Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gereformeerde Gezindte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gereformeerde Gezindte

J. G. Woelderink - reformatorisch pastoraal theoloog (4)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1950 ging ds. Woelderink vervroegd met emeritaat. Als laatste gemeente diende hij Zijderveld, een dorp in de buurt van Culemborg. Gezondheidsredenen maakten het aanvragen van emeritaat noodzakelijk. De contacten met studenten onder andere te Utrecht kregen door de beschikbare tijd meer inhoud en vorm. Voor studenten in de theologie hield hij in Utrecht twee lezingen over de leer der verkiezing. Deze lezingen werden uitgewerkt tot het geschrift met als titel 'De Uitverkiezing'. De verschijning van dit boekje deed veel stof opwaaien. Wat in de schaduw van dit boekwerkje en van deze lezingen schreef hij in 1950 een studie over 'De Gereformeerde Gezindte', Eerder hield hij over deze materie een lezing voor een groep jongeren te Utrecht. Zoals bij al zijn werken, kenmerkt zich ook dit werkje door nauwgezetheid en studiezin. Van de theologische discussie was hij op de hoogte. Hij liet een eigen geluid horen. Naar zijn diepste overtuiging was het een reformatorisch geluid.

De naam
Prof. dr. H. Kraemer wees er al eerder op. Woelderink neemt het over: de strijd tussen kerken en richtingen heeft een werelds karakter aangenomen. Het lijkt Woelderink verstandig te letten op de geest der verdeeldheid tussen de kerkformaties onderling, in plaats van bewustwording van de ene taak en gemeenschappelijke roeping, breekt men elkaar af.
De naam 'gereformeerde gezindte' is in zwang gekomen door de geschriften van Groen van Prinsterer. Groen nam dit woord over uit de grondwet van 1815. Een lijvige studie schreef hij in 1848: 'Het regt der Hervormde Gezindheid'. Onder het woord 'gezindheid' werden de denominaties van de christelijke kerk samengevat. Groen werpt zich tegenover de machtshebbers in het Koninkrijk der Nederlanden met kracht op het woord 'gezindheden' in de grondwet. Hij verdedigt de groep der afgescheidenen, ook aan hen moet bescherming worden toegekend.
Het woord gezindheid ziet Groen vooral als een aanduiding van geestelijke signatuur. Het kenmerkend karakter van de gereformeerde gezindte ligt in de belijdenis. Daaruit leeft zij. Groen wil hiermee stellen: de afgescheidenen vormen geen nieuwe gezindheid, maar vallen onder het deel, dat in 1815 al gereformeerde gezindheid genoemd werd.
Een felle en scherpe strijd heeft gewoed tussen de kerkformaties onderling. Woelderink noemt de verbittering tegenover elkaar eigenaardig, want alle bedoelde kerken beroepen zich op de drie Formulieren van Enigheid en willen zich richten naar de Dordtse kerkorde. Zij hebben dezelfde belijdenis en beschuldigen elkaar van afwijking van die ene belijdenis. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor in de Ned. Herv. Kerk. De confessionele en gereformeerde richting kunnen elkaar met moeite verdragen.
Beantwoorden al deze groepen en kerkformaties aan de criteria, die Groen aanlegt om te behoren bij de gereformeerde gezindte? Woelderink aarzelt om hier volmondig ja op te zeggen. Hij acht het beroep op de gereformeerde confessie meer een formele dan een materiële zaak. Immers, de beschuldiging over en weer luidt: u bent afgeweken van de belijdenis, u bent niet belijdenisgetrouw. Toch wil Woelderink de uitzonderlijke waarde van de voorstelling van Groen handhaven. Woelderink ziet om zich heen een groeiend besef om de kloof onderling niet te verdiepen, maar eerder te overbruggen. De fanatici, die er altijd geweest zijn, laat hij liever buiten beschouwing. Hij heeft liever te doen met irenici, de vredemakers. Zij sporen aan tot matigheid en verdraagzaamheid, zij voelen in hun hart de wond door de geslagen scheur in de kerken. Hij wil echter daarnaast het jagen naar eenheid doen rusten op een theologisch verantwoorde grondslag.

