de massale kerkverlating van na de Tweede Wereldoorlog heeft geleid, is geweest het uiteenvallen van het gezin als geloofseenheid. 'Het traditionele patroon van het gezin onderging, eerst langzaamaan, later in sneller tempo, verandering'. Het gezin heeft allang niet meer de beslotenheid en geborgenheid als beveiliging tegen invloeden van buitenaf zoals dat vroeger veel meer het geval was.

'Het gezin als kleine leefgemeenschap is open komen te liggen voor invloeden van een cultuur, waarbinnen door heel snelle veranderingen op allerlei gebied alles is veranderd. De industrialisatie, de gigantisch gegroeide wetenschap rond alles wat met het bestaan van mens en wereld te maken heeft, de sterk veranderde maatschappij en sociale verhoudingen, de betere mogelijkheden om werk te vinden en sneller onafhankelijk te zijn, de grotere welvaart en de sterk toegenomen mobiliteit, de veranderde gezagsverhoudingen, die zich op steeds jongere leeftijd ontwikkelende drang tot zelfstandigheid en de gewijzigde rollen in de man-vrouw-verhouding, het zijn enkele van de dingen, die het karakter van het leefpatroon van het gezin grondig hebben gewijzigd. Ook het leefpatroon van het christelijk gezin. Om in dit verband op enkele dingen te wijzen. De sociaal-culturele functie van het gezin (opvoeding, cultuuroverdracht, overdracht van levensgewoonten en zeden, van geloof en gevoelsleven en van de vorming van waarderingsoordelen, om maar enkele dingen te noemen), is allengs in handen geliomen van allerlei maatschappelijke organen, in elk geval steeds meer onder invloed gekomen van maatschappelijke ontwikkelingen en verschijnselen, waarvan school, pers, tv, radio, film, sport en recreatie wel de voornaamste zijn. Die functie is niet alleen het gezin uit handen genomen, het gezin heeft ook inbreuk (moeten) laten doen op de ordening die met name voor de opvoeding van kinderen in de puberale fase voorwaarde is. Met inbreuk op de gezinsordening bedoel ik dat vaste momenten en punten van ontmoeting tussen ouders en kinderen, onder de druk van de claims die de samenleving in al haar functies en culturele uitingsvormen op ouders en kinderen legt, in onbruik zijn geraakt. De schade die daaruit voortvloeit, alleen al in de sfeer van de onderlinge sociale relatie tussen ouders en kinderen, maar ook de geestelijke desintegratie (ontwrichting) die er het gevolg van is, zijn niet in te schatten. Veel gezinnen, ook christelijke, zijn nog slechts een soort duiventil, waar iedereen inen uitvliegt op momenten die verplichtingen elders eisen of toestaan, waardoor de communicatie tussen ouders en kinderen vluchtig is geworden. In het jachtige leefpatroon van onze cultuur worden nauwelijks meer momenten gevonden waarop ouders en kinderen samen de normen en waarden van het leven, voor de christen vooral ook de dingen van geloof en leven in de geest waarin de bijbel erover spreekt, kunnen bepraten en onder ogen kunnen zien. Ouders van de generatie, die nu kinderen aan de samenleving aflevert, zullen met terugwerkende kracht niets of maar weinig meer kunnen doen, maar ouders die nog jonge kinderen hebben, zouden de waarde moeten zien van een discipUnaire ordening van tijd om met hun kinderen, op weg naar hun volwassenheid, elke dag ruimte maken voor gerichte, godsdienstige, sociale en culturele opvoeding. Veel kortsluiting tussen ouders en kinderen op latere leeftijd (de kwade effecten ijlen lang na), veel gevallen van vroegtijdige verlating van het gezin door jongens en meisjes, niet weinig gevallen van suïcide onder christelijke jongeren en een groot aantal gevallen van kerkverlating door jongeren, het heeft allemaal direct of indirect te maken met het grote functieverlies dat het gezin in de voorbije decennia heeft geleden. Als het binnen het gezin op onderlinge geestelijke communicatie en de waarneming van vaste godsdienstige rituelen aankomt, kan op de waarde van deze disciplinaire ordening niet genoeg worden gewezen. Hoewel de geest van de tijd ook andere godsdiensten niet onaangesproken laat, kunnen de disciplines en de ordening waaronder bijvoorbeeld het orthodox-joodse en het islamitische gezinsleven staat, ons christenen tot voorbeeld strekken.'

