Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de rechtvaardiging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de rechtvaardiging

God verdedigt, de mens klaagt aan (3)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kruis

Wanneer we het hierