Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op weg naar het derde inillenniuin

We overschreden intussen een nieuwe iaarkring. Eén cijfertje versprong aan het eind van de reeks van vier. Nieuwe agenda's zijn in gebruik genomen en nieuwe kalenders opgehangen. Even bevangt je een gevoel alsof alles nieuw en fris is, maar al gauw verdwijnt dat in het ritme en in de sleur van alle dag. Nog twee jaarwisselingen, Deo Volente, en dan verspringen alle cijfers. Een derde duizendtal komt er aan. Ik vond in de pers verschillende bespiegelingen daarover. In Woord en Dienst van 20 december schreef dr. B. Plaisier er in de rubriek P.S. het volgende over:

'De laatste weken gaat er geen dag voorbij, of er staat in de krant iets over het komende millennium. Wij staan kennelijk aan de vooravond van een groots gebeuren. Als een sprong van de ene eeuw in de andere al niet niks is, dan moet de val van het ene duizendtal in het andere wel een soort ommekeer zijn. Zelfs nuchtere Nederlanders die steeds maar weer stellen dat de veranderingen in het duizendjaartal iets willekeurigs is, laten zich meevoeren met de millenniumkoorts.

In de kerk is nog weinig te merken van een opkomende koorts, wel van voorbereidingen op vieringen die de overgang naar het jaar 2000 zullen markeren. De gezamenlijke kerken concentreren zich niet op de nacht van 31 december 1999, maar op de periode vanaf advent 1999 tot Pinksteren 2000. De kerken hebben dus een langere adem nodig. De Rooms-Katholieke Kerk helemaal, want deze kerk is zelfs al een jaar bezig met een catechetisch programma op weg naar 2000. Een drie jaar durende leergang moet de mensen bepalen bij de oorsprong van onze jaartelling: de komst van de Zoon van God.

Het gaat binnen de kerkelijke gemeenschap tot heden heel wat rustiger toe dan 1000 jaar geleden. Door de gehele westerse — enigszins gekerstende — wereld ging toen een golf van onrust. Het einde van het duizendjarige rijk leek aanstaande en de dag des oordeels stond voor de deur. Veel mensen hadden apocalyptische visioenen over het einde van de wereld. Er heerste een gevoel van groot naderend onheü, zelfs van ondergang.

Wat mij in deze dagen verbaast, is dat de media ons in feite dit onheil ook aanzeggen. De tijden zijn weliswaar veranderd en de cultuur is voortgeschreden, maar dit betekent niet dat het oordeel ons voorbij zal gaan: wij krijgen het alleen in onze eigen vorm. Als tegenwoordig het woord millennium valt, gaat het niet om de naderende vieringen maar over apocalyptiek. In die dagen zal het namelijk geschieden, dat de computers uitvallen en - zo wij het niet verhoeden - het gehele raderwerk van de samenleving verstoord wordt. Klokslag 0 in 2000 zullen de vliegtuigen uit de lucht vallen, de energiecentrales stilvallen, de hartbewakingsmachines het opgeven en de pensioenen niet meer uitbetaald worden. Kortom: we staan aan de vooravond van een nieuwe val.

Het typeert onze cultuur dat we over een kennelijk emotioneel gebeuren als de overgang naar een nieuw millennium vooral spreken in de termen van de informatica. Zullen in 2000 de computers het oordeel voltrekken, of zullen we op het kritieke moment met onze fenomenale kennis en kunde het onheil zelf kunnen bezweren? Er zijn volksstammen die het niet vertrouwen en voor alle zekerheid hun heil zoeken in de eigen spirituele kracht, om het kwaad te overwinnen en met een gerust hart de nieuwe eeuw in te gaan.

