Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

Wie kent niet de snerpende en aandoenlijke klacht van vader David als hij hoort dat zijn zoon Absalom dood aan een boom hangt (2 Samuel 18 : 33)? In de laatste Samuëlhoofdstukken over Davids leven komen we een oude en gebroken man tegen, de veerkracht en de levensmoed zijn verdwenen. En dan dit leed er ook nog bij. David kan er niet meer tegenop. Daar moest ik aan denken bij het lezen van een gesprek met pastor Marinus van den Berg in Hervormd Nederland wan 18 april 1998. Hij schreef een boek met als titel 'Je kind verliezen' (uitg. Kok, Kampen). Boven het gesprek met Van den Berg staat: Verwaarloosd verdriet. Hij zegt daarin onder meer dat de dood van een kind nooit meer vergeten wordt. Ouders worden soms na maanden pas wakker uit een soort verdoving. Van den Berg geeft drie redenen waarom hij zijn boek heeft geschreven:

'Veel ouders voelen zich in de steek gelaten. Niet omdat mensen van kwade wil zijn, maar omdat in algemene zin enorm wordt onderschat wat verlies van je kind teweeg brengt. Een aantal ouders wordt pas na maanden wakker uit een soort verdoving en voelt eerst dan de snijdende pijn. Precies als de belangstelling gaat afnemen, want dat gebeurt meestal na een halfjaar tot een jaar. Overigens is het aantal mensen met wie over zo'n verlies kan worden gepraat toch vaak beperkt.

Een tweede reden was dat reacties al snel abnormaal worden gevonden. Het feit dus dat iemand pas na maanden - soms duurt het zelfs jaren - over het verlies kan praten. Maar ook: het intact laten van een kinderkamer, vaak het kerkhof bezoeken, aan de eettafel nooit op de stoel gaan zitten waar het kind altijd zat. Als anderen daar hun wenkbrauwen bij optrekken, isoleert dat de betrokkenen.

In de derde plaats vind ik het belangrijk om aandacht te vragen voor rouw in een gezin. Het moet vaker en duidelijker worden gezegd dat iedereen op zijn eigen manier rouwt. De verschillen hebben veel oorzaken. Bijvoorbeeld: de kwaliteit van een relatie op het moment dat een kind sterft, de samenstelling van een gezin, de rollen die de gezinsleden hebben en verschillen in karakter.

Voor één aspect wil ik bijzondere aandacht vragen: de rouw van vaders. Veel mannen vertellen mij dat hun verdriet niet wordt herkend. Mensen vragen: "Hoe is het met je vrouw? " Of zeggen: "Voor je vrouw is dit verlies het ergste". Ik denk dat mannen niet zozeer minder rouwen, maar anders. Misschien is hun verdriet zelfs gecompliceerder. De veranderende betrokkenheid bij het gezinsleven en veranderende waardering van het tonen van emoties door mannen hebben hier alles mee te maken, denk ik.'

Verwerken van verdriet roept heel veel spanningen op tussen de ouders onderling, aldus Van den Berg.

'Algemeen geldt dat de een de ander geen bepaalde manier van rouw moet opdringen. De één wil dagelijks over zijn of haar verdriet praten, terwijl de partner dat juist niet wil. Misverstanden liggen dan om de hoek. De één kan van de ander denken, of die zelfs verwijten, minder verdriet te hebben, terwijl de gevoelens in feite niet anders zijn. Mensen uiten zich nu eenmaal verschillend.

Een ander punt is dat je elkaar geen verdriet moet opbinden; je kunt niet permanent verdrietig zijn. Wie zich daaraan probeert te onttrekken, bijvoorbeeld door eens te gaan winkelen of naar een voetbalwedstrijd te kijken, kan zich schuldig voelen: je doet iets wat niet met je verdriet heeft te maken, dat je verdriet niet bevestigt en wat de ander niet van je verwacht. Ik zeg vaak: je moet elkaar niet aan verdriet verslijten. Dat gebeurt als je elkaar verdriet opbindt. Doe dat daarom niet, maar probeer met elkaar door het verdriet heen te komen, het verlies een plaats te geven in het eigen leven en het leven met elkaar. Het is belangrijk dat je bij elkaar terecht kunt, maar dat kan en hoeft niet altijd op elk moment, niet overal en altijd. Ie kunt jezelf op dit punt ook tot grenzen verplichten.'

