Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

1000
Het kan niet anders: bij het naderen van het jaar 2000 lees je veel over de millenniumwisseling in de (kerkelijke) pers. Je kunt reageren met: allemaal onzin. Wat stelt zo'n cijfer voor? Louter menselijk rekenwerk. En daar zit veel waars in. De nodige nuchterheid blijft gewenst. Toch krijgt zo'n getal iets magisch. Het houdt mensen bezig en maakt sommigen ook onrustig om niet te zeggen angstig. De vraag wordt gesteld: hoe was dat 1000 jaar geleden? In Rondom het Woord van juni 1999 stonden gesprekken te lezen over het bijbelboek Openbaring. Dit magazine is een uitgave van de NCRV en bevat de neerslag van de theologische gesprekken die elke zondag van 16.10 tot 16.40 uur te beluisteren zijn in het live radioprogramma Schepper & Co op radio 5. Onder andere komt prof. dr. Willemien Otten aan het woord, hoogleraar kerkgeschiedenis aan de RU in Utrecht. Welke plaats het boek Openbaring rond het jaar 1000 kreeg in de kerk, is de hoofdlijn van haar bijdrage. Aan het gesprek met haar gaan wat straatgesprekken met voorbijgangers vooraf.

De mensen hebben uiteenlopende visies op het jaar 2000 en op het voortbestaan van deze aarde. Hoe was dat bij de vorige millenniumwisseling, het jaar 1000?
Otten: 'Het is moeilijk om dat te achterhalen, omdat het in die tijd niet zo makkelijk was straatinterviews af te nemen. Maar ik zie toch wel een vergelijkbaar patroon. De mensen maken zich niet zozeer zorgen om het jaar 1000 of 2000, als wel om de oorlogen en de onrust. Rond het jaar 1000 kwam er in West-Europa een einde aan de Karolingische Renaissance, er brak een tijd aan van vele oorlogen.

Allerlei kleine graven bevochten elkaar. Er was namelijk geen centraal Karolingisch gezag meer en dat was vooral in Frankrijk een probleem. In Duitsland speelde dat onder de Ottoonse keizers wat minder. Die oorlogen koppelde men aan de verwachting van de eindtijd en het losraken van de satan of de antichrist, nadat deze eerst duizend jaar geboeid was geweest.
Rond het jaar 970 is er een boek geschreven over de antichrist, dat veel navolging heeft gevonden en waarbij veel mensen te rade gingen. Om dit succes te verklaren, zou je het volgende kunnen stellen. Men had kennelijk behoefte aan een soort projectie van een negatieve figuur aan wie men alle ellende en oorlogen kon toeschrijven, om het een plaats te kunnen geven in de eigen belevingswereld. De auteur, Adso, speelde daarop in door de antichrist en zijn verschrikkelijke optreden heel beeldend te beschrijven. Wij zullen dat nu wat meer ontmythologiseren dan men in die tijd deed.'

Zijn er, naast het boek van Adso, bronnen uit die tijd over?
Otten: 'Ja, en de meeste bronnen die we uit die tijd hebben, zijn afkomstig van geïnformeerde en geschoolde mensen, veelal monniken. Het moeilijke is om die bronnen juist te lezen. De monniken spraken namens en voor de kerk en probeerden – althans de meesten – om eventuele angst die er was, de kop in te drukken. Er zijn onder meer bronnen waarin gezegd wordt: er is angst voor het jaar 1000, maar dat zien de mensen helemaal verkeerd. Als je Daniël of Openbaring goed leest, moet je juist geen angst voelen. Dit wordt gesteld door de monnik Abbo van Fleury. De officiële kerk wilde dus geen angst voor het jaar 1000 propageren. Als je bij de betere historici tussen de regels door leest, zie je echter dat er onder de bevolking wel degelijk angst leefde en dat men daarmee zat.'

