Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. W. J. van Asselt, Johannes Coccejus Portret van een zeventiende-eeuwse theoloog op oude en nieuwe wegen. Uitgeverij J. J. Groen en Zoon, Heerenveen, 1997, 300 pag., ƒ 42, 50.

Johannes Coccejus is een van die grote theologen die de discutabele 'eer' hebben dat ze in onze vaderlandse kerkgeschiedenis vooral bekend zijn vanwege een partij die ze op hun naam hebben staan, uiteraard geheel onbedoeld en ongewild. Toch zullen velen bij de naam Coccejus direct denken aan de partij van de Coccejanen, die in het theologische en kerkelijk-maatschappelijk geding van de gereformeerde wereld van de zeventiende eeuw de degens plachten te kruisen met de Voetianen. Daarbij waren de laatstgenoemden over het algemeen de meer strikte, puriteinse gereformeerden, met een theologie die groot accent legde op de eeuwige waarheden Gods, terwijl hun tegenhangers meer opteerden voor een beweeglijker en vrijere variant van theologiseren, uiteraard wel binnen de kaders van wat gereformeerd mocht heten, inclusief de belijdenis van de predestinatie. Systematische en Bijbelse theologie, scholastiek en Bijbelse hermeneutiek, dat waren de terreinen van wetenschappelijk debat tussen Utrecht en Leiden, maar ook politieke componenten van regenten en orangisten, van hogere standen die meer geporteerd zouden zijn van het coccejaanse denken en het gewone volk dat daartegenover conservatiever gereformeerd bleef in de statische lijn van de traditie, dat alles speelde een rol in het kerkelijk Nederland van de Gouden Eeuw.

Maar wie was nu eigenlijk deze theoloog, op wie velen, vogels van zeer diverse theologische pluimage zich meenden te mogen beroepen? Het feit dat er ook nog heel verschillende soorten Coccejanen waren, maakt het alleen nog maar ingewikkelder om via de volgelingen te proberen om zicht te krijgen op de leermeester. Wie waren de ware volgelingen? De zogenaamde 'groene Coccejanen' die hun profetische theologie van de heilsgeschiedenis vanuit de verbonden schetsten met grote barokke inventiviteit, en die de heilshistorische lijn van Coccejus' theologie verder ontwikkelden? Of de 'ernstige Coccejanen' die zich vooral aangesproken wisten door de heilsordelijke uitwerking van zijn verbondsbeschouwing, en die in het bevindelijke zeker niet ver verwijderd waren van hun voetiaanse geestverwanten? Het zijn vragen die aan de orde komen in het portret van Johannes Coccejus zoals ons dat geschilderd is door een kenner bij uitstek, dr. W. J. van Asselt, die tien jaar geleden promoveerde op Coccejus en nu opnieuw het enthousiasme heeft opgebracht om deze 'zeventiendeeeuwse theoloog op nieuwe en oude wegen' onder onze aandacht te brengen. Maar niet dan nadat we eerst zoveel mogelijk zelfstandig kennis hebben kunnen maken met de man zelf. De schrijver wil te midden van een woud van elkaar vaak tegensprekende interpretaties een begaanbaar pad wijzen om de persoon en zijn theologie zo eerUjk mogelijk te leren kennen.

Hoewel er, zoals hij zelf in het voorwoord zegt, veel bekends uit zijn dissertatie in deze nieuwe studie te vinden is, toch is het een geheel nieuwe opzet, die met recht meer is dan alleen een bewerking. Alleen al het biografische deel, waarin hij Coccejus' levensloop schildert aan de hand van diens correspondentie is daarvan het bewijs.

De biografie staat geheel in dienst van een beter begrip van de ontwikkeling van zijn theologie. Het wordt duidelijk dat Coccejus een man was die niet altijd goed begrepen is in zijn persoonlijkheid en karakter. Het is duidelijk dat hij grote waardering had bij velen vanwege zijn rijke Schriftuitleg. Hij mocht aan de buitenkant een zelfingenomen en koppig man geleken hebben, mensen die hem beter kenden wisten wel beter. De polemiek die zoveel van zijn energie nam, maakte hem soms moedeloos. Van hem wordt verteld dat hij eens eenzelfde reden van verlangen om te mogen sterven op een tafel had geschreven als Melanchton vlak voor zijn dood: verlost te zijn van de razernij der theologen. Zijn leven stond voornamelijk in dienst van de Bijbelse theologie, de uitleg van de Schriften had vooral zijn hart. Een systematicus was hij niet, hij theologiseerde zeker anders dan de Voetianen, al kan er ook weer niet gezegd worden dat hij een afkeer had van scholastiek. Op dat terrein was hij een eclecticus, hij maakte gebruik van scholastieke argumenten waar het het spreken van de Schrift Zelf niet te zeer bond. Dat alles, en nog veel meer, laat Van Asselt ons zien in zijn boeiend biografisch portret.