De omgeving blijft een belangrijke factor in het doorleven van verdriet. 'Voor troost is een gemeenschap nodig' (Wim ter Horst). Mensen hebben elkaar bij verwerken van verdriet nodig. Helaas lopen mensen soms ook op elkaar vast, aldus pastor Van den Berg.

'Er is veel troost die ongetwijfeld goed is bedoeld, maar de mensen die met verlies moeten leven veel pijn doet. "Ach, je hebt gelukkig nog andere kinderen." Of: "Misschien is het wel goed dat zij is overleden, anders was ze misschien haar hele leven ongelukkig geweest". Beter dan deze mistroosting is eenvoudige aanwezigheid. Luisteren naar iemands verhaal, stil zijn bij onuitsprekelijk verdriet. Elke keer opnieuw, ook als je het al lang niet meer verwacht. Verlies dat al kalenderjaren oud is, kan opeens weer voelen alsof het gisteren is gebeurd.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de omgeving het vaak laat afweten. Dat geldt ook voor predikanten en pastores. Het aantal uitvaarten waarbij een beroep op hen wordt gedaan, grenst aan het onverantwoorde. Met als gevolg dat ze bij een sterfgeval in korte tijd veel aandacht aan iemand geven, na de uitvaart beloven terug te komen, maar dat niet of hooguit één keer doen. En beloften niet nakomen in de periode aansluitend op overlijden en de uitvaart, komt altijd hard aan, zo is mijn ervaring. Hetzelfde geldt voor huisartsen, hun praktijk vraagt vaak ook veel meer dan goed is. Wat kerkelijke gemeenten betreft, zouden we duidelijker moeten afspreken wie de nazorg ter hand neemt. Gemakkelijk is die taak niet. Sommige verlieservaringen zijn zeer traumatisch en vragen om professioneel ingrijpen. Maar in verreweg de meeste situaties gaat het om eenvoudige, menselijke steun.'

Verdriet gaat nooit echt voorbij. De wond blijft pijn doen. Ouderen kunnen je soms na dertig jaar nog met tranen in de ogen vanuit een nog altijd gebroken hart vertellen over het verlies van hun kind.

'Hij benadrukt dat aanhoudend verdriet vaak een normale reactie op verlies is. Tegelijkertijd wil hij niet de indruk wekken dat deze mensen tot in lengte van dagen doodongelukkig zijn. "Sommigen zijn lang aangeslagen en raken verstrikt in depressie. Keer op keer moeten ze hun verhaal kwijt. Sommigen bestempelen dat als ziekelijk of, erger nog, als het koesteren van verdriet. Ik zeg niet dat zoiets niet voorkomt, maar op voorhand is dat een onvoorzichtig oordeel.

Meestal wordt het gezegd door iemand die geen idee heeft wat mensen moeten doormaken. Anderen daarentegen hervinden hun veerkracht, maken het verlies tot een deel van hun leven zonder daar totaal door te worden beheerst. Zij zijn anderen vaak tot veel steun, soms ook mensen die hun destijds steun gaven. De rollen keren zich dan dus om, de geholpene helpt de helper zo paradoxaal kan het toegaan.'

In het gesprek wordt ook melding gemaakt van de Vereniging Ouders van een overleden kind. Postbus 418, 1400 AKBussum, tel. 0252-370604.

Och, dat ik voor u gestorven ware!

Davids leed is des te scherper omdat hij vreest voor Absaloms eeuwige bestemming. Ouders kunnen daar soms geweldig over tobben: Waar is ons kind nu toch? Schuldgevoelens mengen zich met diep verdriet en gemis. Bekend is moeder Monica in haar gekwelde zorg om haar goddeloze jongen Augustinus. In De Wekker van 3 april schreef prof. dr. W. van 't Spijker in zijn wekelijkse rubriek Marginaal? over de tranen van deze beroemde moeder

