Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk of afscheiding (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk of afscheiding (5)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vaderlandse kerk

We spreken graag van de Nederlandse Hervormde Kerk als van 'de vaderlandse kerk'. Ongetwijfeld wordt daarmee gepaste aandacht gevraagd voor Gods hand in de geschiedenis van ons land. Met evenveel recht kan gesproken worden van de Hervormde Kerk hier te lande als 'planting van God', waarmee even zeer het 'goddelijk recht' van de Reformatie tot uitdrukking wordt gebracht. Als maar bedacht wordt, dat deze 'planting Gods' zijn wortels heeft tot bij 'Bonifacius en Willebrord'.

Toch dient er enige relativering te worden aangebracht, wanneer we ons niet schuldig willen maken aan romantisering en ideologisering.

En wel vanuit Calvijns kerkbegrip: 'Waar het Woord is, daar is de kerk'. In deze visie op de kerk is er niet onmiddellijk sprake van de landelijke kerk, aangezien Calvijn primair alle nadruk legt op de plaatselijke kerk. Van daaruit vindt de 'uitstraling' plaats naar de landelijke kerk en krijgt deze wezenlijk haar contouren. Daarmee is Calvijn geen congregationalist geworden, die de landelijke organisatie van 'kerk-zijn' afwijst, maar het 'noodzakelijk' landelijke verband komt bij hem wél op de tweede plaats en krijgt mitsdien haar 'vervulling' vanuit ket 'kerk-zijn' van de plaatselijke gemeenten.

In tegenstelling tot Rome realiseerde en praktiseerde met name Calvijn het kerkzijn niet 'van bovenaf, maar 'van onderop'. In de geschiedenis van het Protestantisme is de nadruk echter wel in toenemende mate komen te liggen op de landelijke organisatie van de kerk, uiteraard vanuit histori­sche ontwikkelingen én niet in de laatste plaats vanuit een toenmaals sterk ontwikkeld historisch besef. Niet in het minst in ons land is dit het geval geweest, waar de 'gereformeerde kerk' sinds 1816 de Nederlandse Hervormde Kerk werd genoemd en dan is er tegelijkertijd sprake van een ontwikkeling, die 'onderhuids' mede heeft geleid tot het ontstaan van Afscheiding en Doleantie met hun hernieuwd pleidooi voor 'de plaatselijke kerk'.

Met alle respect en liefde voor de historie van ons land en van de kerk in ons land mag toch wel gevraagd worden of in ieder geval de 'romantisering' van de 'vaderlandse kerk' niet wat te veel van het goede blijkt te zijn in het kader van onze eigen tijd met haar open grenzen, niet alleen in Europa, maar ook naar het geheel van de 'wereldkerk'. Anders gezegd: Is dat nog wel eigentijds? Het Woord gaat toch voort in deze tijd en in dit land van voortgaande secularisatie? ! En verliezen we dan wel zo veel meer dan alleen wat 'romantiek' als we het kerkbegrip hier te lande opnieuw ijken aan dat van Calvijn, met dien verstande dat we beslist niet het zicht dienen te verliezen op de (kerk)geschiedenis geschreven door Gods hand in ons land.

Dit betekent dan wél dat we met Calvijn opnieuw zullen beseffen, dat de gang van zaken in de landelijke kerk hoogst belangrijk is, maar dat deze ondertussen wél van tweederangs betekenis moet worden genoemd. Niet waar hoogst belangrijke beslissingen worden genomen in de kerk, is de kerk, maar waar het Woord is daar is de kerk!

Het 'ontwaken' van dit Calvijnse kerk-begrip zou vandaag wel eens van grote actuele betekenis kunnen worden.

Wanneer de 'vaderlandse kerk' noodzakelijkerwijze vandaag de dag wordt terugggebracht tot de juiste 'eigentijdse' proporties, dan zou ze wel eens 'samen met al de heiligen' in de hele wereld hier te lande weer wezenlijk 'volkskerk' kunnen worden, zoals dit voor Hoedemaker in de vorige eeuw een 'must' is geweest: De kerk is als zodanig volkskerk - dat wil zeggen, zij is in principe open voor en naar het héle volk - of zij is géén kerk. Al is die 'volkskerk' dan tot marginale en minimale proporties terugggebracht, zij heeft ten principale een (hét) Woord voor de wereld en daarmee in de eerste plaats voor het eigen volk.

Belijdenisgeschriften

Het hangt ongetwijfeld samen met het kerkbegrip van Calvijn, dat hij nergens opzettelijk en breedvoerig de aandacht vraagt voor de eigen waarde en het gezag van belijdenisgeschriften.

Ongetwijfeld zijn ze voor hem in zijn tijd van betekenis en zelfs van grote betekenis geweest, maar nergens krijgen de toenmalige belijdenisgeschriften voor en van hem een verzelfstandigde positie, laat staan dat Calvijn ze opnam in zijn wezensbepaling van de kerk. Waar het Wóórd is, daar is de kerk, en daar horen de belijdenisgeschriften ondersteunend en getuigend bij, maar dan wél op de tweede plaats.

