Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Type van mensen in de kou

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Type van mensen in de kou

Godfried Bomans en het heimwee

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op maandag 23 december 1996 werd in Utrecht, in de aula van de universiteit, een congres belegd, waarop aandacht werd gegeven aan het feit dat het op die dag 25 jaar geleden was dat de schrijver Godfried Bomans was overleden. De dag was belegd door een drietal studenten, behorend tot de studentenvereniging CSFR, met als gangmaker mr. Cor Verkade. Behalve de biograaf van Bomans Michel van der Plas en oud-premier mr. A. A. van Agt was ook ondergetekende gevraagd voor een bijdrage. Deze werd gehouden over het thema 'Godfried Bomans en het heimwee '. Een generatie middelbare scholieren raakte in de vijftiger jaren vertrouwd met de boeken van Bomans Erik en Pieter Bas. Bomans' werk wordt behalve door zijn taalgebruik en humor ook getekend door het teloorgaan van zijn rooms-katholieke verleden, waarmee hij zich overigens intensief blééf bezighouden. Ongeveer dertig jaar geleden gaven we in deze kolommen aandacht aan het boek In de kou, waarin Bomans samen met Van der Plas zich rekenschap gaf van de crisis, waarin hij terecht was gekomen. In de bijdrage op het congres van ondergetekende' kwam dit religieuze aspect vooral aan de orde. In de discussie, die volgde, ging het met name ook over literatuur en religie. Bomans kreeg nooit literaire erkenning, waarbij men zich mag afvragen welke criteria voor literatuur worden aangelegd, gezien veel schrijverij, waarin wordt gespot met waarden en normen. In moderne literatuur lijkt religie alleen dan te worden gehonoreerd wanneer er tegen geschopt wordt. Vandaag staat Bomans niet meer op de literatuurlijst van de meeste scholen voor voortgezet onderwijs. Hij ontbreekt daar nu goeddeels. Met name op reformatorische scholen, hoewel daar niet alleen, is hij nog in tel. Het leek mij goed de bijdrage, die ondergetekende op het Utrechtse congres hield, ook hier af te (kukken. Het ging daar niet om Rome en de Reformatie. De heer Van Agt zei overigens, dat Bomans in zijn visie reformatorisch was, omdat hij de rooms-katholieke hiërarchie doorbrak en zich aan pauselijk en bisschoppelijk gezag niets gelegen liet liggen. In zijn twijfels echter was hij een type van die mensen, die met het afscheid van hun godsdienstig verleden in de kou raakten.

Een protestant leest Bomans. Dat lijkt wellicht een ietwat onnozele inkomer. Bomans werd en wordt immers volksbreed gelezen, om zijn virtuoos taalgebruik, zijn subtiele humor, zijn Dickensiaanse sfeertekeningen, kortom zijn taal, stijl en verbeeldend vermogen. Wat Dickens betreft spreekt Jos Lodewijks trefzeker over 'de door Dickens geïnspireerde uiteenrafeling van mensen en toestanden tot in hun eenvoudigste bestanddelen.... in een niet aan Dickens maar aan Bomans ontleende simpelheid van formulering, en wel op een wijze die veel imitatoren maar geen enkele gelijke heeft opgeleverd'. (Jos Lodewijks in Godfried, achteraf bekeken, Bussum, 1978, p. 59). En zo is het.

Veertig jaar geleden was de verschijning van Erik en Pieter Bas ook voor mij het begin van een jarenlang contact met Bomans. Ik herinner me overigens nog wel hoe het me, als protetants jongeling enigszins vreemd te moede was in een insectenboek doodgravertjes tegen te komen of Erik te horen zeggen, dat de mens naar het beeld Gods geschapen was. Kon dat eigenlijk wel?

Als ik echter zeg 'een protestant leest Bomans' dan bedoel ik met name die andere kant van Bomans. Bomans niet allereerst als taalguit maar als ontwortelde in religieus opzicht en nochtans als zoeker. Godfried Bomans, de mens 'In de kou' waarover hij samen met Michel van der Plas schreef. De man die omzag naar '(Uit) het rijke roomse leven' - zoals de titel van het boek van Van der Plas luidde. Hebben protestanten niet hun pendant in 'De parade der mannenbroeders', zoals de titel van een gelijktijdig verschenen boek van Ben van Kaam luidde? In die teloorgang van hun verleden hebben vele protestanten en rooms katholieken een gemeenschappelijke ervaring. Daarom óók leest een protestant Bomans. Wanneer ik hier vandaag iets daarover zeg, doe ik dat als hevig geïnteresseerde. Ik wil Bomans dan zo veel mogelijk zelf aan het woord laten.

