Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een lezer vond 'bij het opruimen van oude paperassen' de volgende brief van Luther (8 april 1516), waarbij in het orgaan, waarin dit was afgedrukt werd opgemerkt, dat hun duidelijk wordt 'hoe Luther het nieuwe licht, dat hem kortgeleden over het Nieuwe Testament was opgegaan, in zijn zielszorg overbracht'. De brief was gericht aan Georg Spenlein, Augustijner monnik in Memmingen:

'Genade en vrede zij met u, broeder Georg, van God onze Vader en onze Heere Jezus Christus; ik wil je meedelen, dat ik je spullen grotendeels verkocht heb; ik heb er 21/2 gulden voor gekregen, en wel één voor het Brusselse kleed, één voor de pij en een halve voor de rest (volgen verder zakelijke mededelingen en kostelijk-praktische wenken).
Overigens zou ik gaarne weten, hoe het eigenlijk met je binnenste gesteld is: heb je eindelijk genoeg van je eigen gerechtigheid en leer je het al: op Christus' Gerechtigheid bouwen en daaruit nieuw leven putten? Als een plotselinge koorts valt de verzoeking tot zelfverheffing in onze tijd over velen, bijzonderlijk over hen, die ijverig naar vroomheid en deugd streven, naar hun inzicht en smaak. Deze dingen zijn echter onmogelijk te bereiken. Toen je nog bij ons was, leefde je ook in dat geloof, of liever in deze waanzin: ik zelf trouwens ook; maar nu vecht ik tegen deze waanzin, alleen tot een eind kwam ik in deze strijd nog niet. Daarom, beste jongen, versta Christus en wel: den Gekruisigde. Leer Hem lofzingen en aan jezelf vertwijfelen.
Spreekt dan tot Hem: lieve Heere Jezus, Gij zijt mijn Gerechtigheid en ik ben uwe zonde, gij hebt het mijne aangenomen en mij het Uwe gegeven. Wat Gij niet waart, naamt gij en gij gaaft mij, wat ik niet hebben noch zijn kan. Pas toch op, dat je nooit zulk een reinheid nastreeft, dat je niet meer een zondaar zou willen zijn. Christus woont immers onder de zondaren. Daartoe kwam hij uit de hemelen, waar hij onder louter edelen woonde, om zijn intrek te nemen bij de verkeerden. Bepeins maar telkens weer deze ontzettende liefde en je zult zijn allerzoetste troost aanschouwen. Als wij ten slotte toch nog door eigen moeite, zelftucht, zelfkwelling tot de vrede des gewetens willen ingaan, waarom is Hij dan gestorven? Neen, alleen in Hem, door getrooste vertwijfeling aan uzelf en aan uw leven, zult gij vrede vinden. Bovendien zul je van Hem leren, dat hij Zijne gerechtigheid tot jouw eigendom maakt…
Geloof je dit vast – en dat moet je, want in verworpenheid leeft hij, die het niét gelooft – houd dan met je broeders gemeenschap, ook als zij tuchteloos zijn en in dwaling bevangen blijven, draag ze met geduld; – maak hunne zonden tot de jouwe, maar wat jij voor goeds en aardigs hebt, laat de anderen daaraan deelhebben. De apostel zegt immers ook: "dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, die, in de gestaltenis Gods zijnde, het geen roof heeft geacht" enz. (Fil. 2 : 5). Ook gij moet het niet voor een roof achten en als een eigen bezit beschouwen, wanneer je jezelf beter voorkomt dan de anderen, maar ontledig je, vergeet wat je bent, wees hun gelijk en draag ze allemaal.
Jammerlijk staat het toch met de menselijke gerechtigheid, dat hij de gemeenschap met zijn mede-booswichten verbreekt en op vlucht en eenzaamheid zint, terwijl hij toch juist bij hen blijven moest. Dat heet toch waarlijk zijn talent begraven, als men zo leeft.
Als je dus werkelijk een roos of een lelie Christi zijn wilt, dan moet je erop rekenen, dat je handel en wandel onder doornen geschiedt. Maar waak alleen daarvoor, dat je niet zélf door ongeduld, voorbarig veroordelen en geheime hoogmoed een doorn wordt. Het Rijk van Christus staat midden onder Zijne vijanden, zegt de psalmist. Wat droomt jij dan van een lief leven onder je vrienden? Werp je liever den Heere Jezus te voet en je zult alles van Hem verkrijgen, waaraan het je ontbreekt. Hij, Hij zal je alles leren; houd maar in gedachtenis wat Hij voor jou en ons allen gedaan heeft. Had Hij slechts onder goeden en vromen willen leven en voor vrienden willen sterven, voor wie – vraag ik – zou Hij gestorven zijn en met wie zou Hij hebben geleefd? Leef dus op deze wijze, mijn lieve broeder, op deze wijze alleen midden onder je tuchteloze broeders, en bid voor mij. De Heere zij met je.'


Bij uitgeverij Meinema te Zoetermeer verscheen een selectie van honderdvijftig psalmen van 47 Nederlandse dichters uit vijf eeuwen onder de titel 'Het is begonnen met David' (samenst. Margaretha H. Schenkeveld en Maria A. Schenkeveld-van der Dussen). Hier volgt de berijming van M. Nijhoff over Psalm 21:

O Heer, de koning is verheugd!
Hij wil uw almacht prijzen,
U juichend dank bewijzen.
Gij schonk hem dapperheid en deugd.
Gij hebt op zijn gebed
hem door uw hulp gered.

Gij zijt hem tegemoet gegaan
met rijke zegeningen.
Gij hebt in alle dingen
zijn diepste hartewens verstaan.
Gij hebt U mild betoond;
Gij hebt uw knecht gekroond.

Al wat de koning had begeerd
van U, o God, was leven;
en Gij hebt hem gegeven
een leven dat de tijd trotseert,
een leven voor altijd
in onvergankelijkheid.

Groot wordt zijn roem, zo Gij hem helpt.
Hij zal naar alle zijden
het heilzaam licht verspreiden
waarmede Gij hem overstelpt.
Vertrouwend op zijn Heer
wankelt hij nimmermeer

Moge uw hand de vijand slaan
en roken doen zijn landen.
Moge Gods toorn ontbranden
en 't boos geslacht doen ondergaan.
Dan zal de aarde rein,
bevrijd de mensheid zijn.

Spant ook d 'onzaalge nog een strik
om U ten val te brengen,
hij zal het niet volbrengen,
ja hij zal vluchten voor uw blik
die Gij op zijn gezicht
als pijlen houdt gericht.

Verhef U in uw kracht, o Heer,
toon uw geducht vermogen
aan sterfelijke ogen.
Wij willen zingen tot uw eer,
willen uw wondermacht
lofzingen dag en nacht.
v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's