Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toekomst van de  predikantsopleidingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toekomst van de predikantsopleidingen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Synodaal debat over de concentratie van de predikantsopleidingen

'Onze hulp is in de Naam van de HEERE...' Met die woorden leidde de preses van dat moment, ds. B. J. van Vreeswijk de bespreking in over de concentratie van de predikantsopleidingen tijdens de gezamenlijke vergadering van synoden van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: triosynode) van 12 tot 14 november jl. in het Vogelpark Avifauna te Alphen aan den Rijn. Van de totale vergadertijd was de helft gereserveerd voor bespreklng van de concentratie van de predikantsopleidingen. Tel daarbij dat de synoden van de drie kerken aan het begin van deze maand ook al apart over deze zaak hadden vergaderd en ü beseft hoe belangrijk deze kwestie is. Met zijn (hiervoor geciteerde) inleiding van dit agendapunt onderstreepte de voorzitter het belang ervan en dat werd 'ook nog eens bevestigd door het aantal sprekers dat zich uit de synode aanmeldde: 63. Volgens ds. Van Vreeswijk een absoluut record.

Een dramatisch besluit

Van de triosynode werd een besluit gevraagd dat dramatisch kan worden genoemd. Daarbij bedoel ik niet in de eerste plaats de uitslag van de stemming, wel de aanleiding tot het besluit, namelijk de dramatische terugval van de studentenaantallen aan de theologische faculteiten in ons land. Tussen 1977 en 1987 rondden ongeveer 1700 studenten de kerkelijke opleiding af. Het daaropvolgende decennium waren dat er 757; bijna duizend minder. Zelfs de Utrechtse opleiding, waar de teruggang het minst was, verloor toch nog 26% van de studenten. Nog steeds zet die terugval door. Terecht merkte de secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk, dr. B. Plaisier, in zijn inleidend woord ter synode op dat de tijd van de grote theologische bolwerken voorbij is. Deze ontwikkeling heeft ingrijpende praktische gevolgen. Het hervormde TWO (commissie voor Theologisch Wetenschappelijk Onderwijs) heeft al enkele jaren geleden aangegeven dat een drastische reductie van de predikantsopleidingen onafwendbaar is. De beide gereformeerde opleidingen (de Theologische Universiteit te Kampen en aan de Vrije Universiteit te Amsterdam) hebben met dezelfde problemen te maken. Het Evangelisch Luthers Seminarie heeft niet alleen moeite om een voldoende studentenaantal te handhaven, maar ook om lutherse docenten te vinden. Ds. P. L. de Jong (NHK, Rotterdam-Delfshaven) sprak dan ook over een dramatische terugval van het aantal studenten, maar merkte daarbij op dat hij in het ter synode gevoerde debat treurnis en verootmoediging daarover had gemist. Inderdaad, de zakelijke kant van het besluit kreeg zoveel aandacht dat hoegenaamd niet werd stilgestaan bij de oorzaak: de toegenomen ontkerkelijking met zulke in­ grijpende gevolgen voor de predikantsopleiding.

Ingrijpende gevolgen

Aan het eind van de 80'er jaren had de toenmalige minister van onderwijs, dr. J. M. M. Ritzen, al te verstaan gegeven dat het huidige aantal predikantsopleidingen beperkt moest worden. Voor een goed begrip is nodig om onderscheid te maken tussen een theologische faculteit aan een (rijks)universiteit en de (beroeps)opleiding voor predikanten. Uiteraard zijn beide nauw met elkaar verbonden, maar ze vallen niet samen. Tenminste niet aan de rijks-of gemeentelijke universiteiten met een theologische faculteit. De Nederlandse Hervormde Kerk heeft te maken met de zogenaamde duplex ordo waarbij een aantal vakken zijn ondergebracht in de staatsfaculteit en de zogenaamde kerkelijke vakken worden gegeven aan de kerkelijke opleiding, ondergebracht bij die faculteit. In de Gereformeerde Kerken ligt dat anders. Kampen is de eigen kerkelijke opleiding en met de theologische faculteit van de VU zijn afspraken gemaakt voor wat betreft de kerkelijke opleiding. Dat is de zogenaamde simplex ordo. Als de minister van onderwijs zegt dat hij het tot dusver bestaande aantal predikantsopleidingen niet langer kan gedogen, betekent dit dat het (wat betreft de duplex ordo-opleidingen) in theorie mogelijk is om de staatsfaculteiten in de theologie te handhaven aan die universiteiten die de kerkelijke opleiding voor het predikantschap verliezen. In theorie! Wat is echter een theologische faculteit zonder open deur naar de predikantsopleiding! Terecht is in 'dit verband gesproken van een sterfhuisconstructie.

