Het kenmerkende van de gereformeerde prediking (1)
Op dinsdag 23 december 11. belegde het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond de jaarlijkse ontmoetingsdag voor studenten in de theologie. Meer dan honderd studenten waren aanwezig voor de lezing van dr. C. A. van der Sluijs te Rotterdam over 'Het kenmerkende van de gereformeerde prediking', 's Middags werd over de lezing nagesproken met een forum onder leiding van ds. G. D. Kamphuis, waarin behalve de lector zitting hadden ds. H. Visser, dr. ir. J. van der Graaf en ds. C. Blenk. De tekst van de lezing plaatsen we in rwee afleveringen. Redactie
Afgrenzing
Als we onze gedachten laten gaan over het kenmerkende van de gereformeerde prediking, dan brengt dit uiteraard een zekere inperking en beperking met zich mee. Het gaat dan met name om prediking, die haar draagvlak heeft in en haar raakvlak heeft met de gereformeerde theologie.
En onuitgesproken gaan we er dan van uit dat deze theologie en prediking de inhoud van de Bijbel, dan wel het Woord van God, op de meest verantwoorde wijze tot uitdrukking brengt.
Op goed reformatorische wijze heeft deze inperking ten aanzien van het denken over de prediking eventueel weer eigen beperkingen, als het 'sola scriptura' voor ons geen theorie, maar theologie is. Het spanningsveld tussen het Schriftgetuigenis en onze verwoording daarvan dient intact, dan wel geestelijk in beweging te blijven.
En ik denk dat dit nu juist het kenmerkende is geweest van de Reformatie, als geestelijke beweging in de zestiende eeuw. Allerlei scholastieke denkkaders werden doorbroken opdat de Schrift aan het Woord zou komen op een geestelijke wijze.
Dit 'terug naar de bron' stond tegelijk garant voor een onuitputtelijke rijkdom, die in wezen geen grenzen kent.
De verwondering over deze rijkkom is m.i. dan tegelijk de begrenzing van de gereformeerde theologie en prediking. Waar de verwondering ophoudt, stokt deze theologie en stolt de prediking.
Het aftasten en onder woorden proberen te brengen van het kenmerkende van de gereformeerde prediking wordt dan ook op zijn beurt weer door een onbeperkte 'luister-gevoeligheid' gekenmerkt, die op haar beurt weer bepaald wordt door het Woord van God.
Deze luister-gevoeligheid was in hoge mate bepalend voor Luther en Calvijn en kenmerkend voor hun theologie en prediking. Beiden waren genuanceerd in hun eenheid en één in hun genuanceerdheid. Als we echter nadenken over het kenmerkende van de gereformeerde prediking, dan denken we in de eerste plaats aan Calvijn. Dat is opnieuw een beperking, die daarmee nog geen inperking van de Woordverkondiging behoeft in te houden, integendeel!
Twee brandpunten
Het kenmerkende van de gereformeerde prediking zal dan worden bepaald door de scopus of de dragende gedachte van de theologie van Calvijn. En in de eerste plaats dient dan te worden gewezen op de 'gloria Dei' of de eer van God, die bepalend moet worden genoemd voor Calvijns gedachtengang in zijn Institutie en zó ook in zijn prediking.
In het zalig worden of de redding van zondaren gaat het dan primair om de eer van God en pas daarna — dan wel zó — om het behoud van mensen. Een bijbels gegeven, dat in onze ontkerstende samenleving op geen enkele wijze verstandelijk doorzichtig te maken is en waaraan de christelijke gemeente, onder invloed van de secularisatie, steeds verder dreigt te ontzinken.
Zal echter de godsverlichting te midden van deze godsverduistering opnieuw doorbreken, dan zal dit basisprincipe van het calvinisme vanuit het geheel van de Heilige Schrift bij vernieuwing oplichten als het kenmerk en het kenmerkende van de hedendaagse gereformeerde prediking.
Calvijns theologie is echter te dynamisch om deze te 'vangen' onder deze ene scopus van de 'gloria Dei'. Met net zo veel recht en reden kan gesteld worden dat de dragende gedachte van Calvijns theologie en prediking in de 'unio cum Christo' (de eenheid met Christus) is gelegen.
Vanuit de bewegelijkheid van Calvijns theologiseren en preken, kan worden gesteld dat de scopus van de 'gloria Dei' door hem structureel en consequent verbonden wordt met de scopus van de 'unio cum Christo', als de twee brandpunten van een ellips.
Als het kenmerkende van de gereformeerde prediking kan dan worden gesteld, dat zij theologisch van inzet en christologisch van opzet is. Anders gezegd, het gaat om God en dan en zó om ons!
Luistergevoelig
In dit postmoderne tijdperk kan aldus het transcendente of alle verstandelijkheid radicaal ontstijgende en overstijgende Woord van God ten volle zijn beslag krijgen in de incarnatie of vleeswording van dit Woord en in de inculturatie van het Evangelie. En onder dit laatste verstaan we dat het Evangelie dient in te gaan in welke cultuur dan ook.
De prediking zal dan vandaag ten volle ingaan op en vervolgens uitgaan van het gevoelen en niet-gevoelen, het verstaan en niet-verstaan van de hedendaagse moderne mens en 'kerkmens'. En daarmee wil dan tegelijk gezegd zijn, dat de gereformeerde prediking een 'gegeven' is van en voor alle tijden en mensen, als gave van God in zijn Zoon en door zijn Geest.
Dit vraagt vervolgens van de gereformeerde prediker een optimaal invoelingsvermorgen ten aanzien van het Woord van God en ten aanzien van de mens van vandaag, die dit Woord zal horen en ontvangen.