Over die angst wordt ook nog het volgende gevraagd en gezegd:

Er leefde angst onder de bevolking en de kerk probeerde die angst in te dammen. Hoe komen we aan het beeld dat de mensen in de Middeleeuwen angstig het einde van de wereld zaten af te wachten? U geeft een wat genuanceerder beeld.
Otten: 'Wat je in het antwoord op deze vraag moet betrekken, is de geschiedenis van de bestudering van de Middeleeuwen aan onze westerse universiteiten. Het idee dat de middeleeuwers zo angstig waren, is een erg romantisch beeld. Als reactie daarop is een zeer positivistisch beeld ontstaan: het jaar 1000 stelde helemaal niks voor. Wat je nu krijgt, in de meest recente benaderingen van het jaar 1000, is een gelaagd, genuanceerder beeld. Er waren kerkelijke stemmen die zich erg verzetten tegen de angstgevoelens rond het jaar 1000, maar er waren ook kerkelijke stemmen die er wat meer gevoel voor hadden en er wat meer aan wilden toegeven. Kortom, niet iedereen zat angstig het jaar 1000 af te wachten.'

Uiteraard komt ook de kwestie van Openbaring 20 aan de orde. Hoe werd dat verstaan?

In Openbaring 20 wordt over een duizendjarig rijk gesproken. Als ik in het jaar 1000 had geleefd, had ik het toch wel een beetje benauwd gekregen.
Otten: 'Dat kan ik me goed voorstellen en er waren inderdaad mensen die dat gevoel hadden. Augustinus, een van de grootste kerkvaders die zo rond 400 leefde, heeft erg zijn best gedaan om het bijbelboek Openbaring als het ware te domesticeren, dat wil zeggen om de interpretatie van de beelden binnen de perken te houden. Hij probeerde het toe te passen op de situatie van de huidige kerk. Hij zei dat de duivel al geboeid was door de komst van Jezus, dus dat men niet meer bang hoefde te zijn voor een antichrist die rond zal gaan en iedereen zal verslinden. Augustinus heeft echt geprobeerd die eschatologische verwachting de kop in te drukken.'

Had Augustinus zoiets van 'bij God is duizend jaar als een dag' en andersom?
Otten: 'Gedeeltelijk. Augustinus heeft een indeling gemaakt van de wereldgeschiedenis in duizendtallen, maar hij had daarbij bepaalde eigen ideeën. Eén idee is dat bij de komst van Jezus de zesde en laatste dag van de schepping begint en dat dan de sabbat komt. Dus bij de komst van Jezus begint de laatste periode van duizend jaar, maar duizend duidt meer op een idee van volheid dan op een precies getal. Volgens Augustinus gaat het hele boek Openbaring over de geschiedenis van de kerk, over de huidige kerk. Er zit dus geen verwachting in van nog eens een soort vredesrijk dat als het ware buiten de geschiedenis staat en na afloop waarvan de antichrist komt. Hij probeerde het dus te ontmythologiseren en dat is tijdenlang gelukt.

In de vroege Middeleeuwen vind je niet zoveel over die eindtijdspeculaties, maar rond het jaar 1000 steekt het toch weer de kop op. Bij Joachim van Fiore en anderen in de twaalfde eeuw wordt het allemaal nog flamboyanter. Dan krijg je het idee dat er spoedig een duivel zal worden losgelaten en dat er dan werkelijk een duizendjarig rijk zal komen. Dat was iets wat Augustinus helemaal niet voorstond, maar hij heeft het niet in toom kunnen houden.'