De praktijk van het drastisch teruglopende studentenaanbod én de maatregelen waarom de minister van onderwijs zo'n tien jaar geleden al vroeg, maakte ingrijpen noodzakelijk voor zowel de predikantsopleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk als de Gereformeerde Kerken. Omdat in de afgelopen jaren Samen op Weg steeds meer vorm heeft gekregen, is gekozen voor een Samen op Weg-oplossing van de problematiek, die nog eens extra ingewikkeld was door het feit dat de Gereformeerde Kerken niet konden kiezen tussen Kampen en VU. Die keuze was in een eerdere synode (1990) uitgesteld. Het was echter niet langer verantwoord het ingrijpende keuzemoment te blijven uitstellen. Al aan het begin van dit jaar was er een voorstel dat met inkrimping van de Amsterdamse opleidingen in verband stond (o.a. het sluiten van de predikantsopleiding aan de Universiteit van Amsterdam). Besloten werd om dat plan in het grote verband van de herschikking van alle opleidingen te bezien. In de triosynode van mei jl. werd een besluit genomen dat het pad moest effenen naar definitieve besluitvorming in de synodevergadering van november.

Het pad geëffend?

Was het pad naar definitieve besluitvorming geëffend? Over het voorbereidend traject dat de gezamenlijke moderamina vanaf de mei-vergadering hadden afgelegd, bestonden veel vragen. Wat was het geval? De drie moderamina hadden al eerder drie leden (uit elk moderamen één) aangewezen met als opdracht 'het daarheen te leiden dat er tijdig een voorstel is ter bespreking op de triosynode van november, waarin nauwkeurig is aangegeven op welke locaties in de nabije toekomst de predikantsopleidingen zullen worden gevestigd' (Voorstel van de gezamenlijke moderamina inzake de predikantsopleidingen, mei 1998). Uit de commissies voor het theologisch wetenschappelijk onderwijs van de drie kerken zou een werkgroep worden samengesteld die een dergelijk voorstel moest voorbereiden. Eén en ander diende plaats te vinden binnen het kader van een achttal randvoorwaarden. De triosynode van mei ging hiermee akkoord. Tot begin juli ging alles zoals was besloten. De genoemde werkgroep, de Commissie Concentratie Opleidingen (CCO) ging aan het werk, maar kon niet tot een eensluidende mening komen. In zijn rapportage van eind juni aan de gezamenlijke moderamina legde hij een meerderheids-en minderheidsstandpunt op tafel. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het meerderheidsvoorstel (een keuze voor Leiden, Utrecht en Kampen, waarbij het Evangelisch-Luthers Seminarie met Leiden kon samengaan) werd gedragen door vertegenwoordigers van de opleidingen die goed zijn voor ± 90% van het aantal theologische studenten. Het minderheidsvoorstel (een keuze voor Amsterdam/VU met het Evangelisch-Luthers Seminarie, Utrecht en Groningen) werd gedragen door vertegenwoordigers van opleidingen die slechts 10% van het totale studentenaantal omvat. In het gedeelte van het rapport dat de reactie van de moderamina op dit verdeelde advies van CCO bevat én verslag doet van de daaropvolgende ontwikkelingen is in verband met