In een volgende bijdrage (De Wekker, 13 september 1996) merkt Koole op dat een goede geloofsopvoeding toch bestand zou moeten zijn tegen het doorbreken van de geslotenheid van het gezinsleven. In dat verband gaat Koole dan in op de reactie van een lezer dat 'veel geloofsopvoeding vooral gericht lijkt te zijn geweest op een (soms dwangmatig) bijbrengen van het besef van de beperlangen die het geloof het leven van een christen oplegt, zonder de wezenlijke betekenis ervan als integrerend bestanddeel van het leven in al zijn sferen aan te duiden'. Korter en duidelijker gezegd: hoe geef je het leven uit het geloof concreet handen en voeten in het dagelijks bestaan. Geloof is al te veel in de moraalsfeer terecht gekomen. 'Als je naar de kerk gaat, dan ben je daar op tegen en dan moet Je dat doen'. We zijn veel te lang als kerk blijven hangen in vragen van lager orde, aldus Koole, terwijl we er veel te weinig op bedacht zijn geweest dat met name intellectuele jongeren fundamentele vragen op de tafel van de kerk hebben gelegd, vaak zonder ook maar een begin van een poging tot antwoord te krijgen.

'Moeilijke vragen werden in de vijftiger, zestiger en zeventiger jaren afgehouden, weggeduwd, althans naar de kerkmensen toe en zo is er tussen kansel/catechese enerzijds en hoofd en hart van jongeren, die we tot het meer doordenkende deel van de kerkelijke jeugd mochten rekenen, anderzijds, een kloof gegroeid, waarin niet weinig kinderen van het Verbond zijn verdwenen... Nu is dat anders, ik zou bijna zeggen gedwongen anders. De toen al opkomende vragen naar de inhoud en de houdbaarheid van de essenties van het christelijk geloof, vragen ook rond heel belangrijke geloofsnoties (Gods voorzienigheid bv.) en hoe die zich verhouden tot de werkelijkheidservaring van de moderne mens, worden nu tot in de meest orthodoxe kringen op het gereformeerde erf met zorg en in ernst onder ogen gezien. Dat gebeurt dan overigens nogal eens in geforceerde pogingen om oude opvattingen en nieuwe inzichten zoveel mogelijk naar elkaar toe te buigen...'

Theologische twisten en geschillen gaan veelal aan jongeren grotendeels voorbij. We zien dat ook vandaag in het geding om SoW opnieuw gebeuren. Je kunt dat betreuren, maar het zijn wel de feiten.

'De kerken van de reformatie hebben niet altijd voldoende de noodzaak gezien van een evenwicht tussen beschouwing en viering van de geloofsgeheimenissen, van een beleving met het hart van de dingen waaraan het verstand, als we eerlijk zijn, niet altijd, lang niet altijd kan reiken. Aan die viering heeft het in de jaren waarin jonge mensen het wat de kerk betreft gingen laten afweten, te veel ontbroken. Kerkverlating is bij veel jongeren niet alleen of allereerst een kwestie van hang naar ongebondenheid en naar wereldse geneugten. Ook is zij lang niet in alle gevallen terug te voeren op een mislukte of ontoereikende opvoeding. Kerkverlating heeft ook iets te maken met de "verintellectualisering" van het geloof, met de verburgerlijking van het kerkelijk leven en met een te beperkt klimaat om in de kerk persoonlijk en samen met anderen de geheimenissen, de verborgenheden van het geloof en van het koninkrijk der hemelen te leren verstaan en te vieren. Daarop gaat ook de veel gehoorde klacht terug dat kerkmensen elkaar vanuit hun geloof maar zo weinig te vertellen hebben, om over het getuigenis in hun dagelijkse omgeving maar niet te spreken.'

Het zijn lang niet altijd de minst gemotiveerde jongeren die aan de deur van de kerkelijke gemeente kloppen om begrip voor hun opvattingen over de samenkomsten van de gemeente. Het gaat ze ook heus niet alleen maar om vernieuwingen. Het gaat wel om echtheid en zuiverheid in de geloofsbeleving. Om ruimte voor emotie en gevoel in de manier waarop de band aan Christus wordt beleefd. Ik ben het met Koole eens als hij zegt:

