Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het waagstuk van de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het waagstuk van de prediking

Dominees onder elkaar

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In navolging van het Engelse dagblad The Times heeft dagblad Trouw een preekwedstrijd uitgeschreven. Dominees mogen hun beste preek uit 1996 inzenden. Een jury, bestaande uit vijf 'deskundigen', t.w.
staatssecretaris Elisabeth Schmitz van justitie, de in ongenade geraakte rooms-katholieke priester en kunsthistoricus Antoine Bodar, de hoofdredacteur van het feministische blad 'Opzij' Cisca Dresselhuys,
de docent kanselwelsprekendheid Jelle van Nijen en de literair criticus van Trouw T. van Deel, zal beoordelen welke preek de beste is. De jury selecteert vijf inzendingen. De vijf inzenders ontvangen een uitnodiging om op een dag in het voorjaar van 1997 een nieuwe preek ten gehore te brengen over een nog nader te bepalen thema, 'met compassie voor actualiteit'.
Men moet maar op het idee komen. Intussen is er in hetzelfde dagblad al een groot aantal reacties gekomen. Niemand minder dan de 'preektijger' dominee Nico ter Linden heeft met het idee in zijn wekelijkse column in Trouw al de draak gestoken. Jurylid Bodar heeft al kenbaar gemaakt zelf niet en nooit mee te zullen doen. Op welke criteria zal de beste preek worden beoordeeld? Gegeven de jury moet men zich afvragen of de preek een literair of taalkundig hoogstandje moet zijn? Of, hoewel een (reformatorisch) theoloog ontbreekt, een theologisch werkstuk? Of een actueel verhaal? Of een bron van nieuwe, misschien zelfs feministische ideeën? Of gaat het om een prachtige voordracht? In het laatste geval moet men er overigens wel rekening mee houden, dat onder een zeer gebrekkige verpakking goud verborgen kan zijn en onder een fraai uitgevoerd omhulsel hout, hooi en stoppelen. Ik herhaal: een preekwedstrijd?, alleen het idee al!

Mij dunkt dat er geen (r)echte prediker zal zijn, die de moed heeft zijn beste preek in te zenden. Ik kan me zeker geen gereformeerd predikant voorstellen, die hiertoe bereid is. Wie nog enig besef ervan heeft, dat preken meer is dan het houden van een meer of minder beeldend, aansprekend, literair, theologisch, actueel, hoogstaand of
hoogdravend verhaal, zal moeilijk de pretentie kunnen hebben zijn beste preek te kunnen inleveren, voor het geval hij 'best' al op één van zijn eigen preken zou durven toepassen. Dat geldt temeer wanneer bedacht wordt, dat de Heilige Geest 'erbij' wordt geroepen als het om preken gaat. In het gebed voor de prediking wordt gebeden om de verlichting met de Heilige Geest en wordt gevraagd of de prediking 'naar de zin en mening des Geestes' mag zijn. De Geest leert immers toe-eigenen, vermaant, ontdekt en vertroost! Welke jury zou hier tot oordelen bevoegd zijn of ook zelfs maar durven zijn? Wanneer we bedenken, dat prediking verder zal dienen te komen dan het oor of de hersenen, namelijk ook de diepere, niet te de definiëren zone van het hart zal bereiken, zal er geen jury zijn, die daar kan binnen dringen. Het kan bovendien toch zó zijn, dat een dominee het gevoel heeft met zijn preek een hoge luisterdichtheid te hebben gehad, terwijl de Heilige Geest met zijn preek niets deed? Hij kan ook het gevoel hebben, dat het helemaal niets was, maar de Geest deed de preek, hier en daar, her en der landen. Hij kan met één-en-dezelfde preek de ene keer het gevoel hebben dat alles openvalt en er 'afnemers' zijn, en de andere keer (in een andere gemeente) het gevoel hebben voor een betonnen muur te preken. Als het om een bijbels-gefundeerd oordeel over de inhoud van de preek gaat mag men zich al afvragen welke normen Trouw heeft aangelegd voor het aantrekken van een jury. Kennelijk moesten het bekende Nederlanders zijn. De (gereformeerde) predikant E. Overeem, die overigens zelf nog wel een goed woord voor de wedstrijd over had en het van Trouw 'een goed idee' blijft vinden (zou hij zelf meedoen?), pleitte ervoor ook 'een gewone kerkganger' in de jury op te nemen, omdat de gewone kerkgangers er 'het meeste verstand van hebben' en derhalve het meest tot oordelen bevoegd zijn. Zijn er dan inde gemeente - zo vraag ik - gewone, minder gewone en niet-gewone kerkgangers? Zijn hier rangen en standen? Of moeten we er rekening mee houden, dat in de Trouw-jury ook mensen zitten, die geen 'gewone', in de zin van geregelde, kerkganger zijn? Dat bij deze jury een echt gereformeerde preek de eerste prijs zou halen mag overigens op z'n minst al twijfelachtig heten. Maar ook in ander opzicht heeft Overeem ongelijk: 'de' gewone kerkganger bestaat niet. Er zijn geen twee kerkgangers gelijk. En mocht deze wel bestaan, dan is ook die niet in staat te beoordelen hoe en waar de Heilige Geest door middel van de prediking precies werkt.

