Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Boodschap en hoorder

Deze week belegt de EO een 2-daags congres met als thema 'De Boodschap en de Kloof' (19 en 20 november in De Bron, Dalfsen). Er is een onderzoek ingesteld 'naar de verschuivingen in het geloofsgoed van orthodox-christelijk Nederland in de afgelopen dertig jaar'. De uitkomsten van dit onderzoek zullen tijdens de conferentie bekend worden gemaakt. Ook zal een analyse van het onderzoek worden geboden door een aantal sprekers. De EO is, behalve om het feit dat ze als omroep 30 jaar bestaat, vooral tot dit congres gekomen omdat uit veel publicaties blijkt dat vandaag ook in orthodox-christelijk Nederland (reformatorisch en evangelisch) 'de kloof groeit tussen de inhoud van de verkondiging en het dagelijks leven van de gemeenteleden', aldus de toelichting bij de uitnodiging om deel te nemen aan deze dagen van bezinning. Ik citeer nog verder: 'Waarom zitten jongeren nog wel braaf in de kerk, maar kunnen ze het geloof geen plaats geven in hun leven? Anders gezegd: voltrekt zich onder de oppervlakte een proces dat leidt tot een kloof tussen de gelovige mens midden in de postmoderne wereld en de inhoud van de verkondiging? ' Op de Schooldag van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt hield men zich bezig met verschuivingen in de cultuur als huiswerk voor de theologie, zo meldt prof. B. Kamphuis in De Reformatie (25 oktober 1997). En prof. dr. C. J. de Ruijter schrijft in hetzelfde nummer over Horen en preken, Achtergronden voor een eigentijdse gereformeerde preekvisie. Hij geeft aan dat binnen de vakgroep Praktische theologie een diepgaande bezinning op gang is gekomen om genoemde preekvisie te ontwikkelen. Welke zijn de achtergronden daarvan, waarom vindt men dat nodig, wat is er dan niet meer goed aan de manier van preken zoals tot nu toe gangbaar? Eén van de belangrijkste factoren acht prof. De Ruijter te zijn 'de geestelijke achtergrond van de hedendaagse kerkganger'.

'Om maar meteen met de deur in huis te vallen: die geestelijke achtergrond is niet onverdeeld gunstig. Veel kerkgangers komen zondags in de kerk met een hart dat vol is van de indrukken van de afgelopen week. In het werk, in het gezin, in de vrije tijd zijn veel dingen gebeurd die hun sporen getrokken hebben in hun persoonlijk leven. Maar voor een groot deel zijn dat dingen van deze wereld. Voor een groot deel is hun aandacht daarin ook bepaald door wat mensen in deze wereld belangrijk vinden: geldbesteding, uiterlijk, seksualiteit, eten en drinken, aanzien enz. En in al die ervaringen zijn heel veel van die kerkgangers God niet zo erg vaak tegengekomen.

Dan komen ze in de kerk. En dat is meteen een heel andere wereld. De wereld waarin de ervaringen van door de week ver weg lijken. De wereld waarin het haast vanzelf lijkt te spreken dat je open staat voor het evangelie. De wereld van God.

Maar de vraag is: hoe passen die twee werelden bij elkaar? Voor menig kerkganger gaapt er een diepe kloof tussen die beide. Door de week staan ze met beide benen in deze wereld. Hun denken en doen is daar voor een zeer groot deel op afgestemd. Maar zondags treden ze plotseling binnen in een heel andere wereld. De preek vertegenwoordigt een wereld, waar alles de sfeer van het evangelie ademt. Waarin God de eerste is. Waarin het vast staat dat Gods wil gedaan moet worden. Waarin we haast als vanzelf gericht zijn op Zijn komende rijk. Maar vanuit zijn ervaringen van door de week voelt menig kerkganger zich vreemd in die wereld.

Vervreemding

De geestelijke achtergrond van veel kerkgangers heeft dan ook te maken met een gevoel van vervreemding. Vervreemding van de vertrouwelijke omgang met God. Vervreemding van het christelijke leven in biddend contact met de Here.'

