Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een levende gemeente
De uittocht van duizenden mensen uit de kerken is een schokkend gebeuren. Een positief gevolg is wel dat er binnen veel kerken en gemeenten bezinning op gang gekomen is hoe staande te blijven in de golfslag van de secularisatie. Hoe zijn en blijven we een aantrekkelijke gemeente? Hoe geven we inhoud aan de roeping een missionaire gemeente te zijn? Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken werd oktober 1999 in Veenendaal een symposium gehouden over het thema: een levende gemeente. Een van de sprekers was Aad Kamsteeg, journalist bij het Nederlands Dagblad en een van de redacteuren van het opinieblad voor de christen vandaag CV- Koers. In het maandblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van genoemde kerken Ambtelijk contact (39e jrg. nr. 1, jan. 2000) stond de bijdrage van Kamsteeg te lezen onder de titel Het geheim van de levende gemeente. Ik geef enkele citaten uit zijn boeiende bijdrage.

'J. I. Packer schrijft dat de zwakte van ook orthodoxe en bijbelgetrouwe christenen en kerken is dat zij God onvoldoende kennen zoals Hij is. Kennen is in de bijbel altijd persoonlijk, met ervaring, emoties, bevinding en al. Bij het bijbelse kennen is verstandelijke kennis nooit een doel in zichzelf. Kennis is een middel om meer van Hem te houden. Bij dit kennen gaat de waarheid in je leven schijnen. Je gaat van Hem genieten, je geluk in Hem vinden. Een 2x2=4 geloof doet me niets. God kennen zet mij daarentegen in beweging, emotioneert mij. Als we Mozes tegenkomen in Exodus 33, heeft hij al veel kennis van God. In Egypte heeft hij Gods wonderen gezien. In de woestijn Gods barmhartigheid. Op de berg Sinaï heeft hij "als een vriend" met God gesproken. En toch zegt hij nog: "Toon mij Uw heerlijkheid". Ik hoor daarin dat hij nooit genoeg van God kan krijgen. Toen ik eens in de Verenigde Staten de theoloog John Piper bezocht, zag ik op het kerkgebouw de woorden "A Passion for God" aanflitsen. Daar zal het ons om moeten gaan: hartstocht voor God.
Dat element kom ik ook tegen in Efeze 3. Paulus bidt daar voor de gemeente van Efeze. Niet voor ongelovigen dus. Hij heeft die kerk zelfs geprezen. En toch. Hij vraagt God of die broeders en zusters zo onder de indruk mogen komen van de liefde van Christus, dat zij een diep verlangen krijgen vervuld te worden van de volheid van God.
Het is als met een spons. Vul hem met olie en er komt geen druppel water meer in. Op de nieuwe aarde zullen we helemaal vol zijn van God. Zonde is dan ondenkbaar geworden. Maar ook in het hier en nu is geestelijke groei mogelijk en nodig. Mij wordt een oceaan aangeboden. Maar ik beperk mij vaak tot pootje baden. Mij worden toppen van bergen aangeboden. Maar ik kom vaak niet verder dan moeizaam ploegen in de dalen.'

Kamsteeg is zelf vrijgemaakt gereformeerd. Door zijn werk kwam hij wereldwijd in contact met christenen van allerlei achtergrond. Las hij werken van Angelsaksische auteurs, raakte hij erg onder de indruk van de voorganger van de Redeemer Presbyterian Church in New York, Timothy Keller enz. Hij meldt een aantal zaken die hem van die 'geestelijke ontdekkingstocht' zijn bijgebleven. Ik citeer er hier twee:

'De confrontatie met de dode orthodoxie.
Het is opmerkelijk dat oude puriteinen en puriteinen van latere datum - Martyn Lloyd-Jones, Packer, John Piper, Tim Keller - zich keren tegen vrijzinnigheid, maar toch vooral tegen dode orthodoxie of ontspoorde rechtzinnigheid. Enkele kenmerken van die dode orthodoxie zijn:
* Veel kennis over God (verstandelijk), maar weinig kennis van God (levende omgang met Hem).
* Het gebedsleven staat op laag pitje.
* Geloven in de Waarheid, zonder dat deze je eigen leven verandert.
* Gebrek aan oprecht berouw over eigen zonde, en dus ook weinig besef van genade.
* Over de gemeente ligt een warme deken van zelfvoldaanheid.
* Men is erg kritisch op anderen.
* Het geloofsleven geeft weinig vreugde.
* Uitbrekende zonden zijn misschien onder controle, maar er is weinig heiliging van binnenuit.
* Er heerst matheid, want van de Heilige Geest heeft men geen hoge verwachtingen.
* Goede werken worden meer gedaan omdat het moet dan omdat men het graag wil. (...)

