Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht van dat ene zinnetje

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht van dat ene zinnetje

Ds. H. van den Belt: Over de waarde van de doop leven veel vragen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mede vanwege invloeden vanuit de reformatorische zuil en de evangelische beweging wordt in deze tijd de vraag naar de waarde van het verbond in hervormd-gereformeerde gemeenten opnieuw geformuleerd. Kan ik mijn kind ook opdragen in plaats van laten dopen? Hoe kijken we naar de gemeente en hoe spreken we haar aan? In vier vraaggesprekken vanuit de gemeentepraktijk gaan we de komende weken in op het functioneren van het verbond in prediking en pastoraat, waarna een evaluerende afronding met ds. K. Exalto zal plaatshebben. Vandaag deel 1: in gesprek met ds. H. van den Belt, sinds 26 december 1995 predikant in Oud-Alblas.

Hij noemt ze beiden, als we proberen verbondsmatige prediking helder te krijgen: Karl Barth en G. Boer. 'Misschien is het de invloed van Barth als onder ons de gebroken relatie met God niet meer aan de orde komt.' En: 'Bij ds. Boer las ik pas dat de prediking geen mededeling van feiten is, maar de bediening der verzoening'.

Ds. H. van den Belt aarzelt niet om zijn eigen prediking verbondsmatig te noemen, 'al is het moeilijk jezelf te typeren. De vraag is hoe je dat woord invult. Wat versta je daaronder? Ik denk dan vooral aan de manier waarop je tegen de gemeente aankijkt, hoe je haar aanspreekt. In onze hervormd-gereformeerde richting loopt dat uiteen van "Geliefde medereizigers" tot "Broeders en zusters".

Ik denk dat je de gemeente vooral moet zien vanuit Gods verbond, maar dan zeg ik er vanuit het doopformulier bij dat je bij de noodzaak van de wedergeboorte moet beginnen. Verbondsmatig is ook wel eens een vlag op een lading, waarin de grote vooronderstelling van het genadeverbond - namelijk het werkverbond, de gebroken relatie met God - in feite niet meer aan de orde komt. Men begint bij het genadeverbond. Het is de invloed van Karl Barth dat het werkverbond binnen het genadeverbond gezien wordt. Los van theologische bespiegelingen denk ik dat de benadering waarin geen evenwicht is tussen de noodzaak van de wedergeboorte en de kracht van Gods belofte een gevaarlijke prediking kan zijn, zowel naar de ene als naar de andere kant. Verbondsmatig wil voor mij zeggen dat je die bij elkaar houdt. Maak het werk van de Heilige Geest en de noodzaak daarvan voor jong en oud duidelijk. En verkondig de eis en de belofte van Gods verbond. "Ik ben de Heere, uw God" geldt de hele gemeente. Het tekent tegelijk de eis van de Heere op ons leven. Het evenwicht daartussen is voor mij verbondsmatig'.

Themamaand

'Vanuit Gods verbond bedienen we het Woord aan de gemeente. Het verbond is de bedding waarin de verkiezing, de rivier van Gods genade, stroomt. Verbondsmatig kan ook de associatie met een zeker automatisme oproepen of met een denken in de lijn van dr. Woelderink. Als je de term kerkpolitiek gaat laden en tegenover bevindelijk stelt, wordt het lastig. Werkelijk verbondsmatig geeft juist ruimte aan de geloofsbeleving, de ervaring, waarin het heil wordt toegepast.'

Een jaar na zijn bevestiging tot predikant in Oud-Alblas organiseerde ds. Van den Belt een themamaand over de doop. 'Diverse delen van het gemeentewerk liepen langs elkaar heen. Ik vroeg me af wat we als gemeente gezamenlijk deden. Zeven keer heb ik toen naar aanleiding van het doopformulier gepreekt: dat thema is op alle verenigingen en in de gezinnen aan de orde geweest. In een boekje heb ik de preken samengevat, met een korte uitleg en vragen voor de kinderen.