Onder elkaar
Vorige week waren vele hervormd gereformeerde predikanten naar Driebergen gekomen voor dé jaarlijkse predikantenconferentie, en ook toen ging het over de
prediking. Er werd o.a. gesproken over het thema 'Orthodoxe protestanten in de slag om de tijdgeest. In een sociologische benadering van dr. H. C. Stoffels ging het om grijpbare, aanwijsbare zaken in de leefwereld van de gereformeerde gezindte: omgang met de media, levensstijl, de waarheidsclaim, organisatiepatronen, onderlinge
verscheidenheid, publicaties, het staan in de cultuur. Stoffels moest echter zelf zéggen, dat hij als socioloog 'geloofsuitspraken', die in betrekking staan tot een werkelijkheid buiten en boven de mens, slechts kon analyseren. Maar 'of hier sprake is van een ingrijpen van God kan mét het beperkte instrumentarium van de sociologie niet worden vastgesteld', zei hij.
Terecht!

* * *

Om dat 'ingrijpen van God' gaat het nu, juist in de prediking. De allesbeslissende vraag is hoe de prediking het hart bereikt van mensen, óók binnen de gezindte, die Stoffels sociologisch in beeld bracht. Daarover ging het in het
co-referaat van ds. J. Maasland (zie elders in dit nummer). Het was opvallend, dat de bespreking over dit thema al heel spoedig een gebeuren werd van hervormd-gereformeerde predikanten onder elkaar. Hoe komt de prediking (nog) over? Bereiken we de jongeren (nog)? Hoe staat het met de liturgische inkleding? Predikanten, die al jaren de gemeente dienen, moesten soms zeggen steeds meer tegen het preken op te zien. Op de achtergrond speelde daarin onder andere ook mee de grote verscheidenheid aan hoorders in de gemiddelde gemeente.
Als ds. Overeem ten aanzien van de jury bij de Trouw-prijs vraag dan ook de gedachte opwerpt, dat er ook een 'gewone kerkganger' deel van moet uitmaken, moet men zich afvragen: welke kerkganger? Verscheidenheid is er ook in hervormd gereformeerde kring alle jaren door geweest. Maar vandaag gaat het niet zozeer om verscheidenheid als wel om ook hier doorbrekend individualisme en om groepsvorming en het minder accepteren bij elkaar van verscheidenheid. In de gemeente is meer en meer sprake van met elkaar strijdende gevoelens en verlangens, zowel wat de inhoud van de prediking betreft als met betrekking tot de liturgische omlijsting en het gemeente-zijn door de week. Ds. M. A. van den Berg bijvoorbeeld zei, dat wanneer een predikant vandaag een stapje naar de ene kant zet, hij bij de één verdacht is, zet hij een stap naar de andere kant, dan roept hij bij anderen vragen op. Een terechte constatering, die ook handen en voeten krijgt in het beroepingswerk.
In verschillende gemeenten zijn er met name rondom de prediking ook conflictsituaties. Die krijgen weliswaar meestal meer aandacht dan de situaties waar het 'goed' gaat. Maar er is toch een breed en groeiend besef van onzekerheid met betrekking tot de overdracht van de prediking, waaraan niet alleen de predikers maar ook de
hoorders debet zijn in hun onderlinge wisselwerking.

Dieper
Gehoord hebbende de discussie over deze zaken, wil ik aan één en ander nog één aspect toevoegen. Er zijn ongetwijfeld heel wat uitwendige factoren te noemen, die de ontvankelijkheid voor de prediking belemmeren:
de jacht van het leven, stress-situaties, gebrek aan rust, welvaart, mondigheid, scholing. Maar er is dunkt me ook
een diepere, moeilijker te verwoorden oorzaak. De prediking moet via het oor en via de weg van het verstand naar het hart. Oor en hersenen zijn nu eenmaal de poort, waarlangs de prediking binnenkomt. De weg naar het hart kan echter versperd zijn door allerlei modern struikgewas, dat in het denken van de mens is genesteld. Dat
denken is in vele gevallen in het maatschappelijk bezig zijn in hoge mate rationeel, verstandelijk bepaald. Alles in het leven wordt verstandelijk beoordeeld, dan óók de prediking. En wanneer er sprake is van louter verstandelijke benadering door de hoorder, vermag het geestelijke van de boodschap niet meer door te komen in het hart.

