Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kinderdoop – Volwassendoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kinderdoop – Volwassendoop

Een oude discussie (4)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zegel van de vergeving ook voor de kinderen
Om te laten zien dat de doop van de kinderen van de gelovigen niet maar een oude traditie is, maar een voluit bijbelse zaak, noemt Udemans tegenover de wederdopers een twaalftal argumenten. Nadat ik in een vorig artikel er drie heb weergegeven, laat ik nu de volgende vijf volgen.
Zijn vierde bewijs betreft de vergeving van de zonden, die de kinderen van het verbond evenzeer toekomt als de volwassenen. Daarom behoren ook de kinderen het zegel van de vergeving te ontvangen, nl. de heilige doop. Wie de zaak heeft, mag het zegel niet worden geweigerd.
Zijn tegenstanders brengen hier tegenin dat men alleen de boetvaardigen mag dopen, en daartoe kan men de kinderen toch niet rekenen. Udemans erkent dat de kinderen vanwege de zwakheid van hun verstand de kennis en de uiterlijke vruchten van de bekering zoals de volwassenen niet hebben, maar dat ze niettemin de wortel en de inwendige kracht van de bekering hebben, dat is de wedergeboorte en de vernieuwing van de Heilige Geest. Want zonder die kunnen zij niet zalig worden. En deze wedergeboorte, samen met de vergeving van de zonden, is de inhoud en de grond van de doop, waaraan de kinderen evenals de volwassenen deel hebben. Niet voor niets wordt de doop de ene keer de doop der bekering genoemd en het andere moment het bad der wedergeboorte.
Allen die van Adam komen, zijn zozeer verdorven dat zij alleen uit genade zalig kunnen worden. Dit geldt dus de jonge kinderen evenzeer als de volwassenen: zij moeten van dat boze hart verlost worden door het bloed en de Geest van Christus. Of iemand zou moeten beweren dat wij met een onvernieuwd hart in de hemel kunnen komen (maar Udemans denkt niet dat zijn doopsgezinde collega dat zou willen zeggen). Daarom is zijn conclusie: omdat de kinderen van de gelovigen aan de vergeving van de zonden evenzeer deel hebben als de volwassenen, ja dat zij door Christus' bloed en Geest van hun boos hart verlost zijn, dat daarom de heilige doop hun niet kan worden geweigerd.
Ik kan mij voorstellen dat deze wijze van zeggen van Udemans enig misverstand oproept en niet door ieder direct wordt verstaan. Het deel hebben van de kinderen aan de vergeving van de zonden is een sacramentele wijze van spreken waar wij vreemd aan zijn geworden, maar die de Reformatie voluit kende. Denkt u maar aan het dankgebed: wij danken U dat U ons en onze kinderen, door het bloed van Uw lieve Zoon, al onze zonden vergeven hebt… (formulier van de heilige doop).
God schenkt het heil op de wijze van de belofte. En als de kinderen deel hebben aan de vergeving, is dat op de wijze van de belofte. Deze belofte vraagt om geloof. Udemans wist dat het God behaagt door de Geest uit te werken wat Hij in de belofte schenkt. Waar de wederdopers uitgingen (en uitgaan!) van de wedergeboorte (je moet wedergeboren zijn) stelde Udemans: in de belofte is alles toegezegd, ook de toe-eigening is beloofd! Die beide zijn voor hem heel nauw op elkaar betrokken, zonder dat ze in elkaar opgaan.
Ook de kinderen hebben deel aan de vergeving op de wijze van de belófte. En dit is volle werkelijkheid op de manier van het geloof. Udemans denkt van God uit!