Met het oog op deze nieuwe vorm van apocalyptiek is het een goede zaak, dat de kerk zich rekenschap aflegt van haar hoop. Millennium is voor de kerk geen computerstoring maar een voortgang op de weg naar de toekomst van de Heer. Bij al deze opgewondenheid begreep ik opeens, waarom David op een kritiek moment in zijn leven verzuchtte: "Laat mij toch vallen in de hand des Heren".'

Inderdaad, de kerk mag des te meer getuigen van haar geloof in de toekomst van haar Koning. Temidden van veel onzekerheid getuigt de hoop van zekerheid en vastheid. Ik mocht eens voorgaan in een dienst waarin gebeden werd om Gods zegen over het huwelijk van twee jonge gemeenteleden. En ze vroegen mij of het niet mogelijk was om naast de regel 'totdat de dood ons scheidt' óók te lezen 'totdat Jezus wederkomt' als onderdeel van de vraag die aan beide echtelieden persoonlijk wordt gesteld. Alleen dat verzoek al maakte diepe indruk op me. Het zette mezelf ook beschaamd, immers hoe gering is vaak de levende verwachting van onze Heere en Heiland. We zijn meestal ook in de meest principiële discussies over de kerk, alleen bezig met het verleden in plaats van met de toekomst.

Millennium-angst

Dat schrijft Paul Hollaar boven zijn column in Kerkinformatie van januari 1998 waarin hij ook aandacht schenkt aan ons thema.

'Prachtige, bizarre verhalen zijn het, vol passie, bijgeloof, devotie, klokgelui en brandlucht. Een jaar of veertig geleden werden ze door Norman Cohn te boek gesteld in "The Pursuit of the millennium". Het boek vertelt van geestdrijvers, zieners en revolutionairen, die de westerse wereld op haar kop zetten rondom het einde van het eerste en het begin van het tweede millennium. Ze verwachtten schokkende dingen, een totale verandering van de geldende waarden, het duizendjarig rijk, soms het einde der tijden. De apocalyps leefde op de heuvels van Thüringen en Bohemen, in de steden van Vlaanderen en Holland, langs de Rijnoevers, in Leiden en in Catalonië. De wonderen en het wonderlijke waren niet van de lucht. De wereld kon elk moment vergaan.

Links en rechts waren remedies voorhanden, soms tegen nog niet bedacht onheil. Je hoefde het Madonnabeeld in een nabije parochiekerk maar als het centrum van het nieuw Jeruzalem te vereren, maar je kon ook je broek weggooien, gezagsdragers om zeep helpen, elkaar zondeloos en teugelloos te beminnen, en het kwam allemaal toch nog goed. De kerk en het wereldlijk gezag hadden broederlijk een broedertje dood aan het razend rapalje dat doorgaans aards bezit verachtte, met name het bezit van anderen. Mooie en leerzame verhalen uit een ogenschijnlijk niet zo ver verleden; verhalen voor dit jaargetijde, bij de voorlaatste jaarwisseling voor de tweede millenniumwende.

Vergelijkingen gaan altijd mank, maar ik kan het niet laten... Na duizend jaar zijn we nu in staat om eigenhandig de ondergang te bewerkstelligen. Het is al een paar keer haast gelukt. Duizend jaar geleden ging men ervan uit dat het opperwezen zich van een selectie van het alom voorhanden onheil - pest, de inquisitie, vorsten, heksen of geestelijken — zou bedienen, om de eindtijd in te luiden. Als het zover was, dan zou de aarde plotseling het lustoord voor alle gelovige verliezers worden en in dat oord van Cocagne hadden gezagsdragers en rijken natuurlijk niets te zoeken.

Het einde van een millennium biedt gouden kansen voor een onheilspreker met een lonkend perspectief. Wij zijn natuurlijk het peil van de duistere middeleeuwen ruim ontstegen. Ons jaagt een eindtijd geen angst meer aan. Maar zeepkist-prekers hebben we te kust en te keur: handopleggers, helderzienden, bandebommers, beursanalisten, gebedsgenezers, hosannaroepers, nieuwetijders, chaostheoretici, economen, montignackers en biologisch-dynamici, om er maar een aantal te noemen wier sermoenen mij het laatste jaar hebben ontroerd of vermaakt. Wie al hun dreigende onheilen bij elkaar optelt, die moet wel onverschillig worden. Tegen zoveel onheil kan een mens toch niet op.

Als klap op de vuurpijl komt nu ook nog de vroegere baas van een gloeilampenfabriek de ondergang van het avondland aankondigen, omdat ook onze computers het millennium niet aankunnen. Dat vind ik nou prachtig. Op mijn oude computer doet de tijdcode het al heel lang niet meer. Zonder tijdcode tik je het lekkerst stukken voor een kerkblad als dit. Daar herken ik een ratio achter, maar misschien deugt dat bij nader inzien ook niet. "Veel heil en zegen" schrijf ik trouwens toch het liefst met de hand.'

Te denken valt aan een woord van Jezus: Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is' (Lukas 21 : 28). Ik weet, je kunt met het overdadig vaak citeren van dit type teksten ook een soort paniekstemming oproepen. Dan verlaag je jezelf van een heils- tot een onheilsprofeet. Christus' gemeente leeft, als het goed is, altijd in de verwachting van de komst van haar Heere.

Een stervende eeuw

In De Wekker van 12 december 1997 citeerde ds. J. Jonkman uitvoerig uit een artikel van Jacob Noordmans dat op 6 december in de Leeuwarder Courant had gestaan onder het opschrift 'honderdplussers die hun eeuw moe zijn'. Hij doelt dan op de Duitse schrijver Ernst Jünger die 102 jaar is en op de Indiase auteur Nirad C. Chaudhuri die 100 is geworden. Ze zijn allebei de woeste, twintigste eeuw moe en ze zien allebei met grote zorg het derde millennium tegemoet. Beiden vinden dat zij in een ordinaire, banale tijd leven. De mensheid gokt op een roekeloze wijze met haar toekomst. De manier waarop landen met een sterke industrie en economie omgaan met het milieuprobleem, zoals in Kyoto bleek is daar een voorbeeld van. De heilige koe van een groeiende economie moet gehandhaafd blijven. Beslissingen zijn alle gebaseerd op het vooruitgangsdenken. Dat het ook een keer genoeg moet zijn, is een gedachte die men niet serieus wenst te overwegen. Jünger vreest dat deze onstilbare energiehonger weldra rampzalige gevolgen zal krijgen.

'Het jongste boek van Nirad C. Chaudhuri heeft als titel De drie ruiters van de nieuwe Apocalyps. Ais de drie apocalyptische ruiters die dood en verderf op aarde zaaien, ziet hij het ongeremde individualisme, het fanatieke nationalisme en de ontspoorde democratie. Hij beschouwt de toename van het geweld en de misdaad als een van de ergste resultaten van de boze machten die er rondwaren in deze verwilderde tijd. De remmen zijn los, de paarden zijn op hol. Op de drempel naar de 21e eeuw signaleert hij een reeks kwalijke ontwikkelingen. Er is de toenemende verruwing in het onderlinge, menselijke verkeer. Te noemen is het gebrek aan tederheid, stijl en smaak. Een teken is ook het ongeremde toegeven aan emoties. We zien dat op de televisie. Hoe sterker en individueler de emotie, hoe meer de kijker er van "geniet". Onbeschaamdheid dringt zich op. Gevoel voor stijl en verfijnde smaak verdwijnt. Dan is er het manipuleren van de massa's vooral via de media. Er is de groei van de hebzucht en de genotzucht. Ik wil het hebben en ik wil aan mijn trekken komen. De reclame is er gangmaker van en speelt er op in. In Nederland lezen we elke week van nieuwe gevallen van fraude en corruptie en ik ben ervan overtuigd dat het maar een topje van de ijsberg is. Er is veel meer corruptie en fraude dan naar buiten komt. Het hart van de mens is niet te vertrouwen. In Spreuken lezen we het al: Wie op zijn hart vertrouwt, is een dwaas. Wie alleen op eigen inzicht steunt, komt er bedrogen mee uit. Is het niet dit jaar dan wel een volgend. Er is het verval van de taal. Chaudhuri signaleert dit taalverval vooral in het slordig en plat taalgebruik in de media. Wie zich wel eens begeeft tussen jongeren op straat, lopen de rillingen over de rug van het "taal" gebruik dat jongeren weten te hanteren. De gescandeerde leuzen in de voetbalstadions spreken voor zich. (...)

Het ergste vindt Chaudhuri de banaliteit van onze tijd. "Vulgaire tijden zullen niet alleen vulgariteit scheppen maar ook ieder belagen die niet vulgair is." Wie niet om grofheden kan of wil lachen wordt verdacht. Lachen, gieren, brullen dus.

Ook jongere, kritische geesten klagen over de nieuwe schaamteloosheid, de cultus van de grofheid, de botte bluf van het "ik" en de brutaliteit die niet de halve, maar de hele wereld dreigt te veroveren. Men klaagt over een pulpen sorry-democratie die gaat scheuren en stinken.'

Chaudhuri verwijt kerken dat ze te lichtvaardig en te gretig achter de trends van de tijd aangaan en hun boodschap te ondoordacht aanpassen aan de waan van de dag. Kerken moeten juist in hun boodschap kerken durven zijn. Ds. Jonkman sluit zijn artikel dan als volgt af:

'De twintigste eeuw is aan het verdwijnen. Hij is stervende in de dubbele betekenis van het woord. Er is geen hoop buiten Jezus Chruistus om. De voor een deel verwereldlijkte christenheid moet krachtig worden wakker geschud. Maar waar gaat ons hart naar uit? Er is veel dubbelhartigheid en tweeslachtigheid. De slordigheid waarmee veel (kerk) mensen omgaan met het Woord van God en het gebed is onthutsend. De lichtvaardigheid en oppervlakkigheid waarmee geesten en tijden worden beoordeeld is hoogst verontrustend. Dit proces werkt in alle kerken. Star conservatisme is geen antwoord. Dat keert zich tegen zichzelf en houdt geen stand. Er is grondige en dagelijkse bekering nodig tot de levende Here Jezus Christus. Een leven dat geworteld is in Gods Woord. Dat Woord blijft tot in eeuwigheid. De jongste dag komt eraan! De Rechter komt. De Rechter van alle mensenzielen. Kerken, spreek en preek.

Verdachtmakingen, hoongelach, vijandschap mogen ons niet van de opdracht afhouden, het is letterlijk erop of eronder, voor de wereld en voor onszelf. Jezus Is Here. Hij komt.'

We kunnen helemaal instemmen met deze woorden. Het is goed aan het begin van een nieuwe jaarkring elkaar deze dingen voor te houden. Wel moeten we oppassen om te blijven hangen in alleen maar jammerklachten alsof het in onze tijd alleen maar droefenis en treurigheid zou zijn. Je komt in publicaties als preken, tijdredes en cultuurpessimistische overwegingen van alle tijden dezelfde soort klachten tegen. Ook van déze tijd en midden in déze cultuur is God Koning en we mogen Hem ook dit jaar weer van harte dienen met alles wat in ons is en met alle middelen en mogelijkheden die God ons vandaag geeft en nog gelaten heeft. Met klachten alleen blijven we veel te veel hangen in de dingen zoals ze geworden zijn. Onze Heere gaat vóór ons uit. Hij komt naar ons toe en wij reizen Hem tegemoet. Vergetende wat achter is, strekken we ons naar wat vóór is. Dat geeft moed voor alle tijden, ook voor het komende jaar onzes Heeren 1998.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's