Herinnering

Toen mij gevraagd werd op dit congres iets te zeggen kwamen mij direct twee momenten te binnen, waar Bomans vertelde over verblijf onder protestanten of in een protestantse omgeving.

In verband met de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten Generaal op 28 april 1971 bezocht Bomans verkiezingsbijeenkomsten van de onderscheiden politieke partijen. Zo ook van de Staatkundig Gereformeerde Partij in het Anker te Capelle aan de IJssel. Behalve de voorzitter waren er nog drie, mij enigszins vertrouwde sprekers: mijn betreurde vriend dominee H. G. Abma, lid van de Tweede Kamer, de heer Barendrecht, lid van de Eerste Kamer en de heer L. M. P. Scholten, een oud-amice, omdat we samen lid waren van het studentengezelschap, waaruit ook de initiatiefnemers van dit congres voortkomen. Bomans achtte Scholten de ernstigste van de vier, hoewel de drie anderen het ook niet licht opnamen. Maar er zijn nu eenmaal in die kring ook gradaties. Maar Bomans achtte Scholten ook de beste spreker van de vier. Mij dunkt dat hij dan op het uiterlijk is afgegaan. Want onder de ietwat monotone, aarzelende sprake van Abma ging taalgoud schuil. Ooit noemde de socialist in hart en nieren, de dominee-journalist Bart Ruitenberg hem de beste stylist van de Tweede Kamer. Dat heeft Bomans kennelijk niet zo opgemerkt. Was Bomans wellicht te veel gebiologeerd door de sfeer, waarin het zich alles voltrok? Ik citeer nu:

'Aan de heer Barendrecht werd gevraagd of samenwerking met de KVP mogelijk was. Hij antwoordde letterlijk als volgt: "Als u zich herinnert wat er met Naarden en Haarlem gebeurd is, dan weet u toch wat ons van de KVP te wachten staat? " Ik dacht een ogenblik dat zich daar onlangs incidenten hadden voorgedaan, tot ik begreep dat hier naar de tachtigjarige oorlog en het gedrag van Alva verwezen werd. Ik werd er stil van.' ('De man in de witte das', Amsterdam, 1974, p. 96, 97).

Preek

Het andere moment betreft een preek, die Bomans hield in de Amsterdamse Westerkerk. Bomans op de preekstoel. Ik kon die passage helaas niet zo snel terug vinden. Juist voor ik naar dit congres kwam lichtte ik echter het Nederlands Dagblad uit mijn postbus. Daarin trof ik in een paginagroot artikel van Wim Houtman een citaat uit de preek in de Westerkerk. Ik bewaar dit citaat nu voor het laatst.

Maar Bomans als predikheer is toch wel een intrigerend gegeven. Ik zwijg maar over de bevoegdheid. Ik neem nu een andere preek, namelijk in een parochiekerk in Spijkenisse. Hij moet wel gedurfd hebben. Ooit zei hij namelijk over dominees met hun 'oppervlakkige, weinig zeggende preken', het volgende:

'Als die predikanten niets te zeggen hebben of wat ze willen zeggen niet fatsoenlijk onder woorden kunnen brengen, laten ze dan zwijgen of het aan een ander overlaten die dat talent wel bezit... Ik vind het bovendien verraad aan het evangelie' (Piet Wesseling in 'Herinneringen aan Godfried Bomans' Amsterdam, 1979, p. 240).

