Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drie kleine vossen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drie kleine vossen (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn van die bijbelteksten, die bij de dagelijkse lectuur ons ineens treffen. Zo direct is hun betekenis ons niet klaar, maar er zit iets in dat ons blijft prikkelen. Ze achtervolgen ons duurzaam. Wij maken er een aantekening van en slaan tenslotte een commentaar op. Doorgaans geeft de verklaring wel datgene wat wij vermoedden, maar er zit toch iets meer in. Zo verging het ons een tijdje geleden bij de lezing van het tweede hoofdstuk van het Hooglied van Salomo. Daar staat dit bijbelwoord: vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven; want onze wijngaarden hebben kleine druifjes.

Wat betekenen deze woorden? Wel, de Heere keert in het tekstverband terug tot zijn bruid, die anders het nabije leven wat miste. Zijn voetstappen worden weer gehoord. Wij vernemen weer zijn stem, in het Woord en in zijn leidingen met ons. 't Is of hij een nieuwe lente zal meebrengen. Of de woestijn en de dorre plaatsen nog vrolijk zullen wezen en de wildernis zich verheugen zal en bloeien als een roos. Hij lokt zijn bruid, die schuil gegaan was, die hem niet zo goed meer wist te vinden. Die zich ook niet goed meer aan hem durfde vertonen. Die de haar anders eigen stem ook niet zo horen liet - hij lokt haar, om tot hem uit te komen, zich te laten zien aan zijn oog, haar eigen geluid weer te laten horen. Hij verzekert haar, dat hij een welbehagen in haar gedaante en in haar stem zal hebben. Hij zoekt haar. Zijn hart gaat naar haar uit. Zij is zijn bruid.

Uit dat hart, dat hij voor zijn gemeente heeft, komt nu ook de wenk voort, die hij in deze woorden geeft. Er moeten dingen weggedaan worden. Die anders zeer schadelijk zijn, wanneef men er niet op let. Wanneer iemand bijvoorbeeld een groot uitgestrekt bouwland heeft, dan is het beslist een eerste vereiste, dat hij de grond goed verzorgt, dat hij goed zaad zaait en dat hij in het opkomen alle zorg aan het gewas besteedt. Maar nu kan er een vijand komen, die hem veel afbreuk doet. En dat is het wild. Als men daar niet op let, dan teelt het voort en dan wordt men het tenslotte moeilijk meer meester. Het kan de grond omwroeten en door schade aan de wortel toe te brengen het leven van het gewas in gevaar brengen of doen verkommeren. En het kan ook veel afvreten, dat men toch zo graag tot rijpheid zag komen en zo graag in de schuur zou binnenbrengen.

Welnu, zo ongeveer gaat het hier ook toe. De Heere is gekomen en lokt zijn bruid. En nu zegt hij: onze wijngaarden hebben jonge druifjes. Onze wijngaarden - dat wil zeggen, ze zijn van hem en van zijn bruid. Onze wijngaarden - dat is het liefdeleven, dat zich tussen Christus en Zijn bruid ontwikkelen zal. Zo behoort het. De gemeenschap met God in Christus behoort door ons geoefend te worden. Dat leven van gemeenschap. Daarin moet ons kerkelijk leven opgaan, zal het wel zijn. Alles moet ons opleiden, om die gemeenschap met onze Borg en Hoofd te oefenen. Dat is een gemeenschappelijk terrein, waarop de Heere Zijn bruid ontmoet. Dat zijn, zoals hij zegt: onze wijngaarden. En die hebben jonge druifkens. Het geestelijk leven zal beginnen te ontluiken. De wijnstokbloesem en zijn jonge vrucht is daar. Nu draagt de Heere daarover grote zorg. Want er is niets teerder dan het werk der genade, dan het geestelijk leven. Als de scherpe, dodelijke adem der zonde er over gaat, och, wat krimpt het licht ineen, wat verschrompelt het gauw. Die dat gevaar voor zichzelf niet kent, is zeker niet zeer geestelijk.

Het gebruik van Gods Woord, de dankzegging en het gebed; ook het gemeenschappelijk dienen en aanroepen en zoeken en ontmoeten van de Heere in onze samenkomsten en in het gehoor van het Woord - wat zijn dat alles tere zaken. Daar past een godvrezend hart bij, een geheiligde richting van onze ziel. Als de zonde haar vergiftigende adem er op werpt, dan hebben wij daaronder geen vrucht. Dan ontgaat ons de geestelijke winst. De vreze Gods, het geestelijk leven, de kerkdienst - het is alles zo'n tere zaak. Het is zo teer en zo fijn, één geestelijk en goddelijk organisme. Als de wind met zijn ruwe kracht er over waait, dan krimpt het ineen. Het is alles zo liefelijk, zo geurig, maar ook zo teer als jonge druifjes.