Het terugvinden van de relevantie van het geloof.
Ik lees dat ik het zout van de aarde en het licht van de wereld ben. Maar hoe dan?
Eerste voorbeeld: In China kwam een hoogleraar tot het christelijk geloof, waarover hij met iedereen sprak. Voor straf moest hij de wc's gaan schoonmaken. Hij dankte God ervoor. Nu kon hij met nog veel meer mensen spreken. Iedereen moet immers naar het toilet. Dat is je leven plaatsen in het perspectief van het komende koninkrijk van God.
Tweede voorbeeld: Een atheïstisch professor in de VS schreef denigrerend over christenen. Er werd een debat georganiseerd met een christelijke hoogleraar. Deze was de ander de baas. Maar hij sloeg hem niet verbaal knock-out. Hij liet zijn tegenstander in zijn waarde. De christelijke studenten vroegen: "Waarom sloeg u hem niet knock-out? " Het antwoord was: "Ik ben niet op aarde om een bokswedstrijd te winnen, maar om mensen naar God toe te trekken." Die man was Francis Schaeffer. Met andere woorden: Je betekent iets in het leven van anderen als je het beeld van Christus vertoont.
Ik vind dat beeld terug in onder meer de zaligsprekingen: afhankelijk zijn van God, barmhartig zijn, zuiver van hart, trouw, willen lijden terwille van je geloof. Ik zie dat ook terug in de vrucht van de Geest: liefde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Op Christus lijken is dienen, zelfverloochening, nederigheid. Een wezenlijke vraag voor ons is: Hoe geven wij daaraan vandaag de dag handen en voeten in ons gezin, in de kerk, op het werk, in onze buurt en op de sportclub?'

Van de genoemde gemeente van Timothy Keiler noemt Kamsteeg vijf uitgangspunten die ook voor ons land toepasbaar zijn. Op basis van deze vijf punten geeft hij dan tenslotte zijn visie op 'het geheim van een levende gemeente'.

'Mij lijken met het oog op de Nederlandse context vier zaken essentieel:
1. Laten we ons in opvoeding, preken en onderwijs concentreren op de voortreffelijkheden van God. Een waar geloof is: God liefhebben, niet in de eerste plaats omdat ik in de hemel kom, maar omdat God is Wie Hij is, als een diamant zo schitterend. In de kerk kom ik twee manieren van geloof in God tegen:
Je hebt mensen die geloven in God als hun Chef. Dat is het CAO-geloof: je wilt respect en gunsten verdienen door je plicht te doen. Zo kun je ook met God omgaan: door goede werken als het ware het evenwicht herstellen. God heeft geweldige beloften gedaan. Nu moet ik op mijn beurt wel aan de eis voldoen. Zulk geloof maakt iemand vreugdeloos, teneergeslagen of oppervlakkig, en waarschijnlijk hoogmoedig.
Maar God is mijn Vader. Dat is een van de geweldigste feiten uit de Schrift: hoewel ik slecht ben, ben ik toch door Hem geadopteerd. Daarover raak je nooit uitgepreekt: Alles wat ik aan zonde deed, is Christus toegerekend. En alles wat Christus volmaakt deed, wordt mij toegerekend.

