Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nazareth

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nazareth

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'...opdat vervuld zou worden wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazarener zal geheten worden.' (Matth. 2 : 23b) 'Kan uit Nazareth iets goeds zijn? ' (Job 1 : 47b) 'Onderzoek en zie, dat uit Galilea geen profeet is opgestaan.' (Joh. 7 : 52b)

Wie aan Israël denkt, denkt al spoedig aan Jeruzalem, de koningsstad, de tempelstad. Hoe vaak wordt niet in het Oude Testament van Jeruzalem gesproken!

Meerdere keren wordt in de Psalmen van deze aloude, luisterrijke stad gezongen. Wie wat langer aan het land Israël denkt, zal ook al spoedig aan Bethlehem denken, de stad waar onze Verlosser Jezus Christus geboren werd.

Toch richt de Bijbel ook onze aandacht op Nazareth, de plaats waar Jezus als kind heeft gewoond en tot man is opgegroeid.

Het Evangelie laat ons niet in het onzekere hoe en waarom Nazareth in de heilsgeschiedenis een plaats gekregen heeft.

Wellicht is Jozef bij zijn terugkeer uit Egypte van plan geweest zich in Jeruzalem of in Bethlehem te vestigen. Dat waren immers de plaatsen die het eerst in aanmerking kwamen, toen hij terug kon keren naar Israël.

Wat het hem, als de man van Maria en de beschermer en voor de wet de vader van het Kind, niet een aangelegen zaak het Kind van jongsaf aan in contact te brengen met de heilige stad en tempeldienst?

Waar kon hij dan beter wonen gaan dan in Jeruzalem? Of in het nabijgelegen Bethlehem, de stad van David?

Maar zijn aanvankelijk voornemen werd geblokkeerd: hij schrok ervoor terug in Judea zijn woonplaats te kiezen.

Judea was voor het Kind, ook na de dood van de kindermoordenaar Herodes nog geen veilig gebied.

Herodes' zoon en opvolger Archelaüs had al laten blijken weinig minder wreed te zijn dan zijn vader.

Daarom vreesde Jozef dat ook hij een bedreiging zou zijn voor het Kind.

Toen heeft de Heere de weg geleid naar Galilea en in Galilea naar Nazareth, de plaats van Maria.

Niet zonder bedoeling is Jezus daar opgegroeid.

In Nazareth heeft Hij de jaren van zijn jeugd doorgebracht.

In Nazareth is Hij gerijpt van jongen tot man.

Daar heeft Hij in de straatjes gespeeld, daar heeft Hij met heel het menselijk bedrijf kennisgemaakt, waaraan Hij later zijn beelden en gelijkenissen zou ontlenen.

Op de akkers, in de velden en wijngaarden rond Nazareth is Hij getuige geweest van het mysterie van ontluiken en sterven, van groeien en bloeien in de natuur. Heeft Hij het werk van zaaien en oogsten, van snoeien en plukken gadegeslagen.

Daar heeft Hij de Schriften leren kennen, zich erin verdiept, deze zich eigen gemaakt als geen ander.

Zou daarin zijn godvrezende 'vader' niet de leiding hebben gehad? Zou deze daarin niet gesteund zijn door Maria, die zo veel dingen aangaande het Kind ter overlegging geborgen had in haar godvruchtig hart?

Mattheüs is er zeker van dat het geen toeval is geweest dat Nazareth de woonplaats van zijn Koning is geworden.

Hierdoor is vervuld wat tevoren door de profeten is gezegd.

Wat hebben deze dan gezegd? Zij hebben toch nergens van Nazareth gerept? Die naam is zelfs nergens in het Oude Testament te vinden!

Nazareth was in die tijd een onbeduidend plaatsje, een plaatsje zonder enig gewicht! Ja, wil Mattheüs zeggen, dat is het nu juist: zelfs in zijn naam wilde Jezus zich met dit geringe, verachte plaatsje verbinden.

