Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik geloof... De gemeenschap der heiligen (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik geloof... De gemeenschap der heiligen (5)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. G. van Reenen
De in 1864 geboren Gerardus van Reenen, die een eigen schildersbedrijf had (met 12 man personeel), gevoelde zich omstreeks 1895 tot het predikambt geroepen. Op 9 oktober 1898 hield hij zijn eerste preek. In 1899 werd hij predikant van de Vrije Gereformeerde Gemeente te Zeist.
In 1904 vond de vereniging van de meeste ledeboeriaanse gemeenten en de kruisgemeenten plaats. Van Reenen stond toen in Leiden. De gemeente aldaar werd in het nieuwe kerkverband (= de Gereformeerde Gemeenten) opgenomen en ds. Van Reenen eveneens. Hij diende nadien nog enkele andere gemeenten.
Na zijn emeritaat op 20 oktober 1923 schreef hij menig boekwerk. In 1929 verscheen bij Den Hertog te Utrecht - in twee delen - De Heidelbergsche Catechismus, toegelicht voor eenvoudigen. Hij is in 1935 overleden.
Daarin stelt hij met betrekking tot ons onderwerp:

'Gods volk oefent ook wel eens gemeenschap met de triomferende (kerk). Zij zijn soms in druk gesprek met de Bijbelheiligen en met hun vrome vroeggestorven bloedverwanten en vrienden. Wel! zij beginnen hier soms al met die hemelingen, de kroon aan Jezus' voeten te leggen - dat zijn onze slechtste uurtjes niet, volk! Maar nu is (er) ook gemeenschap in de strijdende kerk. En daar doelt zeker onze belijdenis wel in hoofdzaak op.' Deel I.

Prof. Karl Barth
De Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) hield begin 1935 in Utrecht op uitnodiging van de theologische faculteitsvereniging een zestiental voordrachten. In deze colleges werden 'Die Hauptprobleme der Dogmatik dargestellt im Anschlusz an das Apostolische Glaubensbekenntnis'. Op 8 februari begon de cyclus. Iedere vrijdagmiddag kwam Barth met de trein uit Bonn, gaf twee colleges en reisde op dezelfde dag weer terug. Na afloop van de voordrachten bood hij op vrijdagmiddag 5 en zaterdagmorgen 6 april de gelegenheid tot discussie.
Van een discussie is evenwel niets gekomen, omdat er zoveel schriftelijke vragen waren te beantwoorden, dat er geen tijd meer was.
Onder de titel CREDO met als ondertitel het reeds genoemde thema werden de voordrachten met de vragenbeantwoording uitgegeven.
Onder 'Anhang: Fragebeantwortung' lezen we in § VII. Communio sanctorum onder c):

'Ten slotte werd mij gevraagd naar de reikwijdte van de communio sanctorum, in het bijzonder naar de betrokkenheid van de engelen ter zake. Wanneer wij onder communio sanctorum de Kerk verstaan, dan is de betrokkenheid van de engelen te ontkennen. Kerk, opgevat naar de mening van de reformatoren, is een verzameling van mensen. Ook de begrippen sancti (= heiligen, K.A.G.) en sancta (= sancta ecclesia, K.A.G.) hebben toch duidelijk betrekking op mensen, die gezondigd hebben en die nu verzoend zijn met God in Christus. Deze verklaring op engelen te betrekken, zou zinloos zijn. Daarentegen kan ik de tweede vraag van dezelfde vragensteller bevestigend beantwoorden: tot de communio sanctorum behoort eveneens de ecclesia triumphans, niet alleen maar de ecclesia militans, dat wil dus ook zeggen de gemeenschap van de zaligen, die ons voorgingen. Ik moge evenwel ook hier een beperking maken en waarschuwen voor overvloedige fantasieën. Wat weten wij in de grond van de zaak van de leden, van de Kerk, die ons voorgegaan zijn, van het koor der kerkvaders, kerkleraars en reformatoren en al de anderen, die vóór ons geloofd, geliefd en gehoopt hebben? Wij kennen hen toch slechts als leden van de strijdende Kerk; wij kennen ook een Maarten Luther alleen maar naar het vlees, wiens weg van monnik tot kerkvader waarachtig een weg van de ecclesia militans was. Alles wat in het begrip triumphans besloten ligt, is slechts in het geloof toegankelijk. Dat is het euvel van haast alle christelijke biografieën, dat hun auteurs dat niet bedenken; ze willen de 'triomf van hun helden aantonen en verhinderen daarmee een reëel zien van de ecclesia militans. In plaats van de behandeling van de ecclesia militans vervelen ze ons met fantasiebeelden van een hiernamaals, dat toch niet het hiernamaals bij God (letterlijk: Jenseits Gottes, K.A.G.) is. Wij hebben de Kerk onder het kruis te zoeken.'
Ik gebruikte de uitgave van Evangelischer Verlag AG, Zollikon-Zürich - 1946, blz. 166-167. Ter nadere informatie verwijs ik nog naar zijn Kirchliche Dogmatik - IV/1: 'Die Lehre von der Versöhnung', Evangelischer Verlag 2 AG, Zollikon-Zürich - 1953, blz. 746-747.