2. Laten we steeds opnieuw de nadruk leggen op evangelie-heiliging, in tegenstelling tot wettische heiliging.
Wettische heiliging is negatief geïnspireerd: proberen geen zonde te doen uit angst: voor ouders, voor ouderlingen, voor God. Dat mag allemaal een rol spelen. Maar niet als voornaamste motief. Bij een wettische heiliging haat je niet zozeer de zonde zelf als wel de consequenties. Er is niet zozeer oprecht berouw als wel spijt. Evangelie-heiliging daarentegen is als een huwelijk uit liefde.
* Hoe meer zicht op de heilige God, hoe meer inzicht in je eigen onmacht.
* Hoe meer inzicht in je onmacht, hoe meer je je afhankelijk weet van Christus.
* Hoe meer afhankelijk van Christus, hoe meer je van God gaat houden.
* Hoe meer je van God houdt, hoe groter je verlangen wordt om op de Here Jezus te gaan lijken (heiliging).
Kijk eens naar Jozef bij de vrouw van Potifar. Hij loopt weg en zegt niet: "Anders slaat Potifar mijn kop eraf." Hij zegt: "Hoe zou ik zo'n zonde tegen God kunnen doen? " Liefde voor God is het motief.
De christenen in Macedonië (2 Kor. 8 : 1-15) worden aan de christenen in Korinte ten voorbeeld gesteld. Die arme Macedoniërs offerden boven hun vermogen. Hoe dat kon? Omdat zij eerst diep, onder de indruk waren gekomen van het feit dat Jezus Christus zichzelf eerst voor hen had geofferd. Paulus zegt dan ook: "Ik ga u niets opleggen. Ik ga uw liefde testen."

3. Zoek naar mogelijkheden binnen de eigen gemeente om zo'n onderlinge verbondenheid te krijgen, dat de een de ander zelfs zijn zonden belijdt. In de wereld is het vaak koud en kil. Maar ook in de kerk bestaat een chronisch gebrek aan diepe verbondenheid. Veel contacten zijn oppervlakkig. Verbondenheid kan worden omschreven als iets dat ontstaat als het leven van Christus wordt uitgestort in het leven van de ander. Wat is daarvoor nodig?
a. Zelf een vurig verlangen hebben het beeld van Christus te vertonen.
b. Laat de ander merken dat God, dankzij Christus, echt blij is met hem of haar.
c. Probeer na te gaan wat God met die ander van plan zou kunnen zijn; welke gaven zijn in die ander gelegd? Alleen zo zal er voldoende vertrouwen groeien om samen ook de strijd aan te binden tegen concrete zonden. Zulke verbondenheid vind je binnen de kleine groep.

4. Laten we proberen te ontdekken hoe het komt dat de Here Jezus zondaren aantrok, terwijl kerken dat nu slechts zelden doen. Veel christelijke gemeenten die ik ken, dragen vaak de kenmerken van de introverte kerk:
* combinatie van saaiheid met gebrek aan uitstraling en groei, wat als tamelijk normaal wordt beschouwd.
* weinig verwachting dat de Heilige Geest daarin ooit verandering zal brengen.
* een gevoel van superioriteit t.o.v. andere gelovigen en kerken ("onze geschiedenis, cultuur, bijbelgetrouwheid is toch wel uniek").
* angst voor onrust in eigen kring, hoewel een heilige onrust soms hard nodig is.
* veel gepraat over anderen, dominees in het bijzonder. Dezelfde discussies worden eindeloos herhaald.'

Kamsteeg legt mijns inziens wel de vinger bij de nodige zere en vooral zwakke plekken in ons kerk-zijn. Hij zegt: Christus was missionair: Toen wij nog vijanden waren, is Hij voor ons gestorven. En wij? Soms lijkt het erop dat we zelfs niet bereid zijn iets op te geven van onze voor ons geloof niet essentiële verworvenheden, ook al weten we dat we anderen dan beter met het evangelie zouden kunnen bereiken.

Missionair gemeente-zijn

In het Nederlands Dagblad van 17 januari 2000 staat een gesprek te lezen dat Koos van Noppen had met drs. M. van Campen (Waddinxveen). Aan de Christelijke Hogeschool Ede geeft Van Campen mede leiding aan het Instituut voor Gemeenteopbouw. Samen met de GZB en de IZB zal dit Instituut vanaf half februari een reeks cursusavonden geven over het thema 'Missionair gemeente-zijn'. Van Campen geeft aan niet zoveel te zien in de adviezen van de evangelical Bill Hybels, maar wel in wat de reformator Martin Bucer in zijn dagen al schreef. Bucer noemt de kerk een gemeenschap waarin elk lid zijn eigen ambt en taak heeft tot opbouw van heel het lichaam. Ieder schaap van de Goede Herder is voor de ander een herder. De gereformeerde gezindte heeft haar traditie in bepaalde opzichten verzaakt. Het ambt aller gelovigen is verwaarloosd, waardoor de bijzondere ambten zoveel nadruk kregen dat ze de dienst zijn gaan uitmaken in plaats van dienstbaar te zijn aan een beter functioneren van de hele gemeente, aldus drs. Van Campen. In onze tijd worden allerlei modellen aangereikt bijvoorbeeld het model met de nadruk op de gaven.

