Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verootmoediging, opwekking (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verootmoediging, opwekking (2)

Lezing jaarvergadering Gereformeerde Bond

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het liart van de reformatie

We komen hierbij terecht bij het hart van de reformatie, zoals dat er ook was bij b.v. Luther. Reeds in zijn 95 stellingen legt hij groot accent op de dagelijkse boete, terwijl dat tegelijk niet in mindering komt op het geloof in Christus en de sprankelende geloofszekerheid die dat meebrengt. Bekend is dan ook van Luther het zgn. simul Justus et peccator, nl. tegelijk zondaar (= verootmoediging) en tegelijk rechtvaardig door het geloof in Christus (= opwekking). Ook Kohlbrugge uit de vorige eeuw kan in die zin getypeerd worden, omdat voor hem geldt dat hij zich beschouwt als onheilige (=verootmoediging) heilige (= opwekking).

Calvijn heeft hetzelfde gekend. En dat geldt voor de hele reformatie. De reformatie is dan ook beleefd als een grote opwekking. De geloofszekerheid vlamde zeer hoog op, zodat men door het getuigenis van de Heilige Geest zekerder dan zeker wist dat dit het was nl. Gods genade in Christus. Ook heeft men toen geweten dat het iets nieuws was vergeleken met wat de rooms-katholieke kerk leerde. De Heilige Geest gaf heel veel licht, zodat tot op God toe verstaan werd dat dit het was waar het in de Bijbel om ging (nl. deze zekerheid in God door Christus) niet vanuit ons mensen te verklaren was, maar enkel vanuit God. En in ieder geval bij de beste vertegenwoordigers van de nadere reformatie is het niet anders geweest. In die zin mag ook de nadere reformatie, althans in haar beste gestalte, als een opwekking beschouwd worden. Een opwekking waarbij het weliswaar meer ging om de heiliging (persoonlijk en in de samenlevingsverbanden), dan om de rechtvaardiging. Doch het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Want de werkelijke heiliging van het (geloofs)leven, is niet en nooit los te maken van de rechtvaardiging.

Ondertussen zijn we hiermee naar mijn gevoelen wel bij het meest centrale punt van ons onderwerp aangekomen nl. de vraag wat het diepste geheim is geweest van de opwekking die we reformatie noemen. Tegelijk gaat het hierbij om de kwestie waar het bij ons vandaag aan schort en waarom wij zozeer verootmoediging als ook opwekking nodig hebben. En dit diepste geheim dat er bij de reformatie zo volop was en bij ons zo schaars en dun is geworden, dit diepste geheim is (naar mijn gevoelen): het op bijbelse toonhoogte functioneren van de rechtvaardiging van de goddeloze.

De rechtvaardiging van de goddeloze

Beide zijn er weer aanwezig nl. de verootmoediging (vgl. goddeloze) en opwekking (vgl. rechtvaardiging).

Altijd weer, met name in discussies met mensen uit de midden-orthodoxie, verbaas ik mij over het feit dat zij als eerste en voornaamste punt voor het ontstaan van de reformatie denken dat die gelegen is geweest in het pausdom. En natuurlijk, de paus en de hele manier van zijn functioneren is een zeer belangrijk facet geweest in het ontstaan van de reformatie. En toch, de eigenlijke kern was dat niet. Dat was de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat was het feit dat door het werk van de Heilige Geest de ogen open gingen voor het schriftgetuigenis dat ons vertelt dat we door de zonde totaal de verdoemenis waardig zijn en enkel en uitsluitend gered kunnen worden door het restloze geloof in Jezus Christus.

Hierbij kreeg de reformatie de genade om door te stoten tot werkelijk de kern van het geloof nl. de verhouding God en mens. Anders gezegd: wie is God en wie is de mens en hoe is hun onderlinge relatie? De reformatie kreeg helder bijbels licht op het God-zijn van God en op het mens-zijn van de mens. Mensen leerden zichzelf in het Licht van de Heilige God zien als gevallen schepsel, zozeer verloren door de zonde dat elke vorm van zelfverlossing is uitgesloten en uitsluitend verlossing door God alleen overblijft. Daarom greep de reformatie ook van ganser harte terug naar het belijden van de oude kerk, met de leer van de Drie-eenheid van God als kern.