De twee brandpunten van de ellips, als kenmerkend voor Calvijns dynamische theologie en prediking, nl. de 'gloria Dei' én de 'unio cum Christo', vereisen van en geven aan de prediker een maximaal luistergevoelige antenne in de hoogte van Gods eer of heerlijkheid en een optimaal luistergevoelige antenne in de diepte van de menselijke verlorenheid en dan en zó ook in de breedte van de mondiale reikwijdte van het heil.
Alleen zó zullen we ook vandaag ten volle kunnen begrijpen, met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, om vervuld te worden tot al de volheid van God. De gereformeerde prediking heeft als christologische gids een theologische spits!
Gods heerlijkheid
Vanuit de dynamiek van de gereformeerde prediking is de eer van God of de 'gloria Dei' de dragende grond van Gods verbond, als we spreken in de prediking van het verbond der genade.
Dat verbond kreunt niet onder de spankracht van de verkiezing, laat staan dat het leunt op de draagkracht van de mens, maar het steunt op de draagkracht van de heerlijkheid Gods in Christus.
De gereformeerde prediking van de predestinatie leidt daardoor niet tot berustende aanvaarding, maar tot verwonderende aanbidding als hoogste en heiligste activiteit van de mens. De climax van de schepping keert terug in de herschepping, waar de eer van God of de gloria Dei de spits van de verkiezing én van de verwerping is.
Het kenmerkende van de gereformeerde prediking is dan ook o.a. dit, dat voor en door haar de tweeërlei uitwerking van de ene roeping Gods vanuit de mens niet te verklaren is. De spits van de prediking is dan ook de verkondiging van de deugden van God ofwel de 'gloria Dei' en dan en zó ook het behoud van mensen, die God ook rechtvaardig kan 'voorbij gaan' of in 'de algemene ellende laten liggen' (Dordtse Leerregels).
In deze prediking is dan ook genade helemaal genade en God helemaal Gód, die doet wat Hem behaagt dan wel zondaren roept tot het heil en heilzaam roept vanuit zijn eeuwig welbehagen.
De volharding der heiligen predikt zij dan ook niet als een ononderbroken opgaande lijn, maar als een vaak onderbroken 'zigzaglijn' met soms scherp uitschietende pieken, zowel naar boven als naar beneden. Deze prediking vertolkt aldus de analoge bevinding der heiligen als wezenlijk gestructureerd en gemarkeerd door het 'ex profundis' (uit de diepten), die zich onder eschatalogische (met het oog op de toekomst des Heeren) hoogspanning uitstrekt naar de uiteindelijke 'gloria Dei' of heerlijkheid van God.
Gods soevereiniteit
De theocentrische inzet van de gereformeerde prediking bij de eer van God vooronderstelt haar eerbiediging van de soevereiniteit van God, waardoor deze prediking primair alle mensen schuldig stelt in Adam voor het aangezicht van God.
Deze theocentrische inzet bij de soevereiniteit of vrijmacht van God is daarmee van wezenlijk belang en bepalend voor de bijbelse en gereformeerde genade-en geloofsleer.
In de dienovereenkomstige prediking dient er zó een nauwlettende en nauwluisterende afstemming plaats te vinden op de eer of de heerlijkheid van God. En daarmee wordt de christologie enerzijds wezenlijk bepaald door de theologie van de soevereine of vrijmachtige God, die juist in zijn vrijmacht zijn heerlijkheid ten diepste en tenslotte openbaart. En anderzijds wordt deze theologie gestructureerd en wezenlijk verstaan door en vanuit de christologie. Het Evangelie op zich wordt dan ook gepresenteerd als 'evangelie'!
De mens heeft het verdiend, dat God hem in zijn zonde en vervloeking zou hebben laten liggen. Maar God heeft dat niet gewild en niet gedaan, en dat is pure genade. En daarmee vrije danwel soevereine genade!
De gereformeerde prediking ontneemt ons zo doende de vanzelfsprekendheid, waarmee wij het Evangelie zouden menen te kunnen 'annexeren'. En daarmee is deze prediking wel heel direct verbonden met Gods recht en genade ofwel met zijn genade door recht. En daaruit volgt, dat de christologie consequent staat in een theologische setting, niet vanwege een logische orde, maar vanwege een geestelijke heilsorde. En daarbij krijgt de theologische inzet een christologische opzet!
'Hij is de HEERE - die Ik zal zijn, die Ik zijn zal - en Hij doe wat goed is in zijn ogen!' En Hij doet dit in Jezus Christus, die gisteren en heden tot in eeuwigheid Dezelfde is. Dit is dan kennelijk en kenbaar een nadere bepaling van zijn doen! Aldus fundeert de gereformeerde prediking het Evangelie in de soevereiniteit van God. Waar zij dit niet zou doen, zou zij het Evangelie op losse schroeven zetten om vervolgens een tijdgeloof te baren, waarmee zij dan tegelijk het recht verloren zou hebben nog langer gereformeerd te heten. Ondertussen wordt deze prediking gemarkeerd door het Evangelie van Jezus Christus, en die gekruisigd!
De zending van zijn Zoon is immers openbaring van Gods vrijmachtige liefde. Wij kunnen daarop geen enkel recht laten gelden, sinds er belijdend sprake is van Gods recht. Vanuit de prediking ontvangen we echter een genade-recht, dat volledig recht doet aan Gods recht!
Calvijn focust het beeld op de soevereiniteit van God, maar men zou Calvijn mis verstaan, als men daarin niet zou verdisconteren, dat hij deze zelfde belijdenis van Gods soevereiniteit in brede christologische kaders plaatst.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's