Postscriptum
Bij Callenbach te Nijkerk verscheen in 1935: Prof. Dr. Karl Barth De Apostolische Geloofsbelijdenis, voor Nederland bewerkt en van aantekeningen voorzien door dr. K. H. Miskotte. Dr. Miskotte informeert in zijn 'Rekenschap': 'Barth sprak volgens een manuscript, waarvan hij mij een duplicaat ter hand stelde en waarvan hij betrekkelijk weinig afweek. Wat al sprekende werd toegevoegd, is opgevangen en vastgehouden, In zooverre zou men van een letterlijke vertaling kunnen spreken. Maar, is reeds in het algemeen goed vertalen niet mogelijk zonder een zekere combinatie van trouw en vrijheid, in dit geval was het nodig van deze vrijheid een meer ingrijpend-gebruik te maken. [...]
Een groote troost was echter, dat Barth zelf, die telkens bij gedeelten mijn vertaling heeft gelezen en die genoeg Nederlandsch kent, om precies te zien of hij zijn eigen gedachtengang en bedoeling in onze taal herkent, er zonder voorbehoud zijn goedkeuring aan gehecht heeft.' Resp. blz. 9 en 11.
Van de vragenbeantwoording, gehouden op 5 en 6 april, zegt dr. Miskotte de antwoorden van prof. Barth 'grootendeels in de aanteekeningen verwerkt' zijn. Het is intussen opvallend, dat wat we met betrekking tot de implicaties van de communio sanctorum in de Duitse uitgave wel vinden, we dat niet vinden in de door dr. Miskotte verzorgde Nederlandse uitgave.

Prof. dr. K. Dijk
In de jaren 1951-1953 verscheen bij Kok te Kampen van de Kamper hoogleraar dr. K. Dijk (1885-1968) de trilogie Over de laatste dingen. In deel 1 - Tussen sterven en opstanding - handelt hij in hoofdstuk V. over 'De gemeenschap tussen hemel en aarde', tweede druk in 1955.
Naar aanleiding van de bespreking Lukas 16: 1 e.v. lezen we onder meer:

'[...]. Van een meeleven van de triomferende kerk met de strijdende zegt Jezus Christus o.i. hier dus niets. [...].' Blz. 112.
De gelijkenis van de [...] ware rijkdom is juist, wat ons onderwerp aangaat, in haar zwijgen welsprekend, want hij zegt daarin, dat er tussen de triomferende en strijdende kerk geen relatie is, noch van kennis noch van hulp. [...].' Blz. 117.
'[...] en Paulus drukt zich over het leven aan de overzijde al heel sober uit; over het medeleven van de triomferende met de strijdende kerk blijft deze soberheid bestaan, en zelfs zwijgt de apostel over dit punt. [...].' Blz. 117-118.

Drs. W. Chr. Hovius
Drs. W. Chr. Hovius (1934), inmiddels emeritus, leverde in de tijd dat hij de Hervormde Gemeente te Katwijk aan Zee diende een bijdrage aan de bundel 'in antwoord...', een uitgave van 'Het Reformatorische boek', Den Haag 1967. Daarid bespreekt hij de vraag of de gemeenschap der heiligen zich ook uitstrekt tot degenen, die reeds ontslapen zijn. Na een bepaalde aanloop wijst hij op

'een onverbrekelijke eenheid tussen de strijdende kerk op aarde en de triumferende in de hemel. In de weg van wedergeboorte en bekering zijn de gelovigen gebracht tot de stad des levenden Gods, het hemelse Jeruzalem... (Hebr. 12: 22- 24). Dat behoeft nog geen rechtstreeks contact in te houden, maar wel is daar de eenheid der gelovigen in Christus.
Zo kan b.v. bij de Avondmaalsviering de zekerheid van de gemeenschap met de triumferende Kerk worden gesmaakt en versterkt.
Zo kan een kind Gods op aarde een ogenblik gemeenschap voor de troon Gods hebben met een ontslapen kind des Heeren. Zo is er uitzicht op en kennen van elkander in de Heere. [...]
Het antwoord op de gestelde vraag kan dus bevestigend luiden, mits geen verering van hen of voorbede voor hen plaats vindt, en deze niet gesteld wordt ten koste van de gemeenschap met Christus, Die grond en bron is, doch ook deze omspant.'  Blz. 191.

Putten         K. A. Gort

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 2000

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Ik geloof... De gemeenschap der heiligen (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 2000

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's