De betekenis der uitdrukking
Met het onderschrift van het boekje over 'De Gereformeerde Gezindte' geeft Woelderink zijn bedoeling weer: hij wil het hebben over 'haar betekenis en grenzen'. Ter vergelijking: in 1964 refereert ds. G. Boer op de conferentie van het Contactorgaan van de Gereformeerde Gezindte (COGG) over hetzelfde onderwerp. Hij spreekt over 'De Gereformeerde Gezindte nu en in de toekomst' .
De kerk der hervorming in ons vaderland wist zich gebonden aan de belijdenisgeschriften. Wij belijden met de twaalf artikelen te geloven 'één heilige algemene christelijke kerk' . Rome trok hieruit de conclusie, dat er organisatorisch slechts één kerk over heel de wereld kan en zijn mag, uiteraard onder het leergezag van de paus van Rome. Met de hervorming breekt een andere tijd aan. Of het schriftuurlijk te verantwoorden was of niet, i.p.v. de ene wereldkerk worden nu landskerken geformeerd, De term 'nationale kerken' acht Woelderink niet gepast, hij constateert de feitelijkheid van de vorming van landskerken. De eenheid van deze kerken wordt echter niet in het nationale karakter gefundeerd, maar in haar belijdenis. Deze draagt reformatorische trekken. De confessie werkt grensoverschrijdend en samenbindend. Daarmee wordt de eenheid van de kerken vastgehouden. De luthersen hebben naar het inzicht van Woelderink het eerst de eenheid van de kerk der hervorming losgelaten. Onenigheid inzake de belijdenis dreef de Lutherse en Gereformeerde kerken uiteen. Later, in de 19e eeuw, begonnen kerkformaties elkaar valse kerk te noemen. Merkwaardig, als je let op de ene belijdenis. De geest, waardoor kerken ver van elkaar blijven staan wordt door Woelderink bevraagd. Mag men de ander als minderwaardig verwerpen? De gemakkelijkste verklaring van de kerkelijke chaos wordt met twee polen omschreven: eenheid en verscheidenheid. De zichtbare kerk is gescheiden, de onzichtbare kerk is één. Woelderink maakt zijn huivering kenbaar voor een vanzelfsprekende verscheidenheid. De triomf van de verscheidenheid doet uit het oog verliezen, dat de kerkelijke ontwikkeling zondig is. Jezus' gebed om eenheid wordt vergeten. Woelderink verwerpt de gedachte van onze kerk is waar en echt, de andere kerken zijn vals of op z'n minst ongehoorzaam en scheurkerken. Hij is verre van gelukkig met de visie op de hervormde kerk als de kerk der vaad'ren, zeker als deze gedachte gepaard gaat met een bespelen van het klavier van het nationaal bewustzijn. Elke kerkformatie heeft een vorm, die mensen in een bepaalde tijd aan haar hebben gegeven. Christus' Woord en Geest, waarmee Hij Zijn gemeente vergadert, vallen niet onder deze vorm. Ze blijven exclusief Christus' eigendom. Alle gedachten aan gelijkschakeling van Christus' werk en menselijke vorm moeten worden uitgebannen. Woelderink wijst kerkisme af zowel bij hervormden, als bij de afgescheidenen. Kerkisme verheerlijkt het eigene. Het nu volgende citaat geeft Woelderinks visie fraai weer: 'Soms vraag ik mij af, of dit niet de grote zonde is, waar alle verscheuring aan te danken is, dat men het eigene van wat van Christus is, heeft vereenzelvigd, waardoor men voor zichzelf en zijn ideeën en voor zijn eigen vroomheid zulk een plaats opeiste, dat Christus meer en meer buiten kwam te staan'.
Woelderink keert vervolgens terug naar Groen. Deze 19e eeuwse evangeliebelijdenis heeft grote betekenis voor de gereformeerde gezindte. Hij zag in, dat de kerk der hervorming aan haar belijdenis wordt gekend. De scheur, die door de afscheiding de kerk heeft getroffen, moet gezien worden als een scheur in de vorm van de kerk, in de organisatie, in het instituut, maar zij betekent geen werkelijke verscheurdheid van de zichtbare gereformeerde kerk. Deze blijft één, zolang zij één is in belijdenis. De afgescheidenen vormen geen nieuwe gezindheid, maar blijven binnen de ene belijdenis vallen in de gereformeerde gezindte.
Moeite heeft Woelderink met de term 'kerkmuren'. Die muren bestaan slechts in de gedachten van velen en zijn meer denkbeeldig dan werkelijk. Woelderink spreekt liever in het beeld van de paaltjes op het erf van de kerk der hervorming geslagen. Op die wijze heeft men gepoogd een deel van het terrein af te zonderen. Het blijft echter één erf. Slechts in één opzicht acht hij de gedachte aan één scheidsmuur helaas maar al te waar: in elke kerk staat een afzonderlijke en afgezonderde avondmaalstafel, waar alleen de mensen van het eigen kerkgenootschap mogen aanzitten. Woelderink trekt scherp van leer: betekent dit niet een eigen Christus voor iedere groep? Hij meent te mogen geloven, dat weinigen het aandurven de lijn zover door te trekken. Kerkistische gevoelens moeten worden overwonnen. De eenheid in geloof en liefde pleegt ook tot de openbaring der kerk in de zichtbaarheid te behoren.