Prof. De Ruijter vindt dat het hier gaat om een diepe doorwerking van de secularisatie. De vrijgemaakte kerken kenden in hun begintijd een sterke antithese en leefden in een sterk isolement ten aanzien van de wereld. Die antithese is voor de huidige generatie vrijgemaakten doorbroken, aldus De Ruijter. Maar ik denk dat dat niet alleen zijn kerken geldt, maar evenzeer onze gemeenten. Ook van onze gemeenten kan gezegd worden dat de wereld en haar levenspatroon heel dichtbij is gekomen en dat verzakelijking en verwereldlijking zich volop aandienen. Het is inderdaad voor hen die met de Heere willen leven vandaag soms een hard gevecht om werkelijk biddend voor Gods aangezicht te gaan. En, zoals prof. De Ruijter terecht zegt, het is een gevecht waar menige nederlaag in wordt geleden. Vooral ook omdat velen het gevoel hebben dat ze er de goede wapens voor missen. De persoonlijke eredienst staat onder druk. Er zijn problemen met het bijbellezen. De afstand tot de Bijbel groeit. 'Velen worstelen ermee hoe ze het gelezene zich kunnen toe-eigenen. En in alles wordt duidelijk hoe moeilijk het is om het leven van alledag in verband met God te brengen', aldus prof. De Ruijter. Hij gaat vervolgens in op de gevolgen die dit alles heeft voor de prediking.

'Wat betekent dit voor de preeksituatie? In ieder geval, dat de kerkganger niet gunstig voorgesorteerd staat voor een klassieke doorwrochte preek. Hij is met zijn door-de-weekste hart naar de kerk gekomen. Hij verlangt er ook echt wel naar om God te ontmoeten. Maar daarvoor is vooral nodig dat de prediker goed peilt waar die kerkganger met zijn gedachten zit. Na twee kerkdiensten ga je als kerkganger de wereld weer in. En dan zal duidelijk moeten zijn, waar het gehoorde evangelie op slaat in dat leven van alledag.

Laten we maar eerlijk zeggen, dat zo'n kerkganger hoorproblemen heeft gekregen. De problemen die hij bij het bijbellezen heeft ("Waar slaat dit op in mijn dagelijks leven? ") keren in de kerk terug bij het luisteren ("Gaat deze preek eigenlijk wel over mijn leven? "). En het komt regelmatig voor, dat de preek hem niets te zeggen heeft. Hij voelt wel aan, dat de dominee heel direct bezig is de tekst uit te leggen. Hij is er ook echt wel van overtuigd, dat dit de waarheid is die ten leven leidt. Maar de preek "landt" niet in zijn eigen leven. De preek is als een brok goud, dat voor hem neergelegd wordt. Maar wat moet hij er mee? Hij kan het niet inwisselen tegen het muntgeld dat hij straks weer nodig heeft in het gesprek met zijn gezin. En morgen in de omgang met zijn collega's. En in zijn dagelijkse strijd om iets te ervaren van de aanwezigheid van God. Hij voelt zich machteloos om met de preek aan de slag te gaan. Natuurlijk komt de vraag op: hoe reëel is dit probleem? Is dit niet een karikatuur van de doorsnee gereformeerde kerkganger? Hebben we het hier niet over een voorbijgaande moeite van wat jongeren die gewoon nog moeten leren om de prediking te waarderen? Het ziet er naar uit dat dat niet het geval is. De signalen die pastores afgeven over de moeiten die zij tegenkomen wijzen inderdaad op een groeiend hoorprobleem. Niet alleen bij jongeren. Ook bij ouderen, die langzamerhand weggroeien bij de vertrouwde antithese en soms haast ongemerkt de verwereldlijking hun leven zien binnensluipen. De pastorale praktijk vertelt over een zeer brede linie het verhaal van doorgaande vervreemdeling. Menig pastor spreekt zelfs over een hoorcrisis!

Hoe ga je daar nu mee om als prediker? Wat doe je er concreet mee als je uit eigen waarneming deze problemen in je gemeente constateert?