De reformatie peilde op bijbelse wijze onze verlorenheid door de zonde zo diep dat het begreep dat enkel redding mogelijk was door God de Vader in Zijn verkiezende liefde, door God de Zoon in Zijn verlossende arbeid aan het kruis, door God de Heilige Geest in Zijn herscheppend werk.

De reformatie begreep dat God er aan te pas moest komen, zouden we behouden kunnen worden. En dat noemen we de rechtvaardiging van de goddeloze. Het gaat om een goddeloze, niet om een gelovige, niet om iemand die nog iets heeft wat God aangenaam zou kunnen stemmen. Een goddeloze d.i. iemand die loos (los) is van God. Zonder God en zonder hoop voor de eeuwigheid. Tegelijk is zo'n goddeloze dwars tegen God in. Geen waarheidsvriend, maar vijand ervan. Hij is rebel. Dat wil zeggen: is er niets in hem waardoor Hij op redding van God kan en mag rekenen. Integendeel, er is alles wat hem waardig maakt dat God hem voor eeuwig verwerpt.

En toch wordt zo'n goddeloze door God gerechtvaardigd. Onbegrijpelijk en niet te geloven, maar toch waar. Hij wordt gerechtvaardigd door Christus alleen en daarin door het geloof alleen, dat Christus aangrijpt als Zaligmaker. En hij weet zich dan ook gerechtvaardigd. De geloofszekerheid heeft in de reformatietijd helder opgebloeid en is beleden als onopgeefbaar bij het geloof behorend. Dit zowel tegenover Rome als later tegenover de remonstranten die beide toch aan een bepaalde vorm van verdienstelijkheid door eigen goede werken vasthielden. Daarom hebben beide zowel de echte verootmoediging als de echte opwekking gemist.

En het feit dat vandaag de dag in doorsnee genomen de werkelijke geloofszekerheid onder ons heel dun gezaaid is, mag voor ons wel een signaal zijn dat we in de gevarenzone terecht zijn gekomen, omdat het aan kan geven dat zowel verootmoediging als opwekking schaarse artikelen zijn geworden. Immers, aan de ene kant wordt de zekerheid van het geloof als een automatisme opgevat, het is een rekensommetje geworden vanuit een oppervlakkig geloof. En aan de andere kant wordt geloofszekerheid als een soort automatisme verworpen, waarbij onzekerheid en twijfel veeleer worden gekoesterd in plaats van het als schuld aan de kaak te stellen. Terwijl allerlei vormen van polarisatie ook geen signalen zijn van echt bijbels geloof. Dat alles nu mag bij ons alle lampen wel op rood doen springen. Want polarisatie betekent toch dat het met de echte verootmoediging heel slecht gesteld is en daarom met de echte geloofszekerheid (= opwekking). Anders gezegd: het schort ons vandaag aan het op bijbelse toonhoogte functioneren van de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat is naar ons gevoelen het kernprobleem van de huidige kerkelijke malaise.

Verootmoediging nodig

O zeker, met de mond belijden we de rechtvaardiging van de goddeloze vlot en krachtig. En ook in de officiële stukken van het SoW-gebeuren wordt het duidelijk genoemd. En we zijn daar heel dankbaar voor. En hoe rechtser in de kerk hoe harder er wordt geroepen over die rechtvaardiging van de goddeloze.

Maar hoe functioneert het? Dat is de kwestie. Daar hebben we grote en grote zorg over. En dat betreffende de volle breedte van de kerk. Ook in eigen kring.

Hoeveel goeds er ook nog mag zijn. En daar zijn we diep dankbaar voor. Temeer omdat de allerkleinste kruimel genade totaal onverdiend is. En toch: we willen volstrekt niet enkel naar meer links of naar meer rechts in de kerk wijzen. We willen heel uitdrukkelijk ook naar onszelf wijzen. Lopen we niet het grote gevaar te verzanden in een voorondersteld geloof, en in een zelfgenoegzaam geloof, en in een flinterdun geloof dat geen antenne meer heeft voor de diepe tonen die de reformatie aanslaat? Waarom lukt het ons zo moeilijk om de rijke erfenis van de reformatie over te dragen aan het volgende geslacht? Is het niet omdat de echte ootmoed zo schaars is geworden onder ons en daarin de rechtvaardiging van de goddeloze? Is er niet onder de hele gereformeerde gezindte, zowel in als buiten de hervormde kerk, een gigantische oppervlakkigheid aan het ontstaan inzake het functioneren van de bijbelse zondekennis en de bijbelse Christuskennis? Lopen we niet het grote gevaar dat wij als ouders lege testamenten achterlaten voor onze kinderen, omdat de ware vreze des Heeren steeds schaarser gaat worden in onze gezinnen? Zijn er niet overal allerlei vormen van onbijbelse hoogmoed ingeslopen waardoor we ons beter vinden dan anderen?