Ten slotte nog een citaat over de plaats en de functie van het laatste bijbelboek in de kerkgeschiedenis:

Je kunt van het bijbelboek Openbaring niet zeggen dat het op een continue belangstelling in de kerkgeschiedenis heeft kunnen rekenen. Er zijn pieken en dalen.
Otten: 'In de Reformatie was er weer veel belangstelling voor het bijbelboek Openbaring. Het waren hoogtijdagen van de antichrist. De paus in Rome bijvoorbeeld werd als de antichrist aangewezen en allerlei reformatorische groepen beschimpten elkaar als de antichrist. Juist omdat het religieus gezien een crisistijd was, werd Openbaring toen veel gelezen, zij het hier en daar met schroom. Luther bijvoorbeeld was aanvankelijk niet gecharmeerd van Openbaring. Hij vond dat Christus er niet in werd gekend. Later heeft hij er toch een commentaar op geschreven en zijn mening herzien. Hij vond het uiteindelijk een goed boek, vooral voor mensen die dachten dat de pauselijke kerk de ware kerk was. Want als ze het goed zouden lezen, zouden ze leren dat dat niet zo was. Calvijn heeft op alle bijbelboeken, behalve op de Openbaring, een commentaar geschreven. Ik denk dat hij reserves had, alhoewel er ook in andere bijbelboeken, zoals in Daniël, apocalyptische visioenen staan waarnaar hij wel verwijst. Openbaring is dus niet het enige boek in de bijbel waarin je eindtij dverwachtingen kunt aantreffen.'

Nu komt het jaar 2000 er met rasse schreden aan. Vindt u het belangrijk dat de kerk zich met Openbaring bezighoudt? Je merkt dat het wel leeft bij de mensen.
Otten: 'Ja, ik vind het ergens wel jammer dat de kerken er niet zoveel bij stilstaan. Mensen zijn er mee bezig en ik denk dat het daarom goed zou zijn als de kerk daar een bepaalde plaats aan kan geven. Dat gebeurde ook rond het jaar 1000. Daar kunnen we nog iets van leren.'

Wat dat laatste betreft: in de kerken wordt toch wel aandacht gevraagd voor het boek Openbaring. Het oecumenisch leesrooster dat in veel kerken en gemeenten wordt gebruikt, vermeldt voor de komende maanden en zondagen het bijbelboek Openbaring. 'Interpretatie', tijdschrift voor bijbelse theologie, belegde op 17 april jl. een studiedag over Openbaringen. In aflevering 5, juli 1999, staan twee van de daar gehouden lezingen vermeld, waaronder die van dr. Evert Jonker: De Apocalyps verstaan en vertolken. Jonker promoveerde vorig jaar op een studie over dit bijbelboek: Van verstaan naar vertolken. En al wordt genoemd leesrooster in hervormd gereformeerde gemeenten waarschijnlijk niet of nauwelijks gebruikt, toch worden de komende weken en maanden vast en zeker ook onder ons teksten gekozen uit dit bijbelboek. Het is voor voorgangers een uitnemende gelegenheid om de gemeente bijbels verantwoorde leiding te geven, juist omdat velen gevoelig zijn voor overspannen uitleg uit bepaalde evangelische hoek.

2000
Het laatste nummer vanjaargang 13 van Kontekstueel (13e jaargang nr. 6 – juli 1999) is een themanummer: Ons millennium-probleem. Interessante bijdragen van: drs. M. C. Mulder, chr. geref. predikant in Goes over: Hoe lezen we Openbaring? Van drs. J. Wienen (Ridderkerk) over: Het einde van de geschiedenis. Van prof. dr. J. Hoogland (bijz. hoogleraar Reformatorische Wijsbegeerte aan de VU) over: Millenniumproof? Ook van dr. T. H. van der Hoeven (herv. predikant in Woerden): Over doem en hoop in het laatste der dagen van de 20e eeuw. Uit zijn bijdrage ten slotte nog een enkel citaat.