'Zulke tranen

Dikwijls heb ik me afgevraagd waar Ambrosius de moed vandaan haalde om tegen Monica, de moeder van Augustinus te zeggen, dat een kind van zo veel tranen niet verloren kon gaan. Ik wist van mensen uit de gemeente en ook anders wel, hoe veel er gebeden werd voor een kind dat zegde niet meer te kunnen geloven. Intensief gebeden. Beter weg is er ook niet in zulke gevallen dan het gebed. Maar om nu te zeggen dat een kind van veel gebeden niet verloren kan gaan? Ik heb er altijd moeite mee gehad. Waarom kon Ambrosius het dan wel? Het is bekend dat Monica haar zoon volgde naar Italië. Hij kwam bij Ambrosius en de moeder klampte deze bisschop aan: wil hem toch eens opzoeken en ga eens met hem disputeren! Praat eens met mijn jongen. Hoe veel moeders zouden dat al niet gedacht hebben: was er maar eens iemand geweest die met mijn dochter of mijn zoon werkelijk gepraat had. Monica barstte in tranen uit: doe het toch, smeekte zij Ambrosius. Deze weigerde. Ik hoef niet met hem te praten, zei hij. Laat hem maar. Toen zij niettemin aanhield werd hij een beetje boos. Lichtelijk geërgerd zei hij: "Ga weg, zo waar als je leeft, is het onmogelijk dat een zoon van zulke tranen verloren gaat". Dat zijn sterke woorden. Ik durfde ze zo maar niet over te nemen.

Zoveel, of zulke tranen?

Intussen keek ik de tekst na. Er stond niet: "een zoon van zo veel tranen", maar: "een zoon van zulke tranen". Het ging Ambrosius blijkbaar niet om de hoeveelheid tranen, maar om de aard, of de hoedanigheid ervan. De kwaliteit was voor hem in geding. Ongetwijfeld meende hij dat Monica een vrome vrouw was. Een vrouw die zo leefde zoals zij, moet een moeder zijn geweest, vooral in de voorbede voor haar kind. Een oprecht gebed moet het zijn geweest. Maar is het juist niet bij de oprechten van hart, dat de gedachte leeft, dat wij geen verhoring ontvangen om ons gebed? De kwaliteit van de tranen, de aard van de droefheid is hier van belang. Waarom bidden we? Waarom juist voor dit ene kind? Waarom minder voor de anderen? Wat beweegt ons eigenlijk. Is het een soort van heilig ongeduld? Is het de eer van God? Is het het heil van een kind dat voor de ouders het zwaarste weegt? Maar wat dan nog? De enige reden die ik zou kunnen bedenken bij het overwegen van Ambrosius' antwoord is gelegen in de kracht van Gods Woord en in de vastheid van Gods belofte. Daaraan vertrouwde hij Augustinus toe. En in ons gebed voor de kinderen houden wij ze, om zo te zeggen, altijd weer opnieuw ten doop. We vertrouwen hen toe aan Gods genade, die we in ons smeken van de Here afroepen over hen.'

Zulke tranen, ja. Niet de hoeveelheid, maar de kwaliteit van de tranen, bedoelde bisschop Ambrosius te zeggen. Treffende toelichting bij deze vaak geciteerde regels. Kinderen maken veel los in ouderharten. Ze houden je gedurig bezig, zonder dat ze het altijd weten, aan de troon van Gods genade. Gelukkig te weten dat niet ónze tranen hen uiteindelijk zullen redden, maar de voorbede van de Middelaar van het nieuwe verbond.

Ouderleed en vergeving

Via In de Waagschaal van 21 maart 1998 las ik iets over het gesprek dat het dagblad Trouw had met Paul Kuiper uit Hengelo (Ov.). Vrij uitvoerig gaat deze in op wat hem dan een jaar geleden is overkomen: de gruwelijke en volstrekt ongemotiveerde moord op zijn 24-jarige dochter Maaike. In Trouw van 9 december 1997 schreef Kuiper het volgende ingekomen stuk:

'Steeds meer moeite krijg ik met vergeven en dan niet alleen met het woord (wat is nou eigenlijk: vergeven? ), maar zeker ook met de daad (hoe doe je dat: vergeven? ). Is vergeven begrip opbrengen voor wat een ander (mis)deed? Is vergeven iemand iets niet kwalijk nemen? Is vergeven iets niet zo erg vinden? Is vergeven doen alsof er niets gebeurd is? Is vergeven iemand de kans geven door te leven ondanks wat er gebeurd is?

