Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Innerlijke harmonie (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Innerlijke harmonie (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vriendelijke woorden van vrede klinken ons tegen in een psalm:

Zo ik mijn ziel niet heb stilgezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.

Ik zou de rijke troost van deze woorden willen weergeven met wat ik ergens heb gelezen: Deemoedig kinderlijk van toon spreekt hier een begenadigde ziel. Evenals een kind, dat volop van de moedermelk heeft genoten, naar niets anders verlangt dan om aan het warm kloppend hart van de moeder te rusten, zo vraagt de dichter niet anders dan om omvangen te worden door de eeuwige liefdesarmen van de Heere en om van Zijn genadegaven te leven. Alles verwacht hij van zijn God. Vragen doet hij niets meer. De Heere weet wel wat hij behoeft.

Dat is de innerlijke harmonie, waarover we verder willen denken.

We kunnen dit niet beter weergeven dan met de eigen woorden van de Heere Jezus , dat we van Hem leren zachtmoedig te zijn en nederig van hart; zo vinden wij rust voor onze zielen. Die nederigheid en zachtmoedigheid kwamen bij Christus diep vanuit Zijn heilig hart. In Hem was die volmaakte harmonie. Waar die nu in ons als bij de psalmdichter wordt gevonden, is ook de rust, de hoge rust van overeenstemming van alles in ons.

Nu krijgt in ons leven ook een andere harmonie gestalte: het hoge gebod van onze Meester was, dat wij God zullen liefhebben met heel ons hart en met heel onze ziel, ons diepste wezen - dus weer: geen innerlijke gespletenheid - maar ook met heel ons verstand en met al onze kracht. Kort gezegd: met hart en hoofd en hand. De vier snaren van de viool van ons hart stemmen overeen in de melodie van het lied van lof en liefde voor onze Schepper en voor de mens naast ons. Ook daar is dan weer de harmonie. Waar zo geleefd en gespeeld mag worden, horen en zien de mensen om ons heen de harmonie van ons levenslied. Een dichter zingt daarvan:

O vrede van Tiberias,
o heuvels in het rond,
waar Jezus in het zachte gras
de mensen liefhad en genas
en in hun midden stond.

Dit vers is als een schilderij van vrede in het hart, van vrede op aarde. Wij willen ons neerzetten in het zachte gras en meezingen een lied van grote dankbaarheid over zoveel heerlijkheid. Maar we moeten er wel bij zeggen, dat we dit rusten aan de zee van Tiberias niet mogen romantiseren. Het lijkt alles zo vredig: mensen die zich hebben neergevlijd in het zachte gras, dat in deze tijd van het jaar in Israël nog fris en groen is. Ze zitten daar in groepen; er is geen gedrang om als eersten brood en vissen te bemachtigen; er is stille orde. En er is overvloed. Iedereen kan aan het einde van de maaltijd danken:

o Heer, wij danken U van harte voor... overvloed

't Lijkt alles zo mooi, die vrede van Tiberias. Maar wie naar de Schriften luistert, hoort een donkere wanklank, twee zware dissonanten, die de melodie doorbreken.

Vol geestdrift willen de mensen Jezus Koning maken. Met zo'n koning is de broodvraag voor een volk voorgoed opgelost! Stellig speelt in dit verlangen ook mee hun gevoel van dankbaarheid. Maar wanneer zij vol toewijding en haast een lange reis hebben gemaakt om Jezus weer te ontmoeten, groet Hij hen niet vol vreugde over hun moeite, maar valt het verwijt, dat zij wel van de broden hebben gegeten, maar het teken niet hebben opgemerkt. De vermenigvuldiging van de broden was het teken van het komend Koninkrijk, een Koninkrijk niet van deze wereld. Dat hebben zij niet ontdekt. Zij bleven met hun harten aan het uiterlijke brood hangen, en hadden hun harten niet opwaarts geheven naar de hemel..

Schrijnender nog is de andere wanklank. Jezus nu koning maken, betekent voor de Heere een verzoeking. Het is in een vriendelijk gebaar niets anders dan de verzoeking in de woestijn, die Hem de koninkrijken der aarde aanbiedt maar niet in de weg van het kruis. Wanneer Jezus op hun aanbod was ingegaan en zo koning was geworden, hadden zij wel volop brood gehad, maar hun zielen zouden voor eeuwig verkommeren, want zij zagen niet, dat zij verzoening van hun zonden nodig hadden in de diepe weg van het kruis. Niet Tiberias kan redden, maar alleen Golgotha!

Waarom wordt dit zo gezegd? Het is niet de kwade vreugde om door wanklanken het blijde lied van Tiberias te onderbreken. Hier is het dodelijk gevaar van valse rust, een simpele rust, waarvan we genieten maar waarbij we ver blijven van de goddelijke rust, die we niet zoeken en niet vinden. Alleen Jezus' verzoenend sterven geeft rust aan ons hart.

Maar waar Jezus het juk van het kruis op zich heeft genomen en wij Hem als onze Koning aan het kruis hebben leren kennen, daar komt de vrede, daar is de harmonie: de mens, die met God verzoend is.

Daar klinkt het innige loflied: De lofzang is stilheid voor God in Sion. Stil zijn, omdat alles goed is, omdat Hij alles goed maakt. Omdat God ons met Christus alle dingen schenkt.

Nu kennen wij een vrede meer dan die van Tiberias, de vrede van de psalmist:

Mijn ziel is immers stil tot God;
Van Hem wacht ik een heilrijk lot;
Hij immers zal mijn rotssteen wezen...

Vol dankbaar vertrouwen zingen we verder:

Doch gij, mijn ziel, het ga zo 't wil.
Stel u gerust, zwijg Gode stil;
Ik wacht op Hem, Zijn hulp zal blijken.