Over de waarde van de doop leven in de gemeente veel vragen. Mensen komen met overdoop in aanraking, vragen zich af waarom ze zelf hun kinderen zullen laten dopen. Door over deze vraag een aparte preek te houden, wilde ik de gemeente bewuster maken van de waarde van het verbond. Die themaweek heeft de betrokkenheid op elkaar en de eenheid van het gemeentewerk bevorderd.'

Aanspraak

'Als ik de gemeente aanspreek, zeg ik meestal "Gemeente". Ik doe dat niet altijd, begin soms gewoon met een voorbeeld. De aanspraak "Gemeente des Heeren" is voor mij een beetje formeel. Nee, ik heb daar theologisch geen bezwaren tegen, maar je zegt het zo toch niet gauw. "Broeders en zusters" is ook een bijbelse aanspraak voor de gemeente, die je niet zo vaak hoort. Het zijn meer gevoelsargumenten waarom we dat niet doen. Het is net hoe je dat uitwerkt. Het avondmaalsformulier spreekt over geliefden in de Heere Christus. Je moet je meer afvragen hoe in de preek de gemeente des Heeren aan de orde komt dan hoe je haar aanspreekt. Is er onderscheid tussen levende leden en dode lidmaten, of wordt er veel veronderstellend gepreekt? Dat is wezenlijker dan de aanspraak, al herken ik bij mezelf wel die voorzichtigheid. Toch noem ik het al prekend ook wel eens, bijvoorbeeld als je de gemeente wijst op haar heiligheid, op haar geroepen-zijn om tot eer van God te leven: gemeente van Christus.

De preek mag nooit een soort supermarkt worden: je zet de spijzen voor, de mensen komen langs en moeten eruit halen wat voor hen van toepassing is. Ik denk dat we juist uitdelers van de genade moeten zijn, het Evangelie bij de mensen moeten brengen. Preken is de bediening der verzoening, las ik pas in een brochure van ds. G. Boer. Hij benadrukt de twee motieven voor de prediking: zowel de liefde van Christus als de schrik des Heeren. Prediking is dan meer dan een mededeling van feiten. De bediening der verzoening is Gods boodschap aan het hart leggen. Lloyd Jones zei: Preken is de mensen in de tegenwoordigheid van God brengen.'

Jongeren

'Een verbondsmatige insteek is goed, maar veronderstel niet te veel. Onze jongeren willen eerlijk behandeld worden, weten zelf wel of ze een relatie met God hebben. Ik stel in de preek niet alleen aan de orde dat die relatie nodig is, maar ook hoe die tot stand komt en wat die in je leven betekent. Jongeren willen niet horen dat ze moeten geloven dat ze kinderen van God zijn, maar hoe ze het moeten wórden! Als je zondagmorgen op je bed blijft liggen en je praat 's avonds op de jeugdvereniging wel over "je geloof', dan vraag ik de jongeren: wat is dat dan voor geloof?

Dan kun je theologisch wel zeggen: "Vanuit Zijn verbond en belofte ben je een kind van God" - en dat doe ik ook - , maar ben je het nu écht? Heb je je handen al in Zijn handen gelegd? En heb je de weerstand daartegen in je hart al gevoeld? Dat is het werk van de Heilige Geest.

Dit zijn dingen die me diep beroeren en waar ik bij de voorbereiding van de preek veel over nadenk. De ene keer ben je vol van de kracht van Gods belofte, de andere keer grijpt het woord je aan: "Tenzij dat iemand wederomgeboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien". Ik probeer niet in elke preek een evenwicht te leggen, anders maak je het een beetje dood. Mijn spreken hoeft niet altijd volkomen in balans te zijn, als de prediking als geheel maar binnen de grenzen van het Woord blijft.'

