Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pinkstergeest en de leer der apostelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pinkstergeest en de leer der apostelen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een lezer zond ons een nummer van de Waarheidsvriend (22 juni 1950), waarin een meditatie stond van wijlen ds. J. J. Poot over 'De Pinkstergeest en de leer der apostelen'. Op diens verzoek plaatsen we het stuk hier nog eens. Het is ook vandaag, nu vaak sterk de nadruk wordt gelegd op 'ervaring' en 'de leer' in diskrediet is, actueel.v. d. G.

En zij waren volhardende in de leer der apostelen…
Handelingen 2 : 42a

Een rijkdom van lenteleven komt ons tegemoet uit de pinkstergemeente, waar onze tekst van spreekt.
Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o, stad Gods!
Een hunkering van heimwee gaat door onze ziel als wij het geestelijk leven van toen vergelijken met dat van nu.
En tegelijkertijd strekke het ons tot verootmoediging, en wekke het een smeken om des Geestes genadige vernieuwende doorwerking ook in onze dag.
En zij waren volhardende in de leer der apostelen…
Door de Heilige Geest vervuld, hield die jonge gemeente getrouw vast aan de leer der apostelen. Niet op de wijze van een dode rechtzinnigheid, die de leer wel conserveert, maar zonder er uit te leven. Neen, in die pinkstergemeente gingen door de Heilige Geest leer en leven hand in hand.
Zij waren volhardende in de leer der apostelen… Men hoort wel eens misprijzend spreken over het volharden in de leer. Op die leer komt het niet zo aan, zo vindt men dan. We moeten een kerk hebben vol activiteit: een kerk, die zich met alles en nog wat bemoeit; de leer is tenslotte secundair; 't levende christendom is het christendom van de activiteit, en dat is tegelijk het christendom van de Geest.
Onze tekst echter, sprekende over 't ware christendom van de Geest, zet daarbij het volharden in de leer voorop. Wie dus spreekt over de zorg voor de leer, als ware dat iets van de tweede orde, moge mee hebben wie hij wil, maar hij heeft de Geest Gods tegen zich.
Een gemeente, die waarlijk door de Geest geleid wordt, zal vóór alle dingen hunkeren naar de reine en zuivere verkondiging van 't Evangelie. En haar grootste zorg zal daarin gelegen zijn, dat haar boodschap nooit een andere zij dan de leer der apostelen, een blijde boodschap van Jezus Christus, de gekruisigde en opgestane Heiland, van God naar Zijn eeuwig welbehagen geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en een volkomen verlossing, de enige levens- en stervenstroost voor een arm zondaar. Dat Evangelie is het onmisbaar fundament voor al het andere; en alle kerkenwerk, alle kerkelijke activiteit, die dat fundament miskent, heeft niet het merkteken van de Pinkstergeest.
En zij waren volhardende in de leer der apostelen…
Deze leer der apostelen, in de Heilige Schriftuur neergelegd, blijft de spijze en het kenmerk van Gods kerk door alle eeuwen heen. En van haar bedient zich de Heilige Geest om van geslacht tot geslacht Christus als de enige Borg en Zaligmaker te verheerlijken.
En waar die leer der apostelen door de Heilige Geest ontvangen wordt in het hart, gaan we de dood vinden in onszelf, maar leren wij ook het leven zoeken en vinden in de Christus der Schriften; daar leren we dan ook door de Heilige Geest wandelen in rechte ootmoed en ware afhankelijkheid en komt openbaar, dat deze leer geen zorgeloze en goddeloze mensen maakt. Ja, als wij ware zonen en dochteren van de pinksterkerk zijn, dan zullen wij begeren te blijven bij geen andere dan de mens vernederende. God verheerlijkende leer der apostelen, die wel hard is voor het vlees, omdat zij al het onze onder het oordeelt stelt, maar zeer dierbaar wordt voor wie met zijn eigen wijsheid te schande werd en zijn eigengerechtigheid leert kennen als wegwerpelijk voor God.
En al hebt ge dan mensen tegen, de Heilige Geest hebt ge mee, want die Geest is geen Geest van ja en neen; die Geest begeert nog altijd geen ander levensbrood te brengen van de Christus, Die te zijner tijd voor de goddelozen is gestorven; die Geest leidt nog altijd in de weg van het smalle pad, waar we alles verliezen om Christus te gewinnen.