* * *

Maar daar is ook nog een andere factor. Mensen worden vandaag van allerlei zijden beïnvloed als het gaat om hun religieuze gevoelens. In de gereformeerde gezindte is er invloed 'van reformatorisch tot evangelisch', met ook nog allerlei stromingen daarbuiten. Er vormt zich bij mensen zo ook een taalveld, waarbinnen de boodschap
landt of landen moet. In de ervaring van mensen dringt de boodschap van het Evangelie slechts binnen in een bepaalde vormgeving, waarvoor men gevoelig is geworden. En dan gaat het niet alleen om woorden ('termen') maar ook om daarmee samenhangende zaken.Mensen, die altijd onder een bepaald type prediking hebben verkeerd, moeten soms al geducht wennen aan een prediking, die, hoewel (ook) voluit bijbels, in andere bewoordingen is vervat. Welnu, dat verschijnsel doet zich meer en meer in de gemeenten voor. Tijdens de predikantenconferentie vertelde een predikant aan ondergetekende, dat een consulentschap in een andere (wijk)gemeente hem deed beseffen, dat daar een andere invalshoek voor de prediking (nodig) was dan in zijn eigen
gemeente. Het gaat dan ook om een wettige geschakeerdheid, in de prediking birmen de grenzen van Schrift en belijdenis. Vereenzijdiging in de prediking, kan betekenen, dat de prediking bij sommigen of zelfs velen niet meer landt. Daarom is het toch ook in eenmansgemeenten goed enige geschakeerdheid te praktiseren? Moeten we niet
eerlijk zeggen, dat moeilijkheden in sommige gemeenten ook te maken hebben met ingetreden versmallingen rondom de prediking?

* * *
Het zij nog eens benadrukt, dat het aankoint op het werk van de Heilige Geest, die ten diepste de prediking doet landen. En die Geest werkt in wedergeboorte en bekering onweder standelijk. De Heilige Geest kan zich hierin zelfs ook bedienen van heel gebrekkige prediking, kan met een kromme stok rechte slagen geven.
Maar Paulus was niettemin de Grieken een Griek. Het gaat ook om de rechte 'vertaalsslag', zoals sommigen tijdens de conferentie stelden. En dat is, zeker in een geschakeerde gemeente geen sinecure. Het onopgeefbare bijbelse taaleigen moet worden ingebed in de leeftaal van de hoorders. Op de Pinksterdag hoorde ieder in eigen taal de grote werken Gods. Het bevindelijke leven, eigen aan het leven des geloofs, is wel gebonden aan de grondwoorden en de grondwaarden van de Schrift, maar graaft zich een bedding in de taal van de tijd.

Hoorders
Toen ik op de predikantenconferentie de predikanten hoorde beraadslagen over de (hun) prediking vroeg ik mij intussen (opnieuw) af hoe vaak zij zelf ter kerke gaan, in die zin, dat ze zelf hoorders van het Woord zijn. Want dan komt voor henzelf ook de vraag aan de orde of de preek van anderen hun eigen hart raakt. Ongetwijfeld moet de boodschap bij hen weer andere belemmeringen overwinnen dan bij de gemeenteleden. De preek, die zij aanhoren,
gaat immers maar al gemakkelijk door het kanaal van de preken, die ze zelf houden? Op de conferentie werd door predikanten in den brede zinnig over de prediking gesproken. Predikanten, die onder het gehoor van anderen verkeren, zouden echter ook met elkaar van hart tot hart door kunnen spreken over de inhoud. Raakt de
preek hun eigen hart? Wanneer hun eigen preek hen raakt zegt dat nog niet alles. Is men bovendien bereid tegenover elkaar ook waardering uit te spreken? Ooit vroeg wijlen dr. Okke Jager in de richting van predikanten, die zich erover beklaagden, dat ze zo weinig waardering op hun preken hoorden: 'Geeft u zelf wel eens waardering
aan anderen?' Is men verder ook in staat vragen in deze te aanvaarden?

Waagstuk
Het is intussen een groot voorrecht wanneer er ook kerkeraadsleden zijn en leden der gemeente, die van hart tot hart met de voorgangers over de prediking spreken, omdat en wanneer de prediking hun hart raakt, maar die ook met hen in gesprek zijn over die overdracht.

* * *

Preken is overigens ongetwijfeld ook een oefening in ootmoed. We begonnen dit stuk met de preekwedstrijd van Trouw. Men behoeft nog niet aan een uitgeschreven preekwedstrijd mee te doen, om toch als voorganger betrokken te zijn bij preekwedstrijden van andere aard, namelijk in een wedijver wie de beste is. De Schrift zegt dat men de ander uitnemender moet achten dan zichzelf. Dat geldt ook predikanten.

* * *

Overigens blijft preken een eenzaam avontuur en is prediking een waagstuk. Ooit schreef prof. dr. H. Berkhof, dat veel in de gemeente geschiedde dat net zo goed niet kon geschieden en dat allerlei vernieuwing geen zoden aan de dijk zet wanneer 'de volmacht van de prediking ontbreekt'. Het gaat dan om volmacht des Geestes. De Geest werkt de ootmoed en in het dal van de ootmoed groeien de beste vruchten.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Het waagstuk van de prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's