De doop in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest
In zijn volgende argument wijst Udemans op de doopformule uit Mattheüs 28 : 19. Hij stelt dat deze woorden niet anders betekenen dan: doopt ze op last van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest tot verzegeling van het verbond der genade, dat God in Zijn Zoon door Zijn Heilige Geest met ons heeft opgericht, zodat Hij onze God wil zijn, en wij ons zullen gedragen als Zijn volk, gehoorzaam aan Zijn wil. Dit impliceert dan dat allen die tot dit genadeverbond behoren en onder Gods volk gerekend worden, door de doop aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest moeten worden opgedragen en als in het register van Zijn huisgenoten worden ingeschreven (Gal. 3 : 27; Ef. 6 : 3).
Voor Udemans betekent de doop in de naam van de Zoon niet anders dan de geestelijke inlijving in Christus, in de gemeenschap van Zijn dood en opstanding ten eeuwigen leven, zodat degenen die deel hebben aan Christus en al Zijn verdiensten, niet geweigerd kan worden om de doop in Zijn naam te ontvangen. Zo is het ook met de naam van de Vader en van de Heilige Geest, die niets anders beduidt dan de gemeenschap die wij hebben met de Vader en de Geest, en dat uit genade om Christus' wil.
Wij kunnen niet loochenen, zegt Udemans, dat ook de kinderen God tot een Vader, de Zoon tot een Verlosser en de Heilige Geest tot een Heiligmaker hebben, tenzij men de kinderen buiten de hemel wil sluiten (Matth. 19 : 14). Hij vraagt zich af waarom de wederdopers, die niet ontkennen dat de kinderen God tot een Vader hebben en de Zoon tot een Verlosser, wél ontkennen dat zij de Heilige Geest tot een Heiligmaker hebben. Trekken zij op deze wijze de drie getuigen in de hemel niet uit elkaar? (vgl. 1 Joh. 5 : 7). Wie gemeenschap heeft met de Eén, heeft toch ook gemeenschap met de ander (1 Joh. 1 : 3)? Frans de Knuyt en zijn medestanders scheuren zo de drie getuigen uiteen (omdat ze ronduit stellen dat het drie verschillende wezens zijn, zo verschillend dat de één kan leven als de ander dood is). Met hetzelfde recht scheiden ze ook de drie getuigen op de aarde: de Geest, het water en het bloed. Ze erkennen immers dat het bloed de kinderen toekomt, maar de Geest en het water niet, terwijl de drie getuigen ook één zijn (1 Joh. 5 : 8).
Alles overziende stelt Udemans: omdat de kinderen God tot een Vader, de Zoon tot een Verlosser en de Geest tot een Heiligmaker, dat zij daarom in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest gedoopt moeten worden, omdat zij mede behoren tot het volk dat naar Gods naam genoemd wordt.

De kinderen te rekenen onder de gelovigen
Omdat volgens Udemans de kinderen van de gelovigen gerekend dienen te worden onder de gelovigen, mogen zij gedoopt worden. In dit verband komt het woord van Jezus aan de orde: die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden (Mrk. 16 : 16).
Hij is ervan overtuigd dat deze tekst niets met de kwestie van volwassendoop/kinderdoop heeft te maken. Maar omdat de Mennisten deze woorden altijd in de mond hebben om de kinderdoop te bestrijden, wil hij graag aantonen dat in deze woorden een duidelijk fundament ligt om de doop van de kinderen te bevestigen.
Jezus Christus noemt volgens Udemans maar twee soorten mensen: gelovigen en ongelovigen. 'Laat nu de Mennisten kiezen onder welke categorie zij de kinderen rekenen: vallen zij onder de gelovigen, dan moeten zij gedoopt worden; vallen ze voor hun besef onder de ongelovigen, dan zijn zij verdoemd'.
Als zijn opponenten zeggen dat deze woorden de kinderen niet aangaan, maar de volwassenen, merkt Udemans heel snedig op dat zij dan deze schriftplaats moeten laten rusten. Ze hebben deze tekst immers altijd in de mond om de kinderen van de doop uit te sluiten!
Een andere opmerking van zijn tegenstanders is dat de kinderen niet onder de gelovigen gerekend mogen worden (ze hebben immers geen geloof), maar ook niet onder de ongelovigen; zij vallen onder de onschuldigen, die in hun onwetendheid en onverstand zalig worden. De pastor van Zierikzee zegt dan: deze derde categorie van mensen is 'versiert bij de Mennisten, zoals het vagevuur bij de papisten'. Wij blijven bij de Schrift en houden het erop dat Christus de mensen bij Zijn verschijning in twee groepen zal verdelen, nl. de schapen, die zullen zijn aan Zijn rechterhand en de bokken aan Zijn linkerhand (Matth. 25 : 32, 33). Een derde categorie is daar niet te vinden.
Overigens zegt Udemans nog eens met nadruk dat Markus 16 : 16 niet spreekt van de doop van de volwassenen en dat deze tekst daarom ook niet op de kinderen mag worden betrokken. Laten zij dan deze plaats op dit punt niet meer naar voren brengen. Want als men met het 16e vers de kinderen uitsluit van de doop, betekent dat dat ze door datzelfde vers ook worden uitgesloten van de zaligheid.