Wat de theologie van Coccejus betreft neemt Van Asselt te midden van de vele vaak zeer diverse en soms ook eenzijdige interpretaties, die hij op hun merites wil toetsen, een eigen positie in. Zaken die in eenzijdige interpretaties tegenover elkaar zijn uitgespeeld tracht hij te integreren in zijn accent op de pneumatologie van Coccejus, die in zijn verbondsleer niet over het hoofd mag worden gezien. We kunnen Coccejus pas echt goed verstaan als we de heilshistorische dimensie van zijn verbondsleer niet scheiden van de heilsordelijke. Het verbindende van de twee is de pneumatologie. Twee modellen, het evolutiemodel, waarin Coccejus een steeds toenemende vordering van het Rijk Gods zag in de geschiedenis, alsook het synthesemodel, waarbij het verticale heilsordelijke centraal staat, hoeven niet tegenover elkaar geplaatst te worden: 'De kleine geschiedenis van de gelovige met God werd aldus opgenomen in de geschiedenis van Gods verlossende daden'. Van Asselt noemt dat een 'bevrijdingstheologie'. Het gaat daarin ten diepste om het 'verhaal van Gods vriendschap', de amicitia Dei (titel van zijn dissertatie). Dat is het onmiskenbare bevindelijke element dat Van Asselt bij Coccejus waarneemt.

Het is duidelijk dat Van Asselt met grote affiniteit over zijn 'held' spreekt, al maakt de bewondering hem zeker ook niet blind voor de vreemde en aanvechtbare elementen in diens 'profetische theologie'. Maar het pleidooi voor een vrijere, naar Van Asselts mening geenszins ongereformeerde. Bijbelse theologie heeft bij hem een uitstraling naar het heden toe. Deze studie is niet alleen maar een historische analyse, dat is het zeer zeker ook, met de nodige objectiviteit, maar waar het boek op de laatste bladzijde uitloopt met de paragraaf 'Coccejus nu' geeft de auteur ook lijnen aan waarmee we binnen de gereformeerde theologie tussen 'orthodoxie' en 'moderniteit' zouden kunnen leren van de wijze waarop Coccejus bruggen trachtte te slaan, om God en de geschiedenis met mens en wereld bijeen te houden. De laatste woorden van dit boek luiden: 'Het kan een verademing zijn, om in plaats van hijgend de laatste theologische mode na te lopen, zich te laten meenemen door de lectuur van Coccejus' brieven en geschriften, waaruit het hoge wetenschappelijke gehalte van de veelkleurige gereformeerde theologie in de dagen van de Republiek der Verenigde Nederlanden blijkt. Sneller dan gedacht wordt al lezende vriendschap met hem gesloten.'. Of dat laatste zo zonder meer in alle opzichten waar zal zijn, weet ik nog niet. De lezers van dit blad hebben misschien toch wel wat meer voetiaans bloed in hun theologische aderen. Hoewel, Van Asselt zegt ergens heel snedig dat 'waarheidsvriend' bij uitstek een coccejaanse naam mag heten! En kwam het in de zeventiende eeuw ook niet tot verzoening tussen Voetianen en Coccejanen? Wie weet... Laat ieder die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de gereformeerde theologie de kennismaking zelf maar aangaan. De studie van Van Asselt is daarvoor een uitstekende introductie. Tenslotte nog een klein puntje van tekstuele kritiek. De volgende zin op bladzijde 278 is mij niet helder: 'Het valt natuurlijk niet te ontkennen dat de foederaaltheologie zonder politieke en sociale context zou zijn geweest'. Waarschijnlijk moet het woordje 'niet' toegevoegd worden na 'zonder'. Maar ook dan is het nog geen heldere zin. Er ontsnapt altijd wel wat aan de correctie. Het volmaakte is hier ook in dit opzicht niet te vinden. Wat de schrijver m.i. wil zeggen is overigens wel duidelijk, dat Coccejus' verbondstheologie niet los van de sociale en politieke context kan worden verstaan, al is ze er zeker ook weer niet uit ontstaan, zoals sommigen menen. Het boek is een goed verzorgde uitgave in de serie Kerkhistorische monografieën. Van hïirte aanbevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's