'Wat voor boodschap heeft een prediker nu aan zo'n probleem? De meeste predikers vangen wel geluiden op over hun preken. Maar hoe reageer je als mensen zeggen, dat jouw preek over de hoofden heengaat? Als ze het te moeilijk, te doorwrocht vinden? Als ze klagen dat er zo weinig herkenning in zit? Dat het helemaal niet landt en op een afstand blijft? Als prediker heb je ook je overtuigingen over je manier van preken. Je kent die teksten uit de bijbel, waar het over verwende en zelfs verstopte oren gaat. Je wilt geen slappe verhaaltjes kwijt, want daar is de kansel niet voor. De verleiding ligt voor de hand om te zeggen: Dan moet je maar beter luisteren.

Ongetwijfeld raak je het probleem dan in het hart. Maar je gaat er niet echt op in.'

Prof. De Ruijter vindt dat dit probleem ernstig dient genomen te worden en dat we moeten erkennen dat het er werkelijk is. We zullen de hoorder serieus moeten nemen. In de vrijgemaakte kerken heeft de preekvisie van prof. Schilder deze eeuw grote invloed gehad. We noemen dat wel de heilshistorische prediking. De tekst krijgt diepgaande aandacht en wordt vooral in verband gebracht met het geheel van Gods heilrijke handelen: de zogeheten heilshistorie. Gevolg hiervan was en is dat de aandacht voor de hoorder te kort kwam en komt. In onze gemeenten lagen (en liggen? ) de accenten duidelijk anders. In de prediking heeft altijd de heils-orde veel aandacht gekregen. Bedoeld is: de orde, de weg waarlangs het heil ingang krijgt in het mensenleven. Ook, wat heet, de exemplarische prediking was en is onder ons nog altijd gemeengoed. Mensen in de bijbelse geschiedenis (Abraham, David bv.) worden tot voorbeelden (exempels) voor de gelovigen van nu. Een bepaalde bevindelijke weg wordt in-gelezen in het leven van de aartsvaders of van een koning. Ik heb sterk het gevoel dat ook deze trant van preken velen niet werkelijk meer aanspreekt. Mensen hebben het idee dat het in de prediking toch altijd eigenlijk over vroeger gaat. Het raakt niet werkelijk hun leven hier en nu. Het klinkt allemaal wel vertrouwd, maar het komt niet echt over. De doorlichting van ons bestaan blijft teveel achterwege. De profetische kritiek van het Woord komt niet goed door. Nogmaals, ook al is de situatie in de vrijgemaakte kerken en in onze gemeenten duidelijk anders, de conclusie van prof. De Ruijter in zijn eerste artikel kunnen we toch wel overnemen:

'Samenvattend zou ik willen spreken van een dubbel probleem. Er is sprake van een hoorprobleem dat opkomt uit vervreemding van het evangelie. Tegelijk is er sprake van een preekprobleem, doordat de prediking in veel gevallen sterk geconcentreerd is op de tekst en de leer van de Schrift, en zo te weinig in beeld brengt van het concrete leven met de Here.

Dit dubbele probleem vormt voor een belangrijk deel de preeksituatie van onze tijd. Tegen die achtergrond zien we ons in Kampen momenteel uitgedaagd om een eigentijdse gereformeerde preekvisie te ontwikkelen.'

Preken en horen, preken en gehoord willen worden. Hoe kun je er aan werken dat het, menselijk gezegd, beter lukt?

De weg van de Geest

In een tweede artikel in De Reformatie van 1 november 1997 gaat prof. De Ruijter nader in op de hoofdlijnen van een eigentijdse gereformeerde preekvisie. Hij maakt daarin o.a. deze waardevolle opmerking.