de aldus ontstane situatie de cruciale zinsnede te lezen: 'Met haar verdeelde advies legde de CCO de beslissing over "hoe nu verder? " in handen van de drie aangewezen moderamenleden' (Rapport inzake Concentratie Opleidingen, p. 11). Over deze uitleg bestond al in de vooraf belegde vergaderingen van de verschillende synoden, in ieder geval die van de Nederlandse Hervormde Kerk en van de Gereformeerde Kerken, verschil van inzicht. In beide synoden werd het geluid gehoord dat op dat moment de gezamenlijke moderamina de triosynode hadden moeten consulteren door het rapport aan die synode aan te bieden. De triosynode had de voorbereiding uit handen gegeven, niet de besluitvorming in welke vorm dan ook (op de triosynode in Alphen aan den Rijn is door de voorzitter van CCO, ds. H. Hortensius (GKN), gezegd dat CCO was ingesteld door de triosynode van mei). Dat argument leek temeer recht van spreken te hebben omdat de gezamenlijke moderamina niet slechts een keuze maakten tussen de beide alternatieven van CCO, maar een eigen weg insloegen toen werd besloten om alles in het werk te stellen de knoop inzake de gereformeerde predikantsopleiding door te hakken door fusie tussen Kampen en de VU op zo'n manier dat Kampen wordt opgeheven en de opleiding aan de VU onder directe verantwoordelijkheid en zeggenschap van de SoW-kerken wordt voortgezet. Dit was echter een volstrekt nieuwe randvoorwaarde bij het besluitvoorstel van de triosynode van mei jl. De vraag was dan ook gewettigd of de gezamenlijke moderamina, c.q. de drie door hen aangewezen leden dit pad hadden mogen inslaan zonder toestemming van de gezamenlijke synoden. Bij de kritiek op het aldus ingeslagen traject hebben de moderamina zich steeds beroepen op de verplichting van het mei-besluit dat de drie aangewezen leden van de gezamenlijke moderamina het 'daarheen (moesten) leiden dat er tijdig een voorstel ter bespreking op de triosynode van november' zou zijn. Die verplichting stond echter in het kader van acht met name genoemde randvoorwaarden waarbij van fusie tussen VU en Kampen geen sprake is. Ouderling J. van Heijst (NHK, Bunnik) heeft daarbij de vinger gelegd in het voorafgaand synodaal beraad in Lunteren en op de triosynode in Alphen aan den Rijn. In datzelfde verband heb ik geopperd dat de gezamenlijke moderamina mogelijk buiten hun bevoegdheden zijn getreden door een nieuwe weg in te slaan met daaraan verbonden de vraag of de grenzen van het gereformeerd (presbyteriaal) kerkrecht door de moderamina niet zijn geschonden. Er zou alsnog juridisch onderzoek naar gedaan moeten worden, zeker met het oog op mogelijke ingrijpende besluiten inzake het SoW-proces in de nabije toekomst.

Onvolledig

Het besluitvoorstel bleek nog meer kritiek op te roepen. Immers, de gezamenlijke moderamina bleken niet (voldoende) gerekend te hebben met het in de triosynode van mei jl. vastgestelde uitgangspunt dat alle locaties op eenzelfde wijze ter discussie zouden staan. De keuze voor fusie van Kampen en VU bracht met zich mee dat voor die discussie van meet af aan de deur dicht ging.

