Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus kennen doet van hem begeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus kennen doet van hem begeren

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben.' Johannes 4: 10

Wat kan je iemand verkeerd beoordelen, een verkeerd beeld van iemand hebben. Dat komt, omdat je hem of haar niet echt kent.
Zo nu kun je ook een verkeerd beeld van Christus hebben. Van Zijn Persoon en van Zijn werk. En dat blijkt hier. Immers Christus was hier in gesprek met een Samaritaanse vrouw. Hoe kwam dat? Naar Gods raad kwam Hij door Samaria op weg van Judea naar Galilea. En dat was een hele reis.
Zo kwam Hij bij de stad Sichar. Vermoeid zat Hij bij de waterput in die stad. Het was een stil moment, want het was de zesde ure, dat wil zeggen 12 uur. Dan was het gloeiend warm en niemand vertoonde zich dan.
Maar terwijl Christus alleen bij die put zat, komt er tóch iemand. Zoals later blijkt was het vanwege haar levenswijze, dat zij kwam op dit uur van de dag, om maar niemand te hoeven ontmoeten.
En dan vroeg Christus aan haar: Geef Mij te drinken. Juist omdat Hij wist wie zij was én wat Zijn Vader van eeuwigheid met haar voor had, vroeg Hij dit. Als een inleiding tot een gesprek.
Wat antwoordde die vrouw? Hoe begeert Gij, Die een jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?
En wat blijkt uit de woorden van deze vrouw? Ze meende dat Christus iets van haar nodig had.
En dat is het verkeerde beeld, dat zij van Hem had.
En dat het verkeerd is, blijkt uit wat Christus dan zegt: 'Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben.' Met andere woorden: niet u moet Mij wat geven, maar Ik u!
En is dat niet vaak zo: dat wij een verkeerd beeld van Christus hebben? Wij menen, dat wij de Heere wat moeten geven.
Dat Hij wat van ons nodig heeft. Dat wij wat voor Hem moeten doen.
Maar nu moeten we leren, van Hem en Zijn gaven te leven.
Niet een gevulde hand, maar een lege hand Hem voor te houden.
Ja maar, waar komt nu dat verkeerde beeld van Christus uit voort? Omdat we Christus niet kennen.
Immers Christus zegt: 'Indien gij de Gave Gods kendet.' Daarmee bedoelt Christus Zichzelf. Hij is dé Gave Gods. Hij is gekomen uit Gods hart.
Maar door die Naam, Gave Gods, wordt niet alleen gezegd, vanwaar Christus kwam, maar ook waartoe Christus kwam. Want denk maar aan wat Paulus zegt in Rom. 8:32: 'Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?' Dus Christus wijst door die Naam op Zijn werk als Borg. Op Zijn offer.
En zó kende die vrouw Hem niet. Als ze Hem zó gekend had, had ze niet gemeend, dat ze Hem wat moest geven, maar dat ze van Hem moest ontvangen.
Maar... kent u Hem en kent u Hem zó? Ja, we weten van Hem. Maar kennen is meer. Kennen is, dat je ogen voor iemand zijn opengegaan. Zó is hij.
En dat geldt ook van Christus. Hem kennen is, dat je ogen voor Hem zijn opengegaan. Zó is Hij. Dus dat kennen van Christus is een werk des Geestes, waardoor je blinde ogen geopend Worden.
En dat is het nu, waar het die vrouw aan ontbrak. En door het woord van de tekst openbaarde Christus haar die nood. Hij zei: Gij kent Mij niet, want anders zou u wel aan Mij gevraagd hebben: Geef mij te drinken.
En daar gaat het nu ook voor ons om, dat ook wij aan dat - niet kennen - van Christus ontdekt worden. Dat wij, godsdienstige mensen, zo'n totaal verkeerd beeld hebben van Christus en blind zijn voor Christus en Zijn werk. En dat dat onze grootste nood is. Want onze zondenood is groot, maar nog groter is de nood als we Christus niet kennen. Blind zijn voor Hem. En daarom is het werk van de Geest zo nodig.
Want Hij verheerlijkt Christus. En dat betekent óók: Hij opent de ogen voor Christus.