Het gaat Calvijn vooral om de dynamiek van deze documenten voor het 'Woord-gebeuren' in de gemeente en zó in het geheel van de kerk, waarbij dan in de eerste plaats het Woord deze geschriften zal doorgloeien en deze getuigende en belijdende geschriften geenszins over het Woord zullen heenvloeien om het aldus te doen vervloeien in een onzegbare zondvloed van nietszeggende woorden óver het Woord van God. Met andere woorden: om Gods wil, een hartelijke belijdenis vanuit en door het Woord, en geen móndbelijdenis over en aangaande het Woord!

Is dit laatste het geval, dan wordt op een 'roomse' wijze het Woord geplaatst onder de stolp van de traditie en aldus 'monddood' gemaakt. En dat was en kan de 'gereformeerde bedoeling' niet wezen.

Wanneer anderzijds de belijdenisgeschriften in de kerk monddood zouden worden gemaakt, dan heeft de kerk als zodanig niets meer te zeggen. Maar dit betekent niet, dat dan het Woord in die kerk niets meer te zeggen zou hebben! Waar het Woord van God is, daar is de kerk, en het zal de kerk dan opnieuw leren van God te getuigen dan wel Zijn Naam te belijden.

Zou de kerk ontrouw zijn of in hoge mate worden aan haar belijdenis. God blijft getrouw. Dat is wezen en reikwijdte van het verbond der genade, niet als gevrijwaarde goedkope genade, maar als geopenbaarde duur verworven genade in kruis en opstanding van Jezus Christus, welke gepredikt zal worden tot het God behaagt de kandelaar hier te lande eventueel weg te nemen. Tot die tijd zal het welbehagen des Heeren gelukkend voortgaan, om welke reden het Woord zal voortgaan en de kerk zal voortbestaan.

Niet weggaan

Ziet men de kerk primair als iets 'uitwendigs', dat door ambtelijke beslissingen kan worden opgebouwd dan wel worden afgebroken of ophouden te bestaan, dan is het mogelijk haar op een 'doperse' wijze af te schrijven om zich vervolgens terug te trekken in een individualistisch gestructureerd 'geestelijk' isolement. Maar dan reageert Calvijn heel fel: 'uit de kerk weggaan betekent verloochening van God en Christus' (Inst. IV, 1, 10). Het Woord is immers ongebonden en wanneer en waar dit zuiver wordt bediend, even als de sacramenten, dan is daar de kerk, als Gods werk en allerminst als mensenwerk. En wie zou zo vermetel zijn te stellen dat Gods werk door mensenwerk ongedaan zou kunnen worden gemaakt?

Augustinus ziet de kerk vooral als Lichaam van Christus, waardoor zijn ecclesiologie (kerkleer) zich dan ook concentreert in de éénheid van de kerk: 'de kerk is er slechts in zoverre zij één is'.

Dit katholieke denken wordt gedragen door een goddelijke objectiviteit, waarin onze subjectiviteit geborgen en gewaarborgd is.

En menselijk subjectivisme komt 'vrij', waar men het Woord tot object maakt, eventueel in de vorm van belijdenisgeschriften.

J. G. Woelderink schreef ooit: 'Ik ben ten strijde getogen tegen het subjectivisme onder ons, want als wij daar ons niet van bekeren, zullen we uiteen gerafeld worden in allerlei snipperpartijtjes, ieder niet onder de banier der waarheid maar onder zijn eigen vroomheidsapostel, elkander van ontrouw beschuldigende en ter helle verwijzende'. Het zou vandaag opnieuw geschreven kunnen worden, en wanneer dit niet gebeurd, moet het maar opnieuw gelezen worden.

Altijd weer is er aandacht voor gevraagd, dat de belijdenis van de kerk der eeuwen niet luidt: 'credo in ecclesiam' - 'ik geloof in (!) de kerk', maar 'credo ecclesiam' - 'ik geloof (!) de kerk'. En deze formulering is méér dan een toevalligheid; zij drukt het wézenlijke uit van het katholieke geloofsbegrip en daarmee hangt onmiddellijk samen het katholieke kerkbegrip!

De Reformatoren hebben dit katholieke geloofsdenken doorgetrokken en door de crisis van hun tijdsgewricht heengetrokken.

En daarom kon Calvijn zijn kerkvisie zo bijbels funderen: Onder het volk, onder de overheid, onder de priesters was alles zo verdorven, dat Jesaja niet aarzelt Jeruzalem gelijk te stellen aan Sodom en Gomorra (Jesaja 1 : 10)... En toch richtten de profeten daarom geen nieuwe kerk op, noch bouwden zij nieuwe altaren'. Gesteld al, dat dit zou kunnen, een nieuwe kerk oprichten. Een onmogelijke mogelijkheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kerk of afscheiding (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's