Eén van de randvoorwaarden van het meibesluit was dat het voorstel een voorlopig formatie-en financieringsplan diende te behelzen. Noch het één, noch het ander was aan het besluitvoorstel voor de november-synode gehecht. Onzekerheid te over betreffende personele en financiële gevolgen van het moderaminabesluit, dat op zijn minst onvolledig genoemd kon worden. Deze en nog meer onzekerheden bracht Kampen er ter elfder ure (in een brief van 11 november - een dag vóór de synodevergadering) toe aan de moderamina mee te delen dat men wilde afzien van medewerking aan een fusie met de VU. Een besluit dat door de voorzitter van curatoren van de Theologische Universiteit Kampen ter synode nog eens wordt toegelicht waarbij hij de synode uitdrukkelijk afraadde met het besluitvoorstel van de gezamenlijke moderamina in te stemmen. Eenzelfde advies werd gegeven door het hervormde TWO bij monde van zijn voor­ zitter prof. dr. P. Zonderwijk, die ook wees op de financiële gevolgen voor de kerken: een ongedekt bedrag van minimaal tien miljoen gulden. Van de kant van het Evangelisch Luthers Seminarie in Amsterdam werd wel voorkeur uitgesproken voor de optie van de moderamina, een keuze die valt te begrijpen uit het oogpunt van de huidige plaats van vestiging van dit seminarie: Amsterdam.

Tegenvoorstel

Naast het besluitvoorstel van de gezamenlijke moderamina (met daarop een aantal amendementen) lag ook een tegenvoorstel, ingediend door ouderling J. van Heijst met keuze voor Leiden, Utrecht en Kampen. Dit voorstel werd door de laatste in de sprekersrij, dr. G. G. de Kruijf (kerkelijk hoogleraar vanwege de NHK aan de RU te Leiden) omschreven als het eenvoudigst te realiseren, terwijl het een gereformeerd dilemma overwint en de wens van de evangelisch-luthersen honoreert om hun seminarie in Amsterdam te laten en hen zelf de keuze te laten bij welke universiteit zij willen aansluiten. Het moderamenvoorstel omschreef prof. De Kruijf daarentegen als gecompliceerd. Ouderling Van Heijst bedoelde met zijn tegenvoorstel een weg in te slaan die naar verwachting voor personeel en financiën minder verstrekkende gevolgen zou hebben. Zijn voorstel werd gedragen door nog 40 hervormde en 27 gereformeerde synodeleden.

Een record

Maar liefst 53 sprekers hadden zich gemeld. Niet eerder had enig onderwerp ter synode zich over zoveel belangstelling mogen verheugen (de publieke tribune telde meer dan 100 belangstellenden). Verschillenden spraken er hun spijt over uit dat de CCO-rapportage geen kans had gekregen ter synode (diaken G. H. Hunink, NHK, Amersfoort en ds. W. Nawijn, GKN, Assen). Ds. W. Pieters (NHK, Genemuiden) vroeg of er ook in de opleidingen gesneden moest worden als het SoW-proces er niet was geweest. Verder merkte hij op een discussie over het principieel gehalte van de opleidingen (naar Schrift en belijdenis) belangrijker te vinden dan een discussie over de locaties. Ouderling J. S. Koops (GKN, Middelburg) benadrukte dat de synode zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid moest kunnen waar maken, maar achtte dat niet mogelijk bij het voorstel van de moderamina dat zoveel onzekerheden meebracht. Kerkvoogd J. Rolink (Waalse Gemeenten, Haarlem) verklaarde zijn steun aan het tegenvoorstel-Van Heijst vanwege het feit dat met ingang van 19 november de bibliotheek van de Waalse Gemeenten is ondergebracht bij de Lëidse Universiteitsbibliotheek. Ouderling A. A. Snijders (NHK, Monster) refereerde aan het eerder door de hervormde synode genomen besluit dat de predikantsopleiding te Leiden zou blijven gehandhaafd. Hij benadrukte de historie van de Leidse Universiteit (een geschenk van Willem van Oranje, die er zijn tafelzilver voor verkocht) in het licht van het toenmalig predikantentekort van de nog jonge kerk der Reformatie hier te lande en wees erop dat zonder Leiden de Dordtse Synode van 1618-1619 niet was te denken. Dhr. D. van Vliet (NHK, Gen. Fin. Raad) vroeg waarom de moderamina de financiële gevolgen van zo'n ingrijpend voorstel niet hadden laten berekenen door de financiële instanties van de SoW-kerken (eenzelfde vraag werd gesteld door ds. J. C. Fockens namens de gereformeerde deputaten voor Personeel, Financiën en Organisatie). Hij vroeg ook of een eventueel genomen besluit overeenkomstig het voorstel van de moderamina nog kon worden teruggedraaid als het plan financieel niet haalbaar bleek. Ds. J. Harteman (NHK, Wezep) sprak zijn voorkeur uit voor Leiden, een voorkeur die niet verworteld was in de (vroegere) vrijzinnigheid van deze faculteit, wel hierin dat namens de Gereformeerde Bond dr. W. Verboom er doceert. Ds. R. de Reuver (NHK, Boskoop) meende dat de fusie tussen VU en Kampen een gedwongen huwelijk was en zelfs de trekken van een schijnhuwelijk vertoonde en vroeg zich af wat daarvan moest worden. Ds. A. W. van der Plas (NHK, Waddinxveen) vergeleek het moderamina-voorstel met het bouwen van een toren waarvan sprake is in Lukas 18: het fundament is gelegd, maar de afbouw kan niet worden gerealiseerd met als gevolg dat de bouwer door ieder wordt bespot. Dat Leiden behoorde gehandhaafd te blijven, toonde hij aan met cijfers: 58% van de hervormden woont in het westen van het land en maar éénvijfde deel van .hen in de drie noordelijke provincies waarmee zijns inziens de keuze voor Groningen op zijn minst in twijfel kan worden getrokken.