Besnijdenis en doop hebben dezelfde betekenis
Udemans snijdt met dit 7e argument een zeer aangelegen punt aan. Wat de zaak betreft is er voor hem volle overeenkomst tussen de besnijdenis en de doop. Daarom is het voor hem ook vanzelfsprekend dat degenen die onder het oude verbond werden besneden, nu worden gedoopt. Gelijke burgers moeten gelijke privileges genieten! Hij verwijst dan naar Efeze 2 : 19 en Efeze 3 : 6.
Eerst gaat hij in op de besnijdenis: deze beduidde de inlijving in het verbond (Gen. 17 : 10) en niet minder de gerechtigheid van het geloof, dat is de vergeving van de zonden door Jezus Christus (Rom. 4 : 11). Niet minder beduidde zij de besnijdenis van het hart, dat is de wedergeboorte en de ware bekering (Deut. 30 : 6; Jer. 4 : 4).
Zo beduidt ook de heilige doop de inlijving in Christus en Zijn gemeente (Rom. 6 : 3, 4; Gal. 3 : 27; 1 Cor. 12 : 13). Deze beduidt ook de vergeving van de zonden (Hand. 22 : 16) en de wedergeboorte (Tit. 3 : 5). In de substantie van de zaak is er ten volle overeenkomst.
De wederdopers dragen volgens Udemans van alles aan om het verschil tussen besnijdenis en doop te accentueren. De besnijdenis betrof alleen de jongetjes, vond plaats op de achtste dag, terwijl de doop bediend wordt aan de jonge kinderen soms vóór, soms na acht dagen. Ze voeren ook aan dat de Heere Jezus wel besneden werd op de achtste dag, maar pas gedoopt werd rond zijn dertigste jaar (Lk. 3 : 23).
Udemans vindt dit alles een bevestiging van zijn stelling dat er eenheid is in de betekende zaak, terwijl de uiterlijke tekenen verschillend zijn. Het is als met het Pascha en het Avondmaal: de tekenen zijn verschillend, maar de betekende zaak is Christus. Inderdaad, behalve de jongetjes nu ook de meisjes. Dit laat zien het meerdere van het nieuwe verbond boven het oude, omdat het in betere beloften bevestigd is (Hebr. 8 : 7)! Er is nu geen onderscheid tussen jood en Griek, man en vrouw (zoals onder het oude verbond), maar wij zijn allen één in Christus (Gal. 3 : 28).
En wat betreft de achtste dag: het ceremonieel onderscheid van dagen, tijden en jaren is weggenomen (Gal. 4 : 10). We dienen daarom volgens Udemans met de eerste gelegenheid de kinderen door de doop tot Christus te brengen, om van Hem gezegend te worden (Matth. 19 : 14).
Vreemd vindt hij het dat waar de Mennisten de eenheid tussen het Paaslam en het Avondmaal des Heeren erkennen, ze die eenheid niet zien in het sacrament van de besnijdenis en de doop. Het verschil ligt alleen in het teken, niet in de zaak die wordt aangeduid!
In dit kader wijst hij op Colossenzen 2 : 11, 12: 'in Welke gij besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus, zijnde met Hem begraven in de doop, in welke gij ook met Hem opgewekt zijt, door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft'. Let eens op de bedoeling van de apostel: met deze woorden wil hij bewijzen dat wij de uiterlijke besnijdenis niet meer nodig hebben. En wel omdat wij nu hebben de geestelijke besnijdenis, dat is de wedergeboorte door de Geest van Christus (vs. 11). De apostel geeft te kennen dat wij nu de doop hebben (vs. 12), die de inlijving in Christus' dood en opstanding beduidt tot vergeving van zonden en de wedergeboorte, zodat wij nu met dat andere teken niets meer van doen hebben. Vandaar die zinsnede in het formulier: omdat nu de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen…
Met nadruk onderstreept Udemans nog eens dat het teken van de doop en het teken van de besnijdenis enerlei betekenis hebben, nl. de vergeving van de zonden door het bloed van Christus en de wedergeboorte door Zijn Geest. Zijn conclusie is dan ook: omdat de doop en de besnijdenis in betekenis overeenstemmen, moeten onze kinderen in het Nieuwe Testament evenzeer worden gedoopt, als zij in het Oude Testament werden besneden.