'Bij elk van de modellen heeft Van Campen zo zijn vragen. Eenzijdige nadruk op de gavengerichte gemeente kan gemakkelijk ten koste gaan van de bijzondere ambten, vindt hij. "Het ambtelijke en charismatische sluiten elkaar niet uit. Juist de goede combinatie van die twee zal vruchtbaar kunnen zijn voor gemeenteopbouw." Van laagdrempelige zondagse kerkdiensten a la Willow Creek is Van Campen al evenmin geporteerd. "Ik voel er niets voor om de kerkdienst zo te 'verdunnen' dat Jan en alleman het zonder enige moeite kan volgen. De eredienst heeft en houdt zijn eigen karakter in de vorming en toerusting van de gemeente. Buitenkerkelijken kunnen beter in een voortraject worden toegerust om vervolgens de stap te maken naar de kerkdienst." De meeste modellen hanteren een visie op de kerk die op gespannen voet staat met de verbondsgedachte die in de gereformeerde gezindte gemeengoed is. "Onze persoonlijke geloofskeuze is altijd reactie op Gods spreken. Hij is de eerste. Dat heeft consequenties voor de spiritualiteit, voor de visie op de gemeente en voor de praktijk van de kinderdoop. Het bewaart je ervoor om de kleine groep gelijkgestemden in te wisselen voor de kerk, waarin zich kaf en koren bevinden. Ik zie daarom ook niet zoveel in de oecumene van het hart, waar mijns inziens veel te naïef mee omgegaan wordt Het is een escape uit de crisis."

Geloofsgroepen hebben volgens Van Campen alleen recht van bestaan als ze zich gelieerd weten aan de kerk en daarbinnen ook hun plaats innemen.
(...)
Aansluitend bij de traditie, zonder al te veel spectaculairs. Gemeenteopbouw maakt kerkenraden al gauw beducht dat "alles op de schop moet". Op zich vindt Van Campen die vrees onreformatorisch ("De Reformatie is één grote kerkelijke vernieuwing geweest"), al denkt hij bij gemeenteopbouw niet in de eerste plaats aan veranderingen, eerder aan een (her)ontdekking en hertaling van wat de reformatorische traditie aanreikt. Maximale inzet op catechese, onderling pastoraat onder meer via sectieteams, bewustmaking van elementen in de eredienst. "Ik noem maar een paar voorbeelden: Hoe komen de diaconale aspecten van de gemeente aan bod in de dienst? In hoeverre krijgt het diaconaat een plaats in de voorbede of bij de avondmaalsviering? Krijgt de gemeente ruimte voor inbreng in de voorbede? Heeft het missionair gemeente-zijn een plaats in de prediking? Wat doen we aan de verwerking van de eredienst in de gezinnen? Hoe staat het met de huisgodsdienst? Voor je praat over allerlei veranderingen, heb je aan dit soort vragen je handen vol.'

Binnenkort zal er van de hand van drs. Van Campen een boekje verschijnen over deze materie. Het is een goede zaak dat er vanuit onze eigen traditie gewerkt wordt aan de verlevendiging van de gemeente. Wie eerlijk onze kerkelijke praxis analyseert, zal toch moeten toegeven dat het dringend nodig is terug te keren tot de zaken waar het in de Schrift werkelijk om gaat. Ik weet wat sommigen zullen zeggen. Geen activisme want God doet het door Zijn Geest. Terecht zegt drs. Van Campen dat dit argument geen hout snijdt. Als de Reformatoren ook zo gedacht hadden dan was er van de Reformatie van de kerk ook nooit iets terecht gekomen. De gemeente is inderdaad Góds bouwwerk. Maar de gemeenteleden heten in de taal van de Schrift wel Gods medearbeiders.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's