Greijdanus en Schilder

De predikant uit Oud-Alblas heeft nog niet het gevoel dat de strijd om tot een evenwicht in zijn spreken over het verbond te komen, voorbij is. 'Er blijven vanuit de pastorale praktijk vragen op je afkomen. Soms denk je het thema dogmatisch op een rijtje te hebben, maar dan sta je in een gemeente als Oud-Alblas: fijn, meelevend, maar met een volkskerk-karakter. Hoe moet je in een doopgesprek je woorden kiezen? Je kunt zelf wel in gedachten hebben dat men niet uit gewoonte of bijgeloof kinderen moet laten lopen, maar als blijkt dat er niet over nagedacht is? Hoe benader je dan de mensen? Je kunt mooie dingen over het verbond zeggen, maar hoe leeft het in het hart? Die vragen houden de spanning erin.

Dit heeft ook met mijn eigen achtergrond te maken. Ik kom uit de kleine kerken van de Afscheiding, uit een vrije gemeente. Mijn vader (ds. K. van den Belt uit Katwijk, red.) heeft in Kampen bij Greijdanus en Schilder gestudeerd. Die verbondsmatige lijn heeft zijn prediking gestempeld, wél met de toepassing, de bevinding. Je voelt verwantschap met de vrijgemaakten, in de nadruk op de beloften die in de doop verzegeld worden, tegenover de veronderstelde wedergeboorte bij Kuyper.

Maar ook bij hén dreigt het gevaar die beloften al te automatisch in te gaan vullen. Van mijn vader heb ik met name de kracht van dat ene zinnetje geleerd: "Ons toe-eigenende hetgeen wij in Christus hebben". Daar vallen de beslissingen. De Heilige Geest eigent niet toe wat voor de uitverkorenen is bestemd, maar "hetgeen wij in Christus hébben", wat de gedoopte kinderen als zodanig hebben: de vergeving van zonden en eeuwig leven.

Hoe eigent de Heilige Geest dat toe? Niet zonder je alles te ontnemen en je aan je eind te brengen met jezelf. Als dat niet in de prediking aan de orde komt, is het voor mij niet verbondsmatig. In tegenstelling tot bij Kuyper zie je bij Herman Bavinck het evenwicht in de noodzaak van de toepassing. Bij Bavinck merk je tot aan zijn dood toe de worsteling om vanuit Gods verbond met de gemeente te spreken. Zijn vader. Jan Bavinck, was een van de voormannen van de Afscheiding. Het doet mij veel als hij spreekt over de zekerheid van het geloof. Dat is voedsel voor je hart.'

Kaartenbak

'De verbondsmatige prediking wordt gecompliceerd door de volkskerk: Hoe verhoudt Gods verbond zich tot heel het volk, tot de geboorteleden? Ik heb erg aan de breedte van de gemeente moeten wennen, maar ik heb er ook veel van geleerd. Je kunt iedereen bereiken. Ik ben nog de dominee van het dorp. Van de 2000 mensen die hier wonen, zitten er 1600 in de kaartenbak.

Evangelisatiewerk heeft m'n hart. Je hebt bij de mensen een ingang, die je als afgescheiden kerk niet zou hebben, maar het compliceert wel de vraag naar het verbondsmatige. Moet ik mensen die slechts in de kaartenbak staan, aanspreken als verbondskinderen of als moderne heidenen? Ik doe het laatste, hoewel ik wel tot in de duizend geslachten blij ben met die band die er nog is.'

Leeft de kinderdoop in de gemeente Oud-Alblas?

'Ik denk dat de doop door vele ouders ervaren wordt als het brengen van het kind bij God. Het is jammer dat de doop meer als een daad van de ouders gezien wordt dan als een daad van God. Hoe komt dat? Er is in het hart van die ouders weliswaar een verlangen dat hun kind een relatie met God zal krijgen, maar die relatie wordt niet zozeer van God uit gezien. Het lijkt of je dat denken heel moeilijk op het andere spoor kunt krijgen. Er wordt gemakkelijk gezegd: "Opdragen in evangelische kring is toch hetzelfde als dopen? " Je moet de betekenis van de doop daarom aan de orde blijven stellen. Het moet niet slechts de veronderstelling voor de prediking zijn, maar ook in de preek uitgelegd worden. Laat de gemeente in de keuken kijken: Waarom spreek ik u nu zo aan? '

Strekt die invloed vanuit de evangelische beweging ver?