Maar wat is het dan een gewichtige vraag of die leer der apostelen ook reeds door de werking des Heiligen Geestes ons hart vermeesterd heeft.
Wij weten zo goed, dat wij voor de oude waarheid zijn. Maar intussen kunnen we ons ook met dat weten nog op de been houden. De vraag is echter: hebben wij door de Heilige Geest de kracht van die waarheid bekend, tot verbrijzeling van al onze eigenwaan; tot ontdekking aan ons zondig bestaan voor de Heere; tot verloochening van alle eigengerechtigheid, om geworpen te worden op de 'Heere onze gerechtigheid', om in Hem, Immanuël, te vinden onze volkomen zaligheid!
Werd de leer der apostelen in de hand des Geestes een zwaard voor ons, zodat we leerden vragen in verslagenheid van hart: 'Wat zullen wij doen, mannen broeders?' En leerden we door de Heilige Geest in die leer der apostelen ook met verlangen horen het aanruisen van Christus' reddende voeten; ja, leerden wij Hem zegenend groeten in heilige verwondering, dat Hij in de leer der apostelen persoonlijk ons Zijn Naam wou openbaren, vol van genade en waarheid voor zulken, als wij onszelven leerden kennen bij ontdekkend licht?
Indien ja, geef dan God de eer! En sta bij de voortduur met een ootmoedig biddend hart in een tedere wandel naar de blijvende leiding des Geestes, om bewaard te worden voor verachtering, om te mogen volharden in de leer der apostelen, met altijd nieuwe behoefte toe te gaan tot de fontein van de zaligmakende Waarheid Gods. Ziet het in die pinksterkerk: zij waren volhardende in de leer der apostelen. Waar de Heilige Geest de harten vervult, daar wordt steeds nieuwe heerlijkheid gevonden in de leer der apostelen. Deze mensen waren niet eigenzinnig. Zij zeiden niet: 'eens bekeerd, blijft bekeerd; wij, die de Geest hebben, hebben de prediking niet meer nodig; wij zijn boven die prediking van de leer der apostelen uitgegroeid'. Neen, want de Pinkstergeest leidde hen, en die Geest leert zulke hoogmoed niet. Die bindt aan het Woord, en legt het Woord meer en meer open voor de harten, gelijk Hij de harten steeds weer opent voor het Woord.
Waar Gods Geest de harten regeert en leidt, verliest men zich niet in allerlei ongezonde dweperij; laat men zich niet vervoeren door een wandelen naar een inwendig licht buiten het Woord om of zelfs tegen het Woord in. Moge op dit gebied veel zich aandienen als extra geestelijk, de Heilige Geest zelf heeft geopenbaard, dat Hij doet volharden in de leer der apostelen. In die leer zochten de christenen van de pinksterkerk steeds nieuwe klaarheid en bevestiging te ontvangen. In het bad van die leer begeerden zij steeds weer ingedompeld te worden, 'opdat zij mochten verstaan met alle de heiligen, welke de breedte en lengte en diepte en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat zij vervuld werden tot al de volheids Gods'. En zo was het woord der prediking, door bediening des Geestes gebracht, voor dat jonge geestelijke leven altijd weer een verfrissende regen. Het was altijd opnieuw feest voor hen, als de apostelen preekten. In hun ogen lag te lezen wat er brandde in hun hart: 'Spreek ons van Hem, Wien te kennen het Leven is!' En het was de bede voor elkander en de behoefte bij elk één dat 'Christus maar door het geloof in de harten woonde, en zij meer en meer in de liefde zouden geworteld en gegrond zijn…'. En de Heere gaf hun naar hun hart; zij mochten telkens weer onder de prediking een sprekend God ontmoeten, en plasregens van zegen daalden neer, breed en diep…
Wat een heerlijke lentetijd in de kerk des Heeren!
En zij waren volhardende in de leer der apostelen… en – daaruit voortvloeiend en daar nauw mee saamhangend – ook volhardende in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden.
Hoe rijk bloeide en groeide het leven, tegelijk ook vruchten dragend, gewekt en gevoed en geleid als het werd door de Pinkstergeest, in gebondenheid aan de leer der apostelen.
Moeten we niet beschaamd zijn, mijn lezer?
Toen zó!
En nu?
Te roemen is ons toch zeker niet oorbaar.
Hoeveel waarheidsverloochening, hoeveel miskenning en ontwrichting van de leer der apostelen, ook op het erf der kerk. En dat soms nog met een beroep op de leiding des Geestes!