'Op 8 mei 1774 brak er in het noorden van ons vaderland onder de mensen grote paniek uit. De Maan, Mercurius, Venus, Mars en Jupiter stonden in een bepaalde samenstelling aan de hemel en velen waren de mening toegedaan dat nu toch het einde der wereld onvermijdelijk was. De kranten stonden er vol van en de volkszangers gingen rond om het volk tot berouw en inkeer op te roepen. Er gingen ook angstaanjagende boekjes rond, die de stemming nog verhoogden. De hysterie werd zo groot dat de provinciale overheid moest ingrijpen. Een dweperige predikant uit Bozum werd opgepakt wegens het stimuleren van deze onlustgevoelens. Eise Eisenga besloot om in zijn huis te Franeker een planetarium te scheppen, teneinde de onkunde van de mensen met wetenschappelijk verantwoorde informatie te bestrijden.
Zo'n twee honderd jaar geleden kon zelfs in het nuchtere Noorden een dergelijke massahysterie nog uitbreken. Nu, aan het einde van de twintigste eeuw horen we heel andere berichten uit het Noorden, en wel bij monde van de commissaris van de koningin in Groningen, Hans Alders, in zijn functie als voorzitter van een millenniumcommissie. In opdracht van de regering heeft deze commissie de gevolgen van de millenniumbug in computers bestudeerd. Het zal een jaarwisseling zijn als alle andere. "Een normale dag, business as usual." Er zal misschien iets uitbundiger feest worden gevierd. In het ergste geval valt de stroom uit, en als de biertaps het niet meer zullen doen, is er wellicht her en der verhoogde kans op "agressie, incidenten en relletjes". Men moet zeker de oudere medemens niet vergeten die zich in zo'n situatie ongelukkig zal voelen, omdat de telefoon niet meer werkt. Een belangrijke factor zal het weer zijn: "vanwege de verschillende onzekere factoren (temperatuur, wind en bewolking) is er nog geen definitief weerbeeld te voorspellen". Zo leest men in de krant (NRC 7-5-1999) hoe nuchter en zakelijk men heden ten dage met zoiets als een millenniumprobleem omgaat. Of feestelijk. Op de radio hoort men een neringdoende vertellen dat er in september een groot mediaoffensief zal komen om het feestpakket voor het millenniumfestijn onder de aandacht te brengen. Hij weet al te melden dat het zeker geen carnaval zal worden, maar een deftig, stijlvol feest. Hij heeft toevallig al goud-zilveren herenvesten in voorraad, met daarop ook het mondiale millenniumlogo: een heuse wereldbol. Behoudens wat gedoe over eventuele computerproblemen, lijkt het jaar 2000 vooral één groot feest te moeten worden. Een bijzondere datum, men zal de champagne laten knallen, velen hebben er al geruime tijd voor gespaard, anderen zullen juist dan op reis gaan, misschien wel naar de andere kant van de wereld, om daar in exotische oorden met de zon een nieuwe eeuw te zien opgaan.

Het jaar 2000 en het jaar 0
Twee honderd jaar geleden ging een aparte conjunctie van maan en planeten dus gepaard met een spontaan eindtijdgevoel, maar ja, toen was God niet verdwenen uit Jorwerd en brede omgeving. Duizend jaar geleden speelde het eindtijdgevoel nog veel intenser en breder op. Toen deed zich in de christelijke cultuur waarachtige millenniumgekte voor. Alom werd het oordeel Gods verwacht. Men was de mening toegedaan dat met het duizendjarig bestaan van de kerk de profetie uit het Boek der Openbaringen (hoofdstuk 20) in vervulling zou gaan. Satan zou ontbonden worden, waarna de Anti-christ zich zou manifesteren. Er schuiven donkere wolken over het Avondland. Duizend jaar later hangt men vooral de feestverlichting op in de hoop dat de elektriciteit niet zal uitvallen. Ons eigen oordeel over God heeft in brede kring een einde aan uitgesproken religieuze tijden gemaakt. De feestverlichting van het postmoderne Nieuwjaarspartijtje vindt de werkelijke krachtbron in de Verlichting. Rationaliteit, materialisme, techniek en praktisch atheïsme/nihilisme zijn dan de achtergronden en motieven van het feest. Dat het millenniumprobleem eerst en vooral wordt gefixeerd op eventuele problemen met de computertechnologie is veelzeggend.'