De grenzen van de Gereformeerde Gezindte
Als het waar is, dat de eenheid van de kerk bovenal zichtbaar wordt door de ene belijdenis, volgt daaruit, dat de belijdenis de grens trekt en aangeeft. Hier beginnen de moeilijkheden. Groen voelde daarvan ook al iets. Hij wist zich één met de afgescheidenen in de belijdenis van de waarheden van het Evangelie. Toch verschilde hij op tal van punten met hen van mening. Hij huivert voor de belijdenis als een wetboek en wil de belijdenis vooral bezien als opgeweld uit het hart van het godvruchtig voorgeslacht. Hij spreekt van die waarheden, die de geest en de hoofdzaak van de belijdenis vormen, en als zodanig door de opstellers van de belijdenisgeschriften als fundamenteel worden beschouwd. Woelderink is blij met deze uiteenzetting van Groen. De geschiedenis leert, dat velen zich al te krampachtig aan de letter van de belijdenis hebban vastgeklemd. Zij deden dit meer om eigen inzichten te handhaven dan dat zij zochten naar overeenstemming met de kerk der reformatie in de grondslagen van haar geloof.
Nu stelt Woelderink vervolgens de vraag: welke zijn die hoofdwaarheden? Wanneer behoort men nog tot de Gereformeerde Gezindte en wanneer valt men buiten de grenzen? Hij haalt het voorbeeld aan van Abr. Kuyper, die een gravamen ontwikkelde tegen artikel 36 van de Ned. Gel. Belijdenis. Kwam hij daarmee met de Gereformeerde Kerken (die met het gravamen akkoord gingen) buiten de Gereformeerde Gezindte te staan? Zelf vonden zij, dat zij ondanks hun gravamen binnen de grenzen bleven. Maar tegen welk artikel van de belijdenis mag je nu wel en niet een gravamen indienen? Wanneer blijf je binnen de grenzen? Met welke bezwaren val je als kerk, als theoloog, of als gelovige erbuiten?
In de Gereformeerde Kerken beschikte men over de belijdenis, alsof de Gereformeerde Gezindte niet bestond. Men deed van de belijdenis af, men voegde er iets aan toe. Woelderink bespeurt de gedachte in de Gereformeerde Kerken dat men denkt alleen de ware gereformeerde kerk te zijn.
In de Gereformeerde Gemeenten baarden ontwikkelingen hem eveneens zorgen. Eigenmachtig beschikte men over de belijdenis van de kerk der hervorming. Artikelen werden toegevoegd aan de belijdenis en vervolgens werden de toevoegingen bindend verklaard. Woelderink noemt artikelen over het verbond des vredes en het verbond der genade. Deze elementen beschouwen de Gereformeerde Gemeenten als een nadere interpretatie. Woelderink valt hen hierin aan. Het zijn punten, die in de gereformeerde belijdenis niet worden behandeld. Vandaar de bewering van Woelderink: de belijdenis wordt door hen aangevuld; daarmee geven zij aan, dat de belijdenis volgens hen te kort schiet. De vrijmaking van ds. Kok plaatst hij in deze ontwikkeling. Deze voorganger was de enige, die niet akkoord ging met de leer der Gereformeerde Gemeenten. Hij bleef het aanbod der genade een plaats geven in de verkondiging, al beschuldigde men hem van remonstrantisme. Woelderink is beducht voor de heerschappij van de verkiezingsleer over de prediking. In de Gereformeerde Gemeente ontwaart hij ontsporingen in de omgang met de verkiezing, de Gereformeerde Kerken zijn in de fout gegaan rond verbonds- en doopvisie.

Conclusie
Aan het eind van zijn eerste mondelinge en later schriftelijk vastgelegde betoog, geeft hij enkele reformatorisch-pastorale wenken en adviezen.
Een eenparige belijdenisuitspraak is op dat moment onmogelijk. In de punten, waarin men van elkaar afwijkt, zal men elkaar moeten verdragen. Hij waarschuwt tegen de geest, die de ander al snel buiten de Gereformeerde Gezindte plaatst vanwege een ander inzicht rond doop, verbond en verkiezing of waar de punten van geschil ook liggen.
Hij trekt conclusies uit de geschiedenis: de verschillende kerkformaties moeten niet allereerst eigen inzichten verdedigen in bepaalde punten van geschil. Een eenzijdige ontwikkeling afgezonderd van de ander stelt teleur. We kunnen elkaar niet missen. Laten we als kerken ons concentreren op de hoofdwaarheden, de fundamentele stukken van het reformatorisch geloof. Welke stukken Woelderink bedoelt diept hij niet uit en geeft hij ook niet aan. Hij stelt wel, dat die hoofdwaarheden zoveel diepten bevatten en dat het hart van de Reformatie erin zo klopt, dat je je er nooit genoeg in verdiepen kunt. Een nieuw bad en een algehele onderdompeling is gewenst, bij nalatigheid en verwaarlozing konden we de diepste achtergrond van de Reformator wel eens kwijtraken. Woelderink eindigt met deze wenk: 'Letterknechterij leidt altijd weer tot verstarring en verscheuring, maar een versterking van het leven des geloofs, dat in onze belijdenisgeschriften aan het woord is en dat put uit de onuitputtelijke bronnen van het geloof, die ons in de Schriften geopend worden, zal immer verenigen en samenbinden'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Gereformeerde Gezindte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's