Maar ook, wat een ontzettende lauwheid, daar, waar men de leer der apostelen nog belijdt. Lauwheid in het onderzoeken, lauwheid in het horen, lauwheid in het ter harte nemen van de leer der apostelen. Hoeveel vonden worden gezocht. Soms quasi vroom. Maar als het er op aankomt, blijkt wel, dat het schort aan de ware behoefte. Zien wij toe voor onszelf, dat wij bij alle waarheidsgetrouwheid niet vreemd bevonden worden aan de Geest, die in alle Waarheid leidt. Zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. Schrikkelijke mogelijkheid; bij alle ijver voor de leer der apostelen toch niet anders te zijn dan steigerwerk aan 't Godsgebouw. En dan straks voor eeuwig uitgeworpen, in 't oordeel dergenen, die geen acht wilden slaan op zo groot een zaligheid, als door de Heilige Geest in het Woord werd betuigd.
Maar ook daar, waar de vreze des Heeren niet onbekend is, hoeveel dorheid en matheid, vergeleken bij dat heerUjk lenteleven van de pinksterkerk. Zo weinig staan naar meerdere wasdom in de genade. Zo weinig onderscheidende geestelijke kennis. 't Is heerlijk, als er de eerste beginselen van het genadeleven mogen zijn, maar… heeft de Heere niet meer dan dit om ons te geven? Is de echte blijdschap des geloofs niet een schaars goed? Is er niet weinig verzekerd geloofsleven, en is er niet veelszins een gebrek aan het gevoel van de nood daarvan; is het niet benauwend, dat wij over 't algemeen dit alles maar al te gemakkelijk hebben genormaliseerd, en dat er zo weinig hunkering is naar de weelde van het pinksterleven?
Wij kunnen dit alles constateren en ook weer overgaan tot de orde van de dag. Dan zijn we spoedig klaar, en misschien hebben we dan nog wel eens gereformeerdachtige frase bij de hand om ons gerust te stellen. Maar de levende God sla ons die frasen maar uit de handen en geve ons onze schuldbrief thuis in de confrontatie met de pinksterkerk. Dan zullen we leren ons niet aan deze dingen te onttrekken door een zodanige vlucht in Gods Raad, dat onze verantwoordelijkheid wordt miskend. Dan zullen we ook leren er niet af te zijn met een vlucht in het onkerkelijke leven. Maar dan zullen we met Sions dorheid en met de teruggetrokkenheid van de rijke werking van de Pinkstergeest terecht komen op de plaats der boetvaardigheid.
Dan zullen we Sions nood op ons eigen hart krijgen en leren belijden: Heere, wij en onze vaderen, wij hebben gezondigd; wij hebben uw Heilige Geest smarten aangedaan!
Maar dan zullen we ook in grote ootmoed en in diepe afhankelijkheid de genezing alleen verwachten van de genadige, vernieuwende doorwerking van de Pinkstergeest. Dan zal het een pleiten worden enkel op genade: 'Och, of de Heere Zijn Geest over ons gave!'
Nu, daar is bij Hem nog een volheid van genade.
's Heeren arm is nog niet verkort.
De Pinkstergeest is er nog, ook al is Zijn pink­sterbediening veelszins teruggetrokken. Nog klopt Hij in de leer der apostelen aan de harten, ook op het erf van onze kerk. Nog is het de genadedag des Geestes, waarin Hij leert, dat Hij alleen aan verloren zondaarsharten leren kan: 'En het zal zijn, dat een iegelijk, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden'.
En nog kan en wil Hij versterken, hetgeen Hij heeft gewrocht.
Kom dan, Schepper, Geest!
Openbaar Uw werk in onze harten, in onze gemeenten, ja, door heel de kerk.
Ontledig Gij ons zelf, om ons te vervullen.
Wij zijn het onwaardig, en de kerk is het onwaardig.
Maar om Christus' bloed en voorbidding, om Zijn Naam en eer, o Heere – keer weer met ontfermingen! Zend nog eens een opwekking – en, zo bidde elks hart door de Geest der gebeden – Heere begin bij mij! Ontwaak, Noordenwind, en kom, gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof.
Geest van Pinksteren, die Uw gemeente deed volharden in de leer der apostelen, doe óók ons alzo, dat wij als Gods huisgenoten medegebouwd mogen worden tot een woonstede Gods in de Geest!

J. J. Poot, Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Pinkstergeest en de leer der apostelen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's