Van der Hoeven zet een treffende one-liner neer: JC is op grote schaal ingeruild voor de PC en schrijft dan verder:

'Er is voor het postmoderne levensgevoel niet alleen een einde gekomen aan grote verhalen, ideeën en moraal, de geschiedenis (Karl Popper: "History has no meaning…", vertaald: Geschiedenis heeft geen zin), maar ook beleven wij het einde der tijden van een collectief of individueel geloof in een toekomst die met handelen en oordelen van God is verbonden. De drie nullen van het getal 2000 lijken vooral ook een grote leegte te symboliseren. In zekere zin is de toekomst gesloten. Wein, Weib und Gesang. De eregast op di feest heet Narcissus. De mens die verliefd is op zijn eigen spiegelbeeld en leeft in een wereld waarin alles slechts om hemzelf draait. Ooit ging hij daaraan ten onder, of zal hij nu overleven? Wij leven in een uitbundig en uitputtend, maar eveneens uitzichtloos nu. Het jaar nul.
De moderne mens meent maar één keer te leven. Dit leven is alles en daarom moet dit leven ook alles brengen. "Zo is het leven, een straaltje licht dat wegsterft in de nacht. En misschien zouden we er nooit achter komen en niets vinden. Dat is de dood" (L.-F. Céline). Het paradijs is hier en nu, zodat wij – paradoxaal – nauwelijks tijd en rust meer hebben. Het einde der tijden is onze eigen dood. Niet meer, niet minder. Er is een enorme perspectiefverkorting opgetreden met het verlies van de religie. Voorbij de horizon van ons zien en weten gaapt de leegte. We gaan nergens meer naar toe en er komt Niemand meer op ons toe. Zelfs Niemand uit het jaar nul.'

Op aangrijpende wijze wordt zo, mijns inziens treffend juist, het leefklimaat van onze dagen geschetst. Er was nooit Iemand er en komt ook Niemand. Wel vermeldt hij dat in de marge van dit moderne leven er ook andere geluiden worden vernomen. Hij noemt evangelist T. van der Weijden, de 7-delige romanserie De laatste bazuin die veel aftrek vindt in evangelikale en reformatorische kring, de Maranatha-beweging van Johannes de Heer (Het Zoeklicht) en nog enkele randverschijnselen waar de eindtijdverwachting dwingend en swingend aan de orde blijft gesteld. Om dan als volgt te schrijven:

'In de kerken en de theologie volstaat men veelal met een meer algemene toekomstverwachting, waarin het einde der tijden zich eigenlijk altijd kan voordoen. In die zin vormen de qua omvang bescheiden apocalyptische bewegingen en individuen toch een intrigerende en onmisbare correctie en aanvulling op een veelal diffuus en weinig ingevuld kerkelijk en theologisch toekomstbesef. Van origine was de christelijke geloofsbeweging inderdaad sterk eschatologisch en apocalyptisch gestempeld. De verwachting van de komst van de Heer blijft wezenlijk voor het geloof. Heel de kerk is welbeschouwd een Maranatha-beweging, in Gods naam een greep op de toekomst. In die zin is dit geloof een kritische tegencultuur geworden (gebleven?). De gemeente is een plek waar nog immer op grond van het Evangelie de geschiedenis van de toekomst wordt bewaard. Christenen proclameren tegen de geest van de tijd in de toekomst van de toekomst.'

J. Maasland

(Info: Rondom het Woord – NCRV-Uitgaven, Postbus 25000, 1202 HB Hilversum, telefoon 035-6719911.
Interpretatie – uitg. Boekencentrum Zoetermeer, Postbus 29, 2700 AA, telefoon 079-3628628.
Kontekstueel: J. Bette, Arend Brinkmanrede 21, 2901 TD Capelle a/d IJssel, telefoon 010-4580599.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's