Besluit

De moderamina hadden, de vele reacties gehoord, hun aanvankelijk besluitvoorstel aangepast op enkele onderdelen die te maken hebben met de financiële implicaties en het recht van beslissen van de synode in het vervolg-traject als een definitieve keuze moet worden gemaakt. In het eerste voorstel was de verdere besluitvorming in handen gelegd van de kleine synode, wat op grote weerstand stuitte bij verschillende synodeleden. In het nieuwe voorstel blijft de triosynode dat recht behouden. Ten aanzien van de financiële gevolgen is het 'budget-neutraal' uit het eerste voorstel nader gedefinieerd in die zin dat het proces van concentratie van de predikantsopleidingen geen aanslag op de kerkelijke middelen mag betekenen waardoor het quotum moet worden verhoogd.

Met de hete adem van de tijd in de nek (vanaf 11.45 uur werd het besluit in stemming gebracht, terwijl de zaal om 12.00 uur moest zijn ontruimd) vond de stemming plaats. Na een nieuw appèl-nominaal bleken 162 stemgerechtigde synodeleden aanwezig. Eerst werd het tegenvoorstel-Van Heijst in stemming gebracht. Het haalde 61 stemmen en was daarmee verworpen.

Het moderamenvoorstel werd met 48 stemmen tegen aangenomen. Dat betekent dat er voortaan alleen predikantsopleidingen zijn aan de RU van Utrecht en Groningen en aan de VU te Amsterdam.

Tot slot

Heel triest is het dat Kampen moet verdwijnen; de (hoge)school die is voortgekomen uit de Afscheiding en waar Herman Bavinck gestudeerd en gedoceerd heeft. Nog triester is het dat de universiteit die door Willem van Oranje aan de sleutelstad Leiden is gegeven om iets te doen aan het predikantentekort van de nog jonge gereformeerde kerk in de Nederlanden nu het slachtoffer is geworden van de terugloop van studenten in de theologie en derhalve ook van predikanten in diezelfde kerken. Zou daarmee ook niet iets getekend zijn van de (geestelijke) nood van die kerken? Daarom blijft er na het vele werk dat van veel kanten is gedaan voor (of tegen) de concentratie van de predikantsopleiding nog meer werk over: gebed voor de kerk met name hierom dat de HEERE van de oogst zelf arbeiders wil uitstoten in de oogst, jonge mannen die de Schrift en de belijdenis van de kerk willen hoog houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1998

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De toekomst van de  predikantsopleidingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1998

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's