Dat liegt er niet om. Bomans herinnerde zich maar al te goed de rhetorische preken van pater Borromeus de Greeve (de man waar wijlen ds. Jac van Dijk altijd nogal mee bezig was). Maar hij moet zelf wel als twijfelaar op de kansel hebben gestaan. Een twijfelaar met heimwee overigens. In 'Beminde gelovigen' zegt hij namelijk over geloven het volgende:

'Werkelijk geloven is altijd nog meer dan denken over het geloof. Voor mensen, aan wie het eerste ontnomen is, maar die althans het laatste nog doen, in een eerlijke poging om het verlorene in een nieuwe gestalte te herwinnen, heb ik het diepste respect. Zij dienen dan echter wel te beseffen, dat zij zoeken naar iets wat de ander behouden heeft. Zodra zij de reflectie op het geloof hoger stellen dan de directe beleving ervan, wordt het een intellectueel spel. Dit zoeken dient als een persoonlijke nood ervaren te worden. De begeleidingsverschijnselen, waaraan men die gesteldheid herkennen kan, zijn allereerst deemoed om eigen ontoereikendheid en een sterk verlangen om eruit te komen. Het is lijden aan het geloof Hierbij behoort, dat men degenen, die dit leed bespaard bleef, eerder benijdt dan welwillend tegemoet treedt.' ('De eenvoudige gelovigen', in Beminde gelovigen, Bilthoven, 1970).

Maar dan nu die preek van Bomans zelf, waarvan Wesseling het slot citeert:

'Een van de mooiste zinnen, die ik ooit gelezen heb in het Nieuwe Testament is die prachtige zin die de twee Emmaüsgangers gezegd hebben. Die ontmoetten daar een man, nog met bloed bevlekt en verwarde haren, doodstil en met het sterven nog op het gezicht getekend. En zij herkennen Hem niet. En dan opeens ontstaat er een gesprek. Die twee mensen zijn diep teleurgesteld. Want Jezus zou toch Israel herstellen? Het zou weer het oude koninkrijk worden. En waarachtig het is niet gebeurd. Hij is als een van de minste slaven aan het kruis gestorven. Een ontzettend faillissement voor alle joden. Een afschuwelijke mislukking. 'Wij hadden zo gehoopt, dat het iets worden zou". Het is pet geworden. En dan begint de bebloede man te praten en Hij tilt ze uit de twijfel. En dan opeens zegt een van de twee Emmaüsgangers: "Heer, blijf bij ons, want het wordt avond."

In die avond zitten wij nu. De zekerheden beginnen te schemeren om ons heen. Het heldere licht van de duidelijke catechismus die de kapelaan zo haarfijn kon uitleggen, het is allemaal duister geworden. Het wordt nevelachtig om ons heen en één ding, dames en heren, zou ik u willen aanraden. Zegt u vooral vol vertrouwen: "Heer blijf bij ons, want het wordt avond", dan is Hij in ons midden' (P. Wesseling, p. 243).

Bomans, de twijfelaar en zoeker. In In de kou zegt hij: 'Wij teren op het vet van de vroomheid, die voorbij is, maar nog in allerlei vormen onder ons bestaat. Maar over twintig jaar, als ook die resten zijn opgeteerd? '

Heimwee

'Geloof je in de wonderen van Christus? ', vroeg Jan van Hillo aan Bomans in het onvergetelijke NCRV-gesprek op 5 januari 1970, toen ze in Jeruzalem in Bethesda oog in oog stonden met de restanten van het badwater, waar de kreupele man vergeefs genezing zocht en op het machtswoord van Jezus genezen werd. 'Nee' zegt Bomans:

'Wonderen zijn tekens. Symbolen die je duiden moet. Ik dank God dat ik geen predikant ben, want na drie maanden zou ik zeggen: mensen, ga naar huis, ik weet het niet meer, maar voor dit wonder zou ik toch een toepassing hebben en wel de ontwikkelingshulp. Al die volkeren die niet bij het water kunnen omdat telkens andere volkeren hen zijn vóór geweest en dan zeggen: geef hier die krukken, ik laat je lopen.' (Godfried Bomans, Van dichtbij gezien. Leiden, 1971, p. 77).

Hier toont Bomans zich een mens van deze tijd, een mens na de verlichting, de mens bij wie voor bovennatuurlijk ingrijpen van God geen plaats meer is.