'Met dankbaarheid en tot bemoediging mag worden geconstateerd dat in heel wat gemeenten jongeren grote trouw aan de dag leggen. Opmerkelijk is daarbij dat veel jongeren vandaag niet direct uit zijn op geloofsimpulsen in de vorm van nieuwe en gewaagde liturgische evenementen. Bij heel wat jongeren zit, aan de oppervlakte misschien niet zo duidelijk zichtbaar en voelbaar, een diep verlangen om via de middelen die de kerk daartoe heeft, te weten Woordverkondiging en sacrament, de geloofsgeheimen die in de bijbel besloten liggen, in spontaniteit en openheid echt te mogen beleven. En als daarbij hier of daar dan wel eens sprake is van methoden en uitingsvormen die niet helemaal binnen de kerkelijke regels passen, moet men maar niet al te bedenkelijk doen. Wat het laatste betreft moet het verschijnsel van de belangstelling van sommige jongeren voor de charismatische geloofsgemeenschappen ons niet onverschillig zijn...'

Het blijft de moeite waard om opnieuw kansen te benutten die we vaak in onze gemeente nog hebben om jongeren te interesseren voor het christelijk geloof. We komen ze soms in het catechisatielokaal nog tegen, de jongeren die op de rand van de kerk balanceren, zoals Koole ze typeert. We mogen ze proberen voor te houden hoe aantrekkelijk het is om te leven in een persoonlijke relatie met God.

'Het moet ons allen, ook de opgroeiende jeugd van de kerk, iets te zeggen hebben dat in een verloederende samenleving, die moreel al veel dieper in het moeras zit dan wij beseffen (België staat met wat daar op dit moment aan de oppervlakte komt en nog zal komen niet op zichzelf), onder buitenkerkelijke mensen bezig is - iets te groeien van het besef hoezeer onze Westerse cultuur doortrokken en beheerst is geweest van het christelijke geloofsgoed. Sterker en sterker lijken mensen, die dat geloofsgoed overigens niet tot hun persoonlijk geestelijk eigendom rekenen, zich te realiseren waartoe een samenleving vervalt die de normen en waarden van dat geloofsgoed niet meer respecteert. Mogen we als ouderen en jongeren in de kerk beseffen hoe groot de waarde is van wat God ons in de bijbel heeft toevertrouwd, voor de redding van de mens persoonlijk en voor de ordening van ons samenleven met alle mensen op aarde. Onze kinderen moeten maar goed beseffen wat zij laten vallen als zij de relatie met de draagster van het Woord van God beëindigen.'

Hierop aansluitend geven we tenslotte nog een aantal cijfers door over hoe het er voor staat onder jongeren in ons land. In Hervormd Nederland van 31 augustus 1996 stond een sombermakend artikel te lezen onder het opschrift 'Kinderen worden het meest bedreigd door hun ouders'. Aan het slot van dit verhaal werd vanuit gegevens van de Stichting Jeugdinformatie Nederland over 'De staat van jeugdig Nederland', het volgende nog doorgegeven:

'135.000 jeugdigen wonen in gezinnen met een "niet warme opvoedingsstijl"; 210.000 leerlingen van 12-19 jaar zijn niet graag thuis;

250.000 kinderen tot achttien jaar hebben alcoholverslaafde ouders; 8000 kinderen hebben ouders die verslaafd zijn aan harddrugs;

13.220 meldingen van kindermishandeling; 20.853 kinderen tot achttien jaar zijn in 1994 onder een maatregel van kinderbescherming (een kwart meer dan in 1990);

Jaarlijks verlaten rond 40.000 leerlingen zonder diploma de school, vooral jongens en allochtonen;

ruim 20 procent van de leerlingen van 12-19 jaar heeft een laag zelfbeeld;

12 procent van de leerlingen voelt zich vaak eenzaam;

2, 5 procent voelt zich zeer gedeprimeerd;

5, 5 procent van de leerlingen zegt een poging tot zelfdoding te hebben gedaan;

bijna 12 procent van de leerlingen van 12-19 jaar drinkt per maand meer dan veertig glazen alcoholhoudende dranken;

4 procent van de leerlingen gebruikt geregeld softdrugs;

zes-tot zevenduizend jongeren zijn dakloos of zwervend;

3, 8 procent van de jeugd van 12-18 jaar komt wegens een delict in aanraking met de politie; 66 procent van de jeugd van 12-18 jaar zegt zich wel eens aan een delict schuldig te maken;

2, 1 procent van de jeugd van 12-18 jaar is al aan een criminele carrière begonnen.'

Ondanks de jubel van 'paars' over het economisch tij van ons land, maken deze cijfers ons bevreesd hoe het geestelijk onder ons volk zal gaan in de nabije toekomst!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1996

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1996

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's