Hij wilde de geschiedenis niet ingaan als: Jezus van Bethlehem of als Jezus van Jeruzalem, maar als Jezus van Nazareth, als Jezus de Nazarener, waarvan Nazoreeër een dialectvorm is.

Dit gegeven ontlokte aan Nathanaël de uitspraak dat uit Nazareth niets goeds kan zijn, terwijl het voor de Hoge Raad, het Sanhedrin, een vaststaand feit was dat uit Galilea geen profeet kon komen.

Voor het godsdienstig Jeruzalem was Galilea het Galilea der heidenen.

En in dit Galilea telde Nazareth al helemaal niet mee.

Galilea - te min voor een profeet.

Nazareth in Galilea - te min voor een Messias naar menselijk ontwerp.

Maar niet te min voor de Messias, de Christus, naar Gods welbehagen.

Jezus Christus wilde Jezus van Nazareth zijn, tot op het kruis, waar boven zijn hoofd geschreven stond: Jezus de Nazarener, de Koning der Joden (Joh. 19 : 19). Zijn volgelingen worden door datzelfde godsdienstige Jeruzalem aangeduid als de sekte der Nazarenen (Handelingen 24 : 5).

Voor Mattheüs staat het vast dat het wonen van Jezus in Nazareth, na zijn verblijf als vluchteling in Egypte, in het verlengde ligt van zijn geboren worden in Bethlehem.

De evangelist wijst erop 'dat alle profeten voorzegd hebben van Christus, dat Hij hier zonder gedaante of heerlijkheid, versmaad en veracht van mensen en onwaard geacht door allen, zou rondwandelen' (H. F. Kohlbrugge).

Zo wordt opnieuw de Schrift vervuld. Jezus maakt zich één met zijn volk, een volk in nood.

En daarin laat Hij zijn wondere voorkeur gelden voor wat niet meetelt, gering is en veracht, zonder aanzien en macht.

Zo is Hij de Heiland der zondaren. 'De godsdienst' heeft Hem beschimpt als de vriend van tollenaars en zondaars. Hem verweten: Deze (de minachting klinkt in dat Deze door!) ontvangt de zondaars en eet met hen (Lukas 15:2).

Maar als Gods Zoon in de wereld komt, gaat het anders, volstrekt anders dan mensen zouden menen.

Had Maria al niet in haar lied gezongen van machtigen die van hun tronen worden afgetrokken, van rijken die ledig worden weggezonden, terwijl hongerigen met goederen worden vervuld en nederigen verhoogd?

De Bijbel en de geschiedenis bewijzen dat de boodschap van het Evangelie bij machtigen en rijken op nog feller verzet stuit dan bij armen en geringen.

En wanneer machtigen en rijken door Gods genade gegrepen worden, moeten zij in hun omgeving meer nog dan armen en geringen de smaad dragen van het horen bij Jezus en Zijn gezelschap, de Kerk.

Zo behoort Nazareth wezenlijk tot de vernedering van Gods Zoon, die tenslotte Zich vernedert tot op het kruis en tot in de dood.

Nazareth behoort wezenlijk tot de aanstoot aan de genade, want God verbergt als het ware Zijn reddende barmhartigheid in de uiterste ootmoed van Zijn Zoon, die in Nazareth wilde wonen en Jezus van Nazareth wilde heten.

De mens is hoog. God is nederig (Augustinus).

Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht (Jesaja 53 : 3). Maar nu is Hij voor nederigen niet ver maar heel dichtbij.

Niemand acht Hij te min. Niemand wordt door Hem veracht. Laten christenen ervoor schrikken gearriveerde christenen te zijn, die uit de hoogte op zondaren, geringen en armen, neerzien. Onze grote Hogepriester en eeuwige Koning, de Koning der glorie, de komende Rechter en Redder is Jezus, die Jezus van Nazareth wilde heten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Nazareth

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's