Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezer dagen kregen we in handen een geschrift uit 1923 van de hand van dr. P. J. Komsigt, hervormd predilcant te Amsterdam, getiteld 'Gereformeerd of ethisch?' Daarin vergelijkt hij de 'theologie des Woords' met 'de theologie der ervaring'. Geen geestelijke ervaring ('wedergeboorte, inwendig licht, enz.') naast de Heilige Schrift, maar:

'Het gaat in den godsdienst (en dus ook in de theologie) (…) om geloofszekerheid, een zekerheid, die niet slechts voor den wetenschappelijken man, maar voor ieder te verkrijgen moet zijn. Zoo kan dus deze geloofszekerheid niet langs den weg van langdurige, wetenschappelijke nasporingen, maar alleen langs een gansch anderen, langs mystieken weg verworven worden. Welnu, daaraan beantwoordt volkomen wat Calvijn het eerste genoemd heeft het innerlijke getuigenis des H. Geestes, dat de geloovige in zich bevindt. Evenals alle menschen een Godsbesef hebben, waardoor zij innerlijke, mystieke kennis hebben aangaande God, zóó hebben ook al Gods kinderen een Schriftbesef, waardoor zij innerlijke, mystieke kennis hebben aangaande de H. Schrift als Gods Woord. Het getuigenis des H. Geestes verzekert ons in onze harten van de waarheid der H. Schrift, zooals God ons haar gegeven heeft, en wel van die Schrift in haar geheel (materieel, d.w.z. er is een centrum zooals dr Kuyper zeide in zijn Encyclopaedie: "dit getuigenis klemt in den Christus", het levend middelpunt van Gods gansche Woord). Hoe meer wij die Schrift biddend onderzoeken, hoe krachtiger dat getuigenis in ons spreekt, d.w.z. hoe krachtiger Gods Woord zich als Gods Woord aan onze zielen openbaart. Dan wordt bevestigd, wat de apostel Johannes zegt: "de Geest (nl. de Geest in ons) getuigt, dat de Geest (nl. de Geest buiten ons, daar in die H, Schrift) de waarheid is" (1 Joh. 5 : 5b). En in dit goddelijk getuigenis alleen vinden we dan ook rust voor verstand en hart beide. Zóó toont zich de autopistia (zelfgeloofwaardigheid) des Woords, d.w.z. het Woord Gods blijkt geloofwaardig in zichzelf en het brengt zijn eigen zekerheid met zich mee, het handhaaft zich eenvoudig met goddelijke majesteit als Gods Woord.
Daarom moet de theologie m.i. ook uitgaan van de autopistie des Woords, d.i. het objectieve moment, en niet van het getuigenis des H. Geestes in ons hart, d.i. het subjectieve moment, zooals dr. Kuyper in zijne Encyclopaedie teveel gedaan heeft, een lijn, die door ds. Netelenbos is doorgetrokken, waardoor hij geheel in de ethische ervaringstheologie is terecht gekomen om op die subjectieve lijn al verder voort te gaan.'


In dit verband ook een passage uit het herderlijk schrijven van de Hervormde Kerk 'Over de belijdenis der kerk en haar handhaving' (1961), geschreven door prof. dr. A. A. van Ruler. De passage draagt als titel 'De Heilige Schrift is het, die tot belijden dringt'.

'De boodschap van de bijbel wekt in de mens de belijdenis als weerklank. Wij moeten aan de bijbel ruimte geven, om zijn werk te doen.
Men moet, wanneer men zich afvraagt, hoe de belijdenis functioneert in onze kerk, ook steeds bedenken, wat belijden naar zijn wezen is.
Het is, met één woord gezegd, terugwijken voor een macht, die tegenover ons komt opzetten, welke ons te machtig is, waaraan wij ons innerlijk, van binnen uit gewonnen moeten geven, omdat wij er onder bezwijken en beseffen, dat wij zo de waarheid en de zaligheid deelachtig worden.
Deze macht is de Heilige Schrift. Dat wil zeggen: het profetische en apostolische getuigenis van de Heilige Schrift. Men kan nog beter zeggen: God zelf in het gewaad van de Schrift. Of ook: de Schrift als het getuigenis van de Heilige Geest. In ieder geval: de bijbel als levende en werkzame macht in het heden.
Daarom ligt er altijd zekere omkering en verstoring van de rechte, geestelijke orde in, als men de belijdenis op zichzelf neemt en haar als een macht op ons laat toekomen. Wij zijn het zelf, die moeten bezwijken en belijden! Onder de verlossende overmacht van het Woord van God.
Als dit terugwijken er in de werkelijkheid van het geestelijke leven niet is, dan is het rechte belijden er niet. Het is gave en werk van de Geest.
Maar het is er, Gode zij dank, wel. De Heilige Schrift is er nog steeds. En zij dringt zich nog steeds aan ons op. Zij dringt tot belijden, dat is: tot een erkennen in de gehoorzaamheid van het geloof van datgene, wat God zegt en doet.
Men moet dan ook, in een diep vertrouwen, de Heilige Schrift haar werk laten doen en ook daarom niet op al te menselijke wijze maatregelen beramen, om de belijdenis te laten functioneren. '


In het vorig jaar verschenen boek Marken – De geschiedenis van een eiland van de hand van G. J. Schutte en J. B. Weitkamp (uitgave Bert Bakker, Amsterdam), gaat het ook uitvoerig over de kerk, met name de Doleantiekwestie.

'De Hervormde gemeente van Marken stond in die tijd dus reeds lang bekend als een confessionele volkskerk. Dominee Torenbeek, die in 1895 Marken verruild had voor Vollenhove, was steeds opgevolgd door voorgangers van confessionele richting. Hervormd Marken was rechtzinnig en kerkenraad en gemeente samen stonden daarvoor.
Dit bleek in een vacaturetijd omstreeks 1930. Het classicaal bestuur regelde dat de regionale predikanten er regelmatig voorgingen. En het nam in het rooster ook ds. G. J. J. Rensink van Broek in Waterland op, die als niet-rechtzinnig bekendstond. Rensink stond bovendien op zijn beurt en pogingen hem ervan te weerhouden, wees hij dus af. Aangekomen op Marken, vond hij de kerkdeur gesloten: geen kerkenraad, geen kerkvoogdij, geen koster of organist liet zich zien. De kerkenraad bezweek pas toen Rensink verklaarde zijn recht te zullen zoeken. Hij deed zijn beklag bij het classicaal bestuur, dat de kerkenraad een strenge berisping toediende. Bij volgende beurten ondervond hij geen moeilijkheden. Maar een aanzienlijk deel van de gemeente bezocht de kerk die keren niet.
Maar ook naar andere zijde handhaafde Hervormd Marken zijn karakter en richting. Kort na de Tweede Wereldoorlog was een beroep uitgebracht en reeds aangenomen, toen bleek dat de predikant in kwestie lid was van de Gereformeerde Bond. In de gemeente ontstonden zo veel tegenstellingen en verzet, dat de kerkenraad de gehele procedure maar ongedaan maakte.'*

* Als opvolger van ds. A. M. G. Franken werd in 1947 beroepen ds. L. G. Bruin, predikant te Heteren; toen diens beroep ongedaan gemaakt werd, kwam ds. A. Vink.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's