'De oecumene van het hart is een prima zaak, maar ik pleit ook voor een oecumene van de hersens. De leer is van belang. Die staat op een te laag pitje. Het verbond? De leer? "Zeg nu maar gewoon hoe we moeten leven", zegt mèn in evangelische kring. In reformatorische kring hoor je hetzelfde. "Zeg maar hoe Gods volk het ondervindt."

Het is een teken van de tijd dat er losse elementen uit het verband van de Schrift gepikt worden. Ik heb een keer een bijbelstudieavond van dr. W. J. Ouweneel in Papendrecht bezocht. Heel indrukwekkend: 700 mensen op een doordeweekse dag. Hij heeft onmiskenbaar talent, geestelijke gaven ook. Maar als je goed luistert, merk je dat hij eclectisch te werk gaat. Hij selecteert allerlei gegevens uit de christelijke traditie, goochelt ermee en maakt er een mooi geheel van.

Op die bewuste avond sprak hij zelfs over de "felix culpa", de zalige zondeval, die ook meest moest werken om de mensheid op een hoger plan te brengen. Zelfs de meest steile calvinisten zijn daar voorzichtig mee geweest. Ouweneel combineert het met een semi-remonstrantse geloofsleer. Wonderlijk! Het is typisch postmodern om bewust te kiezen tegen een dogmatische eenheid. Na afloop spak ik een paar catechisanten. "Hoe vonden jullie het? " "Prachtig." "Hoor je nu ook de verschillen? " Gelukkig wisten ze een paar dingen op te noemen die ook mij waren opgevallen. Kijk, we kunnen best van elkaar leren, als we maar met onderscheid kunnen luisteren. Er is veel dat bindt. Dat is vooral in deze tijd belangrijk. Waar mogelijk moeten we samen optrekken. Dat neemt echter het verschil niet weg. We moeten zuinig zijn op het heldere zicht op het verbond en de beloften van God: op de doop en op de verkiezing. Als we niet over kunnen brengen dat de gereformeerde leer de allermooiste samenvatting van de Bijbel is, kunnen we ons niet beschermen tegen de evangelische invloed.'

Gereformeerde leer

'Het is fijn als we met elkaar kunnen praten, maar we moeten wel iets hebben om over te praten. Er is een verband tussen de levenswandel en de geloofsinhoud. Je kunt er niet genoeg van de leer instoppen. Waarom zegt Samen op Weg de mensen zo weinig? Omdat ze de leer niet belangrijk vinden.

Die leer moet in het dagelijks leven landen. Dat is de kunst van de prediking. Ik ervaar ook met evangelische broeders en zusters een band, maar dat neemt niet weg dat we in onze tijd alleen staande kunnen blijven als we weten wat we geloven en daarin neemt het verbond een heel centrale plaats in.

Innerlijk ben ik ervan overtuigd dat de gereformeerde leer de bijbelse leer is, het mooiste en rijkste wat er is. Ik heb vertrouwen in die boodschap. De vraag is alleen: "Hoe breng je het over? " Het probleem van de prediking is in onze tijd ook een communicatief probleem. De boeiende sprekers van deze tijd (neem W. J. Ouweneel of K. Veldman) zijn mensen van het gesprek... Prof. G. Wisse, de grote kanselredenaar, zou het in deze tijd niet doen. We moeten meer mét de mensen praten dan tegen ze praten: het gesprek, de dialoog, vragen stellen waarvan je weet dat ze leven in het hart van je luisteraars. God vraagt van ons trouw aan de boodschap, maar ook dat we nadenken over de vorm die in deze tijd past. De boodschap blijft van bovenaf komen, maar de gemeente zal het niet accepteren als we niet naast hen staan in de strijd.'

Over twee weken deel twee, een gesprek met ds. D. M. van de Linde uit Gorinchem.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De kracht van dat ene zinnetje

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's