Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Welsprekendheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Welsprekendheid

Geschiedenis (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geschiedenis (2)

Het gaat in deze bijdrage over de welsprekendheid; maar dan wel bijzonder over de welsprekendheid voorzover ze in dienst staat van de prediking. Het gaat natuurlijk niet aan in een tijdschrift oftewel weekblad uitvoerig uiteen te zetten hoe de welsprekendheid gevaren is in het kielzog van de prediking. Daarvoor zouden honderden bladzijden nodig zijn. Neen, wij willen maar enkele momenten aangeven. Het eerste tijdvak in de prediking is ook de eerste periode in de geschiedenis van de christelijke kerk. De prediking draagt een eenvoudig karakter. Zij was zeker niet een naar de regels van de kunst opgestelde leerrede. Zij stond in de eerste tijd zelfs niet onder invloed van de eisen der retorica. Zij verschilde in haar opzet en inhoud ook van onze preken, want zij was een eenvoudige toespraak, die zich zo nauw mogelijk aansloot aan het gedeelte der Schrift dat in de eredienst was voorgelezen. De prediking gaf van die Schrift een verhelderende omschrijving. Eenvoudig en helder was de prediking, toelichting op de Schriftperikoop, met een paar zielzorgelijke opmerkingen.

Dat bleef zo niet. In een volgende periode doen zich, vooral onder invloed van de ongewijde wetenschappen, veranderingen voor. Eensdeels hebben deze verband met de nadere bezinning op de waarheden des heils en de voortgaande dogmavorming. Anderzijds zijn deze het gevolg van de plaats, welke de retorica met al haar regels voor de redevoering ook op het veld van de christelijke prediking krijgt. Wij krijgen te maken met de figuur van Origenes. Deze leefde van 185-254 na Christus. Deze begeerde een brug te slaan tussen de uit het heidendom opkomende wijsbegeerte en het christelijke geloof. Hij wilde een christelijke wetenschap opbouwen, die in haar verklaring van wereld en leven de systemen van de heidense stelsels zou overtreffen. Deze kerkvader heeft een gehele omkeer in de prediking teweeggebracht. Zijn methode heeft tot nu toe, vooral in de reformatorische prediking haar kracht behouden. De prediking werd door hem uitlegging, verklaring van die en die tekst. Voorheen werd wel de Schrift gelezen en in het algemeen uitgelegd, maar deze uitlegging werd gebonden aan een vrij gekozen thema, aan een aan de Schrift ontleend onderwerp, en daarover werden de Schriften van alle kanten geopend. Origenes maakt de preek tot een zeer concrete Schriftprediking, gebonden aan regels die voor zulk een rede gesteld mochten worden. Hij heeft nooit de inhoud aan de vorm opgeofferd. Ook de vorm had voor hem waarde. Origenes waardeerde de betekenis van de ongewijzigde retorica.

Op deze periode in de prediking volgde een andere. Deze begint in de aanvang van de vierde eeuw. De overwinning van Constantijn de Grote geeft aan de christelijke kerk de publieke erkenning door de staat. Ja, leidt zelfs tot haar verheffing van staatskerk. Het christelijk geloof verkreeg een ruime ingang bij het volk. De kerk werd een volkskerk. Heel de gedaante van de kerk en haar eredienst veranderde en die wijziging kwam ook tevoorschijn in de prediking. De vorm van Origenes bleef, de preek bleef een uitlegging van de tekst van regel tot regel, van Woord tot Woord, maar er kwam een aanpassing aan de begeerten van de hoorders. De pakkende sensationele vorm kreeg de overhand. De welsprekendheid met al haar kunstigheden en interessante mogelijkheden werd aangegrepen en het gehalte van de prediking daalde. Laten wij intussen niet vergeten dat daaraan meegewerkt heeft de gehele geestesgesteldheid van de antieke wereld. Ze had een gevoel voor sierlijkheid van de voordracht, het ritme van de taal, het beeldgebruik en dergelijke. Dit tijdperk bood bij uitstek kansen voor sensationele predikers.

In deze periode hebben evenwel twee mannen van groot formaat de kerk bewaard voor diepere afval in de prediking. Chrysostomus en Augustinus hebben de kerk toen geleid. Zij hebben strijd gevoerd tegen de geest der eeuw en de gehoorzaamheid aan het Woord Gods bewaard. Wat de prediking betreft heeft Chrysostomus er de nadruk op gelegd, dat de preek moet zijn een verklaring van het Woord Gods. Daarvoor is noodzakelijk de oefening in de welsprekendheid en de ontwikkeling van alle redenaarsgaven om de hoorders te trekken en te winnen. Chrysostomus erkent de grote waarde van de retorica, maar het hoofddoel van de prediking moet zijn de eer van Gods naam en de opbouw van de gemeente.