En als dát gebeurt dan zien we dat die Gave Gods zo'n volkomen Gave is, dat Christus een volkomen Zaligmaker is, en dat we Hém niets kunnen aanbieden. Dat we Hem zelfs ook niets mogen aanbieden. Dat Hij alles is.
Dan zien we, dat als we Hem missen, we toch alles missen.
En ja, dan worden de rollen zo totaal omgekeerd. Dan ga je zelfs niet meer pogen Hem wat te geven, want dán besef je, dat je niet alleen niet anders hebt dan zonde, maar zeker ook, dat Christus niets van jou nodig heeft. En dan besef je ook, dat je het van Zijn - geven - moet hebben.
Kent u de Gave Gods? Ja, zegt u, maar hoe weet ik dat? Dan begeert u van Hem te ontvangen.
Immers, dat zegt toch Christus: Indien u die Gave Gods kendet, zo zoudt ge van Hem begeerd hebben.
Daarin openbaart zich het werk des Geestes in u: Dat u niet meer aanbiedt, maar begeert. Er is alleen maar die lege, uitgestoken hand. Ja maar, wat begeert? Christus zegt: Levend water.
En dat wilde Christus, dat die vrouw dit ook werkelijk zou vragen.
Vandaar ook die wonderlijke inleiding tot dit gesprek van Christus: 'Geef Mij te drinken.' Die woorden, waardoor Hij net doet, alsof die vrouw wat moet geven, maar opdat ze zou leren te begeren wat Hij geeft: Levend water.
En wat bedoelde Christus daar nu mee? Wel, levend water, dat is in de Bijbel in de eerste plaats stromend water. Water dat opwelt uit een fontein. Dus dat is ander water dan dat wat uit die Jacobsbron kwam. Dat was verzameld regenwater, dus dood water, stilstaand water.
Maar nu sprak Christus over levend water. En is dat het niet wat Hij, als de Gave Gods, geeft en geven kán?
Immers wat doet stromend water? Wat doet een rivier? Het doet, zeker wanneer het buiten de oevers treedt, het dorre land tot leven komen. En dat nu is in de Bijbel vaak het beeld van de werking van de Heilige Geest.
Dus eigenlijk zegt Christus hier, dat om Zijnentwil aan een zondaar de Geest Wordt geschonken. En wat doet die Geest? Hij neemt het uit Christus.
Datgene wat Hij juist als Gave Gods, als Offerlam, in Zijn kruislijden heeft verworven.
En wat is dat anders, dan het heil, het leven? Immers door Hem, en waar we deel krijgen aan Hem, komen we weer terug in de gemeenschap met God, Die de Levensbron is.
Want door Christus is er vergeving van de zonde. En de zonde maakt scheiding tussen God en een mens. En dat veroorzaakt de dood. Maar waar nu die zonden vergeven worden, weg zijn, dáár komt een zondaar terug in de gemeenschap met God. En dat is het leven.
En zoals door water een woestijn totaal anders wordt, zo wordt dan, door dat wat geschonken wordt door Christus, alles anders. In het hart en in het leven.
Christus vraagt u: 'Kent u Mij als de Gave Gods?' En als u dan moet erkennen, dat u Hem zó niet kent, dan zegt Hij door dit Woord: maar Ik wil Mij laten kennen. Opdat u zou gaan begeren te ontvangen wat Hij geven wil. En waar dan die begeerte is naar levend water, dus naar het heil, vanuit het besef van eigen leegheid, schenkt de Heere dat heil zéker. Calvijn zegt hier: De gebeden zijn geenszins vergeefs. Niet voor niets zegt Christus: 'En Hij zou u levend water geschonken hebben.' En dan mogen we - juist waar Christus hier van levend water spreekt, dus dat wil zeggen, een fontein, die maar voortgaat met stromen - zeggen: er is overvloed.
En heeft u al van dat aangeboden water gedronken? Want het zal wat zijn om zonder Christus in te slapen en wakker te worden in de plaats waar geen druppel water is, maar eeuwige dorst! Maar wanneer eenmaal dat levend water, die Christus en het heil in en het leven door Hem, tot ons gekomen is, dan zal er geen eeuwige dorst zijn, maar eeuwig leven. Want Christus zei: 'Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Christus kennen doet van hem begeren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's