Zodra het echter over de persoon van Jezus gaat wordt Bomans voorzichtig. Aan het begin van het gesprek spreekt hij óók al over de Emmaüsgangers. Dat verhaal heeft op hem als kind kennelijk indruk gemaakt, evenals de vermelding in het Johannesevangelie dat Christus een kleed 'zonder naad' droeg. Hij wil, zegt hij, dichter bij de gestalte komen, 'die steeds ver­ der van ons verwijderd raakt en tot een legende dreigt te worden'. 'Ik zou als het ware de zoom van zijn kleed willen aanraken', zegt hij.

En dan gebruikt Bomans zelf het woord 'heimwee'. Enorme structuren zijn over die man heengebouwd, zegt hij.

'Maar ergens diep daaronder moet die hese stem toch nog te horen zijn. Hij is er toch geweest, hier, in dit land en in deze stad.

En naarmate ik ouder werd merkte ik tot mijn verrassing, dat dit heimwee (curs. van mij, v.d.G.) de hele christenheid bevangen heeft. Een niet te stuiten drang naar puinruimen heeft zich van ons meester gemaakt, we willen zien waar en hoe het begonnen is. Met dit verlangen ben ik hier gekomen. Ik heb thuis niets anders voorbereid dan zorgvuldig na te gaan of die plekken er inderdaad zijn. Dus niet waar Jezus ongeveer was of waar hij twintig meter dieper gelopen moet hebben vanwege het puin, dat zich daarboven heeft opgetast, nee, de plek zelf en dit onweerlegbaar bewezen. Ik vond er vijf. Vijf verweerde tekens, als letters in een boom gesneden. Hier ben Ik geweest.' (idem, p. 72).

Ontroering

Het meest indrukwekkende van die uitzending heb ik gevonden wat Bomans zelf bij zijn bezoek aan Jeruzalem als heel indrukwekkend heeft ervaren. Als hij staat in de Garden Tomb, de plek in de zogeheten graftuin, die ooit door Charles George Gordon als het authentieke graf van Jezus werd aangewezen, bekommert hij zich kennelijk niet meer over de vraag of het de echte plek van het graf wel was. Hij is er ontroerd over de ontmoeting van Jezus met de vrouwen. Daar wil hij het Johannesevangelie voorlezen. Met de toenmalige bewaarder van de graftuin, Jan Willem van der Hoeven, zoon van wijlen de secretaris van koningin Juliana, heeft hij de afspraak gemaakt. Hij zegt dan:

'Het ging mij immers om zijn directe aanwezigheid, van zeer nabij gevoeld. Dat was de draad die, naar ik hoop, door dit uur gelopen heeft en waaraan alle kralen geregen zijn. Het aangrijpende van de nu volgende ontmoeting zit in die uiterst persoonlijke ontmoeting, waarbij Christus met één woord een vrouw naar zich toehaalt. Hij doet dit door alleen maar haar naam te noemen. Meer gebeurt er niet. En de vrouw geeft van haar plotselinge herkenning ook weer met één woord blijk. Ze staan als bij toverslag oog in oog. Ieder mens is anders, maar mij heeft dit korte gesprek in de eerste schemering van de Paasmorgen altijd diep bewogen....

'En toen zij zich had omgewend zag zij Jezus staan...En Jezus sprak tot haar: Maria! En zij zag hem aan en antwoordde Rabbouni! Dat is: Meester.' (idem, p. 118, 119).

Is met deze ontroering en de daarmee samenhangende ontroerende woorden Bomans een gelovige? Hij gaat hier niet nader in op het opschrift op het deurtje voor de Garden Tomb: 'He is not here, He is arisen'. Hij spreekt niet expliciet gelovig over de opstanding. Het is alles vooral heimwee. Broer Arnold zegt van hem, dat hij altijd een sterke hang naar het geestelijk leven heeft gehad. 'Het vreemde feit doet zich voor - zegt hij - dat Godfried altijd, tot de laatste maanden vóór zijn dood heeft zitten tobben met de Godheid van Christus'. Voor zuster Wally, zegt Arnold, was het een absurde gedachte, dat Godfried de 'heilige plaatsen' in Jeruzalem bezocht vanwege 'de Man die ze geheiligd heeft', terwijl die Man kennelijk voor hem een andere was dan voor haar. Wanneer Godfried de vloer van Pilatus, op een steenworp afstand van Bethesda betreedt, komt hij namelijk niet verder dan dan dat Christus gekruisigd werd wegens 'majesteitsschennis' (Jan Bomans, Godfried achteraf bekeken, Bussum, 1978, p. 37, 38).