Augustinus met name is een voorstander van de meer uitgewerkte preek. Eenzijdige binding aan de retorica komt hij te boven. Hij handhaaft het zelfstandige karakter van de prediking. De prediking mag en moet wel gebruik maken van de retorica. Het is van belang om goed en aangenaam te spreken, maar de preek mag van deze welsprekendheid geen slavin zijn. De juiste grenzen moeten tussen haar en de retorica in het oog worden gehouden. Door de arbeid van beide mannen is de kerk in de vierde en vijfde eeuw bij de zuiverheid van de leer bewaard gebleven.

Beide grootmeesters hebben in de volgende eeuwen lang hun invloed gehandhaafd. Daarna kwam een tijd van verval. Wij blijven daarbij niet stilstaan. Wij geven maar momentopnamen. Maar het moet worden gememoreerd, dat de tijd van de Middeleeuwen weinig glanspunten kent. Het herstel treedt in met de Hervorming. Luther en Calvijn streven weer naar de populaire vertolking der Schrift. Zij hebben vele navolgers gehad. Na hen is er een tijd van bloei geweest. Maar het gaat bij alle geestelijke processen als met eb en vloed. Hoog en laag water wisselen elkaar af. Eén ding is intussen wel duidelijk geworden. De grondproblemen, die Chrysostomus en Augustinus aan de orde stelden omtrent inhoud en vorm van de prediking blijven alle eeuwen door hun gezag behouden. Het ene tijdperk geeft het overwicht geheel naar de inhoud, in het andere tijdperk overheerst de vorm. Doorgaans gaat de strijd om de vraag: bevordert de welsprekendheid de boodschap? Of, omklemt ze deze en beknelt ze haar? Je zou het ook zo kunnen weergeven: er is de laatste tientallen jaren de gedachte, dat de retoriek de glans van de prediking heeft bevroren. De vorm neemt de levende boodschap gevangen. De weerslag volgde — men rekende met alle vormprocessen af.

Wij zijn van mening, dat het verlies van alle vorm te ver is doorgeslagen. Het wordt tijd weer aandacht te schenken aan de communicatieprocessen. Wij geven wel toe, je kunt te zwaar aandacht gaan geven aan de fraaie voordracht, het communicatieve aspect. Er kan te zware nadruk liggen als in de antieke retorica op de opbouw, de bewerking van de stof, het appèl op de hoorders. Het is allemaal waar. Echte preekbaronnen bestaan er niet zoveel meer, maar de kerken zijn nog wel altijd vol als ze optreden. Een goede preek is als gouden appelen, die op zilveren schalen worden aangeboden. Vooral onder de invloed van de theologie van Karl Barth is de aandacht voor de overdracht te gering geweest. Het Woord diende immers voor zichzelf te spreken en daarbij zou menselijke tussenkomst alleen maar storend werken. Geweld van het schone woord moet worden vermeden. Dat stond de tocht van het Woord naar de mens in de weg.

Het komt ons voor, dat het verzadigingspunt van die vormloosheid nu is bereikt. Het gaat niet aan een cultuur van eeuwen te verwaarlozen. De retorica heeft eerherstel nodig. Te lang is dit vak verwaarloosd. De antieke oudheid oefent nog immer invloed op ons leven en denken uit. Men is altijd bang, dat het formele proces de inhoudelijke kant van de zaak zal benadelen. En — er is inderdaad toe te geven, dat het antieke denken heidens van gang en oorsprong is. Er ligt een kloof tussen de heidense wijsheid en het bijbels denken. Dat is allemaal waar. Maar het misbruik heft het goede gebruik nooit op. Dat hebben Chrysostomus en Augustinus reeds erkend. Wanneer wij de grenzen erkennen tussen de retorica en de bijbelinhoud, mogen wij toch wel gebruik maken van de formele aanwijzingen, die de antieke redenaars gaven. Het zal de opname van de preek alleen maar bevorderen.

Wij moeten steeds de grens der retorica bewust blijven erkennen. Evenzo behoort men daarbij in het oog te houden het verband tussen natuur en genade. Maar wij gaan veilig als wij de retorica als dienares blijven beschouwen. Niet alles wat zij voorschrijft is voor de prediking zonder meer bruikbaar. Maar als nu het dienblad der retorica dienstbaar kan zijn om de beker der prediking met smaak op te dienen, waarom zouden wij dan haar bescheiden dienst niet mogen gebruiken? Bewuste doortrekking en weigering van gebruik van haar dienst leidt tot het ongerijmde.

Welnu, het goud en zilver der Egyptenaren werd gebruikt voor de oprichting der tabernakel. De bouwkunst, de muziek, de rekenkunde, de wijsbegeerte - het zijn allen gaven van de Schepper. Zij mogen worden geheiligd door het gebed. Zo wast ons leven op tot een tempel in de Heere. Wij willen èn hart èn verstand èn wil gevangen leggen, blijvend binden onder het Woord Gods. Wij werken niet op het kortstondige succes, maar willen heel het leven brengen onder de Heere. In dat geheel moet de welsprekendheid ook haar bescheiden taak vervullen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1998

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Welsprekendheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1998

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's