'Er is natuurlijk nog een verschil tussen de tekst en de preek er over. Dat hangt samen met degenen die aangesproken worden. De gemeente van vandaag is immers pas in tweede instantie de beoogde hoorder van het Woord. De brieven van de apostelen en van Christus Zelf waren gericht aan heel concrete adressen. Bijvoorbeeld aan de gemeente in Rome en aan de gemeenten in Klein-Azië. Dat is in de brieven zelf terug te vinden. De boodschap wordt niet tijdloos en abstract gedumpt. De hoorders hebben heel duidelijk herkend: Dit gaat ons aan. Want wij worden in onze eigen situatie aangesproken. Diezelfde brieven worden sindsdien tot vandaag toe over heel de wereld in een veranderde situatie aan een nieuw adres gericht. Met het gezag van de Geest. Want dat evangelie moet heel de wereld over Maar de prediker is dan wel verplicht die brieven nader te adresseren. Dat betekent dat in de preek de tekst die aan de orde is, heel nauwkeurig in verband gebracht moet worden met de gemeente zoals die daar op die plaats en op die zondag in de kerk vergaderd wordt. De prediker kan dus niet volstaan met een toelichting op de betekenis van de tekst zoals die aan het oorspronkelijke adres gericht was. Dan blijft het slechts een gedateerde brief aan bv. de Romeinen. Het moet duidelijk worden, dat het echt een brief is, geadresseerd aan de hier en nu vergaderde gemeente. Wij gaan tenslotte niet in de eerste plaats naar de kerk om een bestaande tekst beter te begrijpen. We gaan naar de kerk om er Christus te ontmoeten, die door Zijn Geest de gemeente in haar concrete situatie aanspreekt met de belofte van Zijn heil.'

Tenslotte nog een citaat uit het tweede artikel. Tussen de twee polen van tekst en hoorder loopt de weg van de preek. Die weg legt de Geest. In het preekproces is de persoon van de prediker nauw betrokken. Eén van de gaven van de Geest is in de Bijbel de gave van het onderwijzen (Rom. 12 : 8). Een gave die een prediker nodig heeft (1 Tim. 5:17).

'De weg van de Geest is dus in veel opzichten de weg van de schepping. Dat betekent dat we ook echt handen en voeten kunnen geven aan het serieus nemen van de hoorder We hebben nu namelijk ruimte om de prediking en de preekvoorbereiding te bestuderen aan de hand van de wet­ ten van de menselijk communicatie. Preken is immers ook vorm van mondelinge communicatie. Een normaal scheppingsgegeven waardoor mensen elkaar bereiken kunnen.

Natuurlijk kun je zo het werk van de Geest niet vangen in een menselijke methode. Maar de wetten van de communicatie helpen je wel om de weg goed te bewandelen.

Denkend vanuit de genadegaven zul je de werking van de Geest nooit opofferen aan de communicatiewetenschap. Het wonder van het geloof is niet maakbaar door menselijke communicatie. (Trouwens menselijke communicatie is ook niet maakbaar)

Maar de prediker is er wel verantwoordelijk voor zorgvuldig om te gaan met de scheppingswet van de mondelinge communicatie. Preek en preekvoorbereiding horen ook communicatief goed verzorgd te zijn.

Eigenlijk ligt het voor de hand, dat we op dit punt een stukje vernieuwing in de preekvisie mogen verwachten. In vroeger tijden is nauwelijks systematisch aandacht besteed aan vormen van communicatie. Vandaag wel. En in een tijd, die daar veel energie in steekt, moeten we de preek niet buiten zulke vragen houden. Dat zou de vervreemding alleen maar bevorderen. Een preek anno 1997 moet ook in dit opzicht werkelijk herkenbaar blijven als een eigentijds verschijnsel.

Op deze manier kun je praktisch vorm geven aan de theologische overtuiging dat de preek moet worden afgestemd op de hoorder Niemand zal menen dat daardoor het geloof maakbaar wordt voor de mens. Dat blijft het wonder waarover God de Heihge Geest beschikt.'

Prof. De Ruijter noemt een en ander bescheiden een schets in hoofdlijn. Hij wil aangeven hoe men in Kampen probeert te werken aan een echt gereformeerde preekvisie die tegelijkertijd recht doet aan eigentijdse vragen van de kerkganger. Nogmaals: het geestelijk klimaat in zijn kerken verschilt in zekere zin van dat in hervormd-gereformeerde gemeenten. Maar de vragen waar we vandaag voor staan zijn dezelfde. En ook het fundament van waaruit we in onze gemeenten en kerken willen leven en handelen, is hetzelfde namelijk de Schriften die, van God getuigen. Vandaar de interesse die we hebben voor de resultaten die in Kampen onder Gods zegen mogen worden gepubliceerd binnen afzienbare tijd, naar we uit het slot van het geciteerde artikel kunnen verwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's