Jezus' woord: Laat de kinderen tot Mij komen
Het gaat erom onze kinderen op een zichtbare wijze tot Christus te brengen om door Hem gezegend te worden. Dit gebeurt nergens beter dan door de doop. Omdat de Heere Christus lichamelijk niet bij ons is, kurmen wij onze kinderen niet dichter bij Hem brengen in hun onmondigheid dan door dit heilig teken en zegel van de inlijving, waardoor zij in Christus en in Zijn gemeente worden ingeplant als in een vette olijfboom om zijn 'vettigheid' deelachtig te worden (Rom. 11 : 17; 6 : 3).
In Mattheüs 19 brengen ouders hun kinderen tot Christus om van Hem door een uiterlijk teken, nl. de oplegging der handen, gezegend te worden. En Hij bestraft deze ouders niet, maar wel zijn discipelen die dat willen verhinderen. Jezus laat zien dat de kinderen evenzeer onder Zijn schapen moeten worden gerekend als de volwassen gelovigen, omdat Hij ook hen (net als de volwassenen) het Koninkrijk der hemelen wil schenken. Daarom laat Jezus ze niet ongezegend weggaan.
De Mennisten zeggen wel dat hier niet van dopen wordt gesproken, maar van zegenen. Zij merken niet dat de oplegging der handen waarmee Christus deze landeren gezegend, heeft, van niet minder waarde is dan dat deze kinderen uiterlijk gedoopt waren.
Voor Udemans staan Menno en zijn volgelingen in hun denken op één lijn met de discipelen. Beiden zeggen immers dat de kinderen er nog niets van verstaan. Als de discipelen met Menno te rade waren gegaan, hadden ze kunnen zeggen: Gods verkiezing en genade, Zijn hemelrijk aan enig teken binden, dat is verleiding en afgoderij. De opmerking dat het een gruwel en afgoderij is als wij tot verzekering van ons geloof het zegel van de doop aan onze kinderen laten bedienen, acht Udemans een geweldige aantijging. Dan waren deze ouders, die niet tevreden waren voordat hun kinderen met enig uiterlijk ceremonie door Christus gezegend waren, daar ook schuldig aan.
Ten slotte brengen zijn tegenstanders hier ook nog tegenin dat wij onze kinderen wel op een andere manier tot Christus kunnen brengen, nl. met straffen, leren, onderwijzen in Gods Woord en door hen voor te gaan met een oprecht leven, totdat zij Gods Woord zelf mogen horen, geloven. Udemans zegt: hoe de Mennisten bezig zijn in het opvoeden van hun kinderen, dat laten wij aan God en aan hun geweten over, maar de ervaring laat in het algemeen zien dat hun kinderen weinig onderwezen zijn in de lering en vermaning des Heeren.
Hoe goed en noodzakelijk deze middelen ook zijn, bij de onmondige kinderen kunnen ze nog niet worden gebruikt, en ze zijn ook geen zichtbaar teken, waardoor de kinderen tot vertroosting van de ouders kunnen worden gezegend. Daarom mogen wij hun dit zichtbare teken niet onthouden.
Udemans' conclusie is: alle christenouders moeten hun kinderen met de eerste gelegenheid tot Christus brengen om door de oplegging van de handen (die in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest in de bediening van de doop gedaan wordt!) gezegend en aan Christus overgegeven te worden.

G. van den End, Voorthuizen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kinderdoop – Volwassendoop

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's