Maar nu gebeurt ook vaak een aanval op die wijngaarden. Ze komen aansluipen de kleine vossen. Ze happen de druifjes weg. Het is voor hen een lekkernij. Vossen komen overal in het Oosten voor. Ze behoren tot het geslacht der hondachtigen. Maar terwijl bijvoorbeeld de jakhals in roedels leeft, gaat de vos er doorgaans alleen op uit. Hij eet alles wat hij van zijn gading vindt. Wat moet nu die wijngaardenier doen? Hij moet letten op die eenzame sluipers van vossen. Want zolang ze hier op aarde gekweekt worden, worden de wijngaarden ook bedreigd. Daar ontkomen wij nooit aan. Het geslacht van de vossen sterft niet uit. Het zal een strijdende kerk moeten blijven, zolang wij hier op aarde zijn. De zonden zullen altijd wroeten; de duivel zit niet stil. Hij kiest ook wel zijn instrumenten. En bovenal als hij merkt, dat er in de wijngaarden nieuw lenteleven komt, is hij op pad.

Daarom staat er in dit bijbelwoord ook een opdracht. Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven. En nu verstaat u onmiddellijk, dat de Heere het bevel geeft om die vossen te vangen, dat is geen jachtlust of willekeurigheid. Welneen, dat komt uit Gods liefde voort. Het is een genade, die hij ons schenkt. Het is de Heere te doen om het gedijen van zijn wijngaarden. Die moeten bloeien en groeien. Maar die wijngaarden worden verwoest en vernield, wanneer die kleine vossen daar maar blijven rondkruipen. Vangt gijlieden ons de vossen... alsof de Heere zeggen wil: ten goede van mij en van mijn gemeente beide. Alsof Hij zeggen wil: het is mijn zaak en belang en de zaak en belang van Mijn gemeente. De Heere maakt zich één met Zijn volk.

Intussen, let er wel op dat hier alle trage lijdelijkheid moet worden geweerd. Het staat er immers zo klaar: vangt de kleine vossen, die de wijngaarden verderven. Meen dus niet bij uzelf: de Heere zal de Zijnen wel bewaren; en zal wel toebrengen, die Hij wil toebrengen. Die dingen liggen niet in ons vermogen. Neen, de Heere zegt als het ware: Ik zeg u: ze zullen zeker de wijngaarden verderven, wanneer ze niet worden gevangen. Daar hebben wij dus een beroep op onze attentie. Wij hebben licht een vroom excuus bij de hand, maar hier geldt uitdrukkelijk vang die vossen!

En dan is er nog een enkel punt. Wij lezen hier ook van kleine vossen. Het zijn de grove zonden niet alleen, die de wijngaard des Heeren kunnen verwoesten. Al willen wij niet verhelen hoe ontzettend die kunnen zijn en hoezeer het ook onze taak is te bidden, dat ze nu niet overkomen. Neen, wij moeten ook waakzaam zijn voor die kleine vossen, die daar heel alleen op de wijngaard komen aansluipen. Wij hebben ze niet in de gaten. Vossen zijn sluw. Evenals het genadeleven teer is, zo heeft het ook zijn vijanden, die niet zo grof en zo groot zijn. De homeopathie is gebouwd op de werking van zeer kleine hoeveelheden in het menselijk lichaam. Maar in het geestelijke is het ook zo. Het genadeleven, het leven in de vreze des Heeren, het geloofsleven - dat kan zo maar verkwijnen, verdorren, verwelken. Middellijkerwijs in zijn opkomst belemmerd en gekeerd worden door zonden en misstanden, door dingen die nu niet zo openbaar en grof goddeloos zijn. Een gif, dat bijna ongemerkt in de zielen gedruppeld wordt. Door verkeerd onderwijs; door verkeerde lectuur, door het nalaten van plichten en aan de hand houden van zonden. Grote geestelijke schade krijgen wij ook door het aanhangen van eenzijdigheden in het geestelijke.

Weet u het geestelijk leven der genade begint zo spoedig aan aantasting te lijden.Heel algemeen gezegd: het beweegt zich tussen hoogmoedig zelfvertrouwen aan de ene kant. Wij hebben een diepe verborgen hang naar zelfbehagen. Maar aan de andere kant is er ook heel snel een overhelling naar trage lijdelijkheid. Wij nemen een zekere vadsigheid aan. En voordat u het weet, vallen wij om naar een verkeerde levenshouding. Daar bestaat geen controlesysteem voor. Wij kunnen het alleen maar duidelijk maken met een beeldspraak. Wij kennen allemaal doorgeschoten sla. Evenzo bestaat er verpieterde sla. Maar daartussen staat de malse kropsla. Die is fris en voedzaam, vol vitaminen. Welnu, u weet nu wel wat wij bedoelen. Geloofsevenwicht is spoedig verdwenen. Het vraagt wel geestelijke discipline om op peil te blijven. Daarover handelen wij een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Drie kleine vossen (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's