Waar dit mag geloofd worden is de sjaloom. Het is enigszins mode het woord vrede in de verkondiging te vervangen door het woord sjaloom. Niet helemaal zonder reden, want ons woord vrede is schraler, armer dan wat ons in het woord sjaloom is beloofd en wordt gegeven.

Ik zie een beeld voor mij. Een oude man zit voor zijn kleine witte woning. Hij heeft barre tijden gekend van oorlog en rovende benden. Zijn schapen werden weggedreven, zijn koren werd vertrapt en zijn eigen kinderen zag hij wegvoeren in gevangenschap. Nu is die tijd voorbij. Rustig zit hij onder de wijnstok bij zijn huis. korenaren op de akker buigen onder volle halmen, de kudde schapen komt rustig naar de kooi en zijn sterke zonen komen naar huis. Alles om hem heen ademt vrede en zo wordt zijn oude hart vol van vrede en rust. Dat is sjaloom, vrede van buiten en daardoor vrede van binnen.

De vrede van buiten, die ons toevloeit van het kruis der verzoening en de vrede van binnen op grond van dit offer aan het kruis vervult van binnen het hart. Alles, alles is vrede, harmonie innerlijk.

Innerlijke harmonie?

De vrede des harten, die alle verstand te boven gaat is er in het leven van de kinderen van God, de innerlijke harmonie, waarover we hebben geschreven.

Maar waarom staat er dan achter de woorden, die hierboven staan niet een uitroepteken als een ten hemel geheven hand, maar een vraagteken? Trekken wij wat de Heere in Zijn onveranderlijke goedheid heeft gedaan toch weer in twijfel? Hij laat toch niet varen wat Zijn hand begon. Hij zal het goede werk, dat Hij in ons begonnen is voleindigen tot op de dag van Christus. Waarom dan nu weer een vraagteken?

Ik denk, dat wij juist in het leven van een gelovige klank en wanklank zullen horen. Het kan waarde hebben daarover verder na te denken.

Er was een jongeman, die wist wat hij wilde. Met een onverdeeld hart zette hij zich daarvoor in, omdat hij er ten volle van overtuigd was, dat wat hij wilde goed was, Gode welgevallig. Zelf somt hij op, hoe hij is geweest:

Besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van Israël, van de stam Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, naar de wet een farizeeër.

Alles is hem volkomen duidelijk.

Maar dan ontmoet Christus hem en de man, die zo goed alles wist, vraagt wat de Heere wil, dat hij zal doen? Hij wordt van een zelfverzekerd mens een zondaar, die van genade leert leven en leven mag. En die genade aan hem bewezen is niet vergeefs geweest. Hij heeft geijverd om de Heere te dienen. Ontberingen, gevaren, vijandschap en verdachtmaking heeft hij om Christus' wil verdragen. Hij jaagt, zegt hij zelf, naar datgene, waarvoor hij door Christus is gegrepen. Een man uit één stuk, zouden wij zeggen. Hij had kunnen zeggen, wat eeuwen later iemand heeft uitgesproken, denkend aan zijn Verlosser: Ik heb maar één hartstocht: Hij, Hij, Hij! Daarom wil hij niet anders weten, dan Jezus Christus en Die gekruisigd.

Het lied van zijn Heiland bepaalt de melodie van zijn hart zonder dissonant. Er is innerlijke harmonie. En die innerlijke harmonie openbaart zich ook naar buiten in zijn daden, zijn leven.

Innerlijke harmonie?

Alleen maar harmonie?

Hij kent in zijn leven vele zorgen en hij klaagt dan ook, dat er van binnen vrees is en van buiten strijd. In dit opzicht ervaart hij iets van wat later verwoord zou worden door een dichter: Repos ailleurs, elders rust. Maar veel smartelijker is hem iets anders. Hij ontdekt in zijn leven, zijn leven met de Heere, een tegenstelling, een tweespalt: het goede, dat ik wil, doe ik niet maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.

Dit benauwt hem zo, dat hij het uitklaagt: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam van deze dood? Sommigen menen, dat dit een klacht is van voor zijn bekering, maar Paulus schreef dit jaren na de reis naar Damascus, niet in de verleden tijd, maar in de tegenwoordige tijd. Geen harmonie, maar een fel gevecht op leven en dood. Alleen een strijd? Neen, zeker niet, want in één adem voegt hij er aan toe, dat hij God door Jezus Christus dankt.

Herkennen wij die bange strijd in ons eigen leven? Niet omdat we niet geloven m Gods genade maar juist omdat we daarin mogen geloven. Waar geloof is, wordt het vaak als een heel diep leed ervaren, dat we innerlijk niet harmonieus zijn, maar gespleten. We leren de woorden van Luther onderschrijven uit de bevinding van bijna elke dag, dat een gelovige tegelijk gerechtvaardigd en zondaar is. Dit laatste als een voortdurend verdriet. De innerlijke harmonie is veelal ver te zoeken, het gelukt niet om de Heere met ons ganse hart te eren. In ons lied klinkt een schrijnende wanklank, die de harmonie verscheurt. Zal dit altijd zo blijven?

In de beleving van de verstoorde harmonie groeit te meer het besef, dat we de Heere nodig hebben. Uit bittere nood zoeken we Hem steeds meer met ons ganse hart.

En we zien uit naar de dag, dat we van het lichaam der zonde zullen worden verlost. En naar de hoge dag van Christus' wederkomst. Dan zullen wij met de morgensterren, de kinderen van God juichen en zingen met ons ganse hart de lof van de drieenige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Christus zal ons dan zijn alles en in allen en ons loflied zal voor eeuwig zijn in volmaakte innerlijke harmonie met de melodie van de hemel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Innerlijke harmonie (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's