Beter in het aantal kerkgangers dat we nog hebben, beter in het meeleven van de jeugd, beter in het vasthouden aan de belijdenis, beter in de opvatting van ons kerkbegrip, beter in ons verstaan van de zondagsheiliging, beter in het kennen van bijbelse bevinding, beter in rechtzinnig belijden, beter in etc... etc... Beter... beter. .. beter... Het is alles beter wat de klok slaat... Doch waar is de goddeloze die zichzelf op de borst slaat en op de heup klopt en uitroept: wee mij dat ik zo gezondigd heb? Waar is de goddeloze die zich niet verheft boven wie ook maar, doch als de tollenaar in de bekende gelijkenis tot God roept en vraagt: O God wees mij de zondaar genadig? Waar is de goddeloze die zich tot op het bot toe uitgekleed weet als oude mens en daarom geen stap meer verder kan zonder bekleed te worden door de gerechtigheid van Christus?

Immers het gaat diep, die rechtvaardiging van de goddeloze. Dat is niet enkel iets dat alles te maken heeft met het werk van Christus aan het kruis, waarin Hij ons als Plaatsvervanger buiten spel zet. Het heeft ook alles te maken met het werk van de Heilige Geest waarin we worden ingeschakeld zodat wij ontdekt worden aan onze eigen goddeloosheid tegenover God. En meer links van de gereformeerde gezindte ziet men in een soort automatische geloofshouding dit ontdekkende werk van de Heilige Geest helemaal niet zitten. Meer recht in de kerk belijdt men het wel met de mond, maar is het hart er vaak verre van verwijderd, naar te vrezen is.

En daarom hebben we verootmoediging nodig. Hoedemaker schijnt gezegd te hebben: 'Geve de Heere de genade van de verootmoediging en de kerk is gered'. Verootmoediging nodig in de volle breedte van de kerk, zeker ook onder ons. Nodig een goddeloze te worden in eigen ogen. Omdat we weten dat we het in Gods ogen zijn. Nodig dus onszelf te bekijken door de ogen van God. Anders gezegd: door de ogen van de Bijbel. Nodig dat de Heilige Geest ons zo opwekt uit de doodslaap van onze zonde (dit is vooral toch ook opwekking) dat we ons als goddeloze gaan herkennen.

We worden een goddeloze. En dat gaat diep. Dan verliezen we al onze franje van beter... beter... beter... We weten dat we van huis uit niet beter zijn dan moordenaars, dan vrijzinnigen, dan middenorthodoxen, dan gereformeerden (tot en met de tiende graad toe), dan gekrookte rieters. Niet dat we daarmee fouten of eenzijdigheden van anderen gaan goedkeuren of navolgen. Integendeel. Maar we leren buigen. Onder God en onder mensen. We beseffen dat we van nature allen van één lap zijn gescheurd d.i. onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.

We verliezen alle (rechtzinnige) zelfhandhaving. We leren af elkaar, ook in de kerkenraden, de oren te wassen en gaan elkaar veeleer de voeten wassen. Want we vrezen de Heilige Geest te bedroeven. We gaan letten op bijbelwoorden die zeggen: 'Graaf dieper mensenkind en gij zult meerdere gruwelen vinden'. Want we leren verstaan dat verootmoediging, zeg maar een goddeloze worden in eigen ogen, niet enkel iets is dat een plaats heeft in de rechtvaardiging, om gerechtvaardigd te worden door de gerechtigheid van Christus, maar dat het evenzeer volop een plaats heeft in de heiliging opdat we tot groei in het geloof zullen komen, tot opwas en loutering. Daarom leren we om ten bloede te strijden tegen de zonde. We leren allerlei diep weggestopte zonde bloot te graven en ze te leggen op het altaar tot verzoening.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Verootmoediging, opwekking (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's