In dit verband wil ik herinneren aan de scherpe, om niet te zeggen vileine kritiek, die Bomans ooit uitte op Blaise Pascal. Hij omschrijft hem als 'een reus in denkkracht, die op zijn hurken gaat zitten om rationeel te veroordelen, wat hij emotioneel niet aankon.' 'Zijn ascese is - zegt hij - die van een despotische zieke, die zijn tekort aan vitaliteit tracht te maskeren door van de hele wereld een hospitaal te maken.' En, om nog één stijlbloempje te noemen: 'zijn stem klinkt nog steeds, omdat juist de woede tegen alles wat schoon, lief en teder was er een fascinerende kracht aan gaf' ('De druiven der gramschap' in 'Op de keper beschouwd, Amsterdam, 1983, p. 177 e.v.). Terwijl het juist Pascal was, die zei dat het hart zijn redenen kent, die de rede niet kent. En had Bomans misschien geen orgaan voor dienst Geestverrukking, geschreven op een papiertje, dat na de dood van Pascal in de binnenzak van diens colbert werd gevonden? 'Vuur, God van Abraham, Izak en Jacob, God en Vader van Jezus Christus'.

En was het niet juist Pascal die èn wetenschapper èn gelovige was en kon zijn? Zou Bomans Pascal echt gekend hebben?

Het heimwee voorbij

Ek sluit af met de zin, waarmee ik begon. Een protestant leest Bomans. Bomans was in religieus opzicht eenzelfde twijfelaar als velen, die met heimwee omzien naar hun protestants verleden. Daarom houdt Bomans ons een spiegel van de tijd(geest) voor. Ik las Bomans derhalve niet alleen omdat hij een taalschalkje was. Maar ook omdat hij een zoeker was. Hij zei ooit - ik citeerde het - dat in zijn tijd mensen nog teerden op het vet van de vroomheid van het verleden en vroeg toen: Hoe zou het er over twintig jaar uitzien? De vraag stellen is haar nu beantwoorden. Mij dunkt dat velen vandaag het heimwee, dat Bomans nog kende, voorbij zijn. Verloren zonen en dochteren hebben plaats gemaakt voor hun zonen en dochteren.

Er is een gezegde in bevindelijke kringen, waarmee ik vertrouwd ben: 'die heimwee hebben komen thuis'. Welnu, komaan, het is advent. Anders gezegd: het is avond geworden maar de Verrezene staat gereed te zeggen 'Ik ben het'.

Nu kom ik ter afsluiting toch nog een keer terug bij Erik en de doodgravertjes. De vrouw van de doodgraver zei: 'Klimt dan in den hoogsten grasspriet dien u vinden kunt. In de verte ziet u dan wat wij den dam noemen: een hoge gladden muur van hout. Maar wat daarachter ligt weten wij niet'. 'Ik hoor aan de andere kant', zei Erik. Was dat weer Bomans' heimwee?

En dan nu tenslotte het citaat uit de preek in de Amsterdamse Westerkerk:

'Ik heb het waagstuk ondernomen om afgelopen zondag in de Westerkerk van Amsterdam op de preekstoel te gaan staan, voor de protestanten van Amsterdam, het waren er vierduizend. (...) ik ben geëindigd, hoewel ik het niet van plan was, met dit toe te geven: dat er toch iets was overgebleven, nl het besef dat als ik het evangelie lees - wat ik veel doe - ik dan heel stelling in de zekerheid kom dat dit woorden zijn van jenseits. Het is geen mensenwerk, dat voel ik heel sterk en dat is het enige wat ik heb. Als ik die grote stem weer hoor, de geweldige dingen die daar worden uitgesproken, ja zelfs alleen de manier al waarop het gezegd wordt, die verbijsterende combinatie van eenvoud en diepgang, altijd maar door, zonder een enkele inzinking, dan komt het weer over me: die man heeft hier wel rondgelopen, maar hij is niet van deze aarde.' (In de kou, 1969) (In Wim Houtman, Godfried Bomans, Nederlands Dagblad.d. 21 december 1996).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Type van mensen in de kou

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's