In het Onze Vader wordt gevraagd om vergeving. Is dat voorwaarde - dat er om gevraagd wordt? Moet je iemand vergeven die nergens om vraagt? Moet het initiatief uitgaan van jou - de vergever - of van degene aan de andere kant? Moet je koste wat koste vergeven? Volgens mij moet er niks. Kun je vergeven? Ik weet het niet. Wie zegt dat ik de man moet vergeven die in februari van dit jaar ('97) mijn oudste dochter vermoordde? Hij zelf zegt het niet eens, vraagt er ook niet om. Kan ik hem vergeven? Ik zou niet weten hoe, zonder mijn dochter te beledigen.'

De redactie van In de Waagschaal legde deze vragen voor aan een aantal predikanten en theologen. Omdat het ook hierin gaat om ondraaglijk leed dat in dit geval een vader is overkomen door de gruwelijke dood van zijn dochter en dan gekoppeld aan de problematiek van leed en vergeving, citeren we een fragment uit de reactie die ds. Nico ter Linden geeft:

'Ik weet van een automobilist die daags nadat hij in dronkenschap hun jongen had doodgereden de ouders om vergeving kwam vragen. Zij hebben hem niet binnengelaten en ik denk met recht en reden. Als er al ooit iets van vergeving tot stand kan komen, dan toch alleen dan nadat je samen een lange weg bent gegaan, met veel lijden voor beiden. Het gaat nooit op een koopje. Waar echt schuldbesef ontbreekt, gekoppeld aan de wil het gedane onrecht zoveel als in je vermogen ligt te herstellen, wordt het vragen en geven van vergeving een zinloze handeling waar niemand iets mee opschiet.

Vaak is vergeven hetzelfde als versluieren. "Zand erover", zeggen we, "vergeven en vergeten." Maar vergeten kan natuurlijk al helemaal niet en vergeven wordt een schijnvertoning wanneer je het conflict uit de weg gaat, de pijn niet kunt uiten en de woede niet kunt horen.

Gekwetste en in hun draagkracht beperkte mensen mogen de vergeving dan ook niet als een nieuwe wet krijgen opgelegd. De pijn kan zo hevig zijn, de schade zo afschuwelijk, dat veel tijd en strijd voorbij moet gaan voor een mens tot echte vergeving in staat is. Vergeven is een mogelijkheid die de ene mens van zijn schuld bevrijd en de ander van zijn woede en wrok, zodat ze allebei weer toekomst krijgen en niet vast blijven zitten aan hun verleden. Het is een mogelijkheid waar mensen in kunnen geloven - de mogelijkheid staat niet voor niets in de geloofsbelijdenis - maar het wordt wel griezelig als een kerk, hoog boven mensen verheven, vergeving van zonden oplegt als een plicht, zonder er oog voor te hebben dat een mens niet alles kan en zeker niet alles meteen.

Als mensen mij kwaad berokkenen, ben ik in de allereerste plaats geïnteresseerd in mijzelf. Ik verzorg mijn wonden, ben op mijzelf gericht, sta niet open voor wie mij onrecht aandeed. Naar de mate waarin ik geraakt ben en naar de mate waarin ik, al of niet licht geraakt, in het leven sta, zal ik open kunnen staan voor wie mij onrecht deed. Als ik alle beschikbare krachten moet aanwenden om mijzelf in dit moeilijke leven staande te houden en voor mijzelf op te komen, zal ik nauwelijks ruimte liebben mij in te denken in de gevoelens van een medemens. Wie in de knel zit kan zich nauwelijks de luxe permitteren om de geringe zekerheid die hij in het leven gevonden heeft, met schuldgevoelens en vragen om vergeving te ondermijnen. Wie zelf nauwelijks op de been kan blijven, kan moeilijk een ander op de been helpen. Pas wie wat over heeft, heeft wat te missen en kan ruimte vinden voor zoiets als vergeving.'

Wie kan en durft hier iets te zeggen, die niet weet en voelt wat Paul Kuiper en anderen voelen die lotgenoot zijn van hem? Simon Wiesenthal zei ooit tegen een ex-SS'er die hem om vergeving vroeg voor zijn misdaden tegenover vele joden: 'Dat kan ik niet, alleen de slachtoffers kunnen u vergeven'. Hij bedoelde: Je kunt niet achter de rug van het slachtoffer om een dader zomaar vergeven. Wie moeite met vergeven heeft, die heeft begrepen wat in de Bijbel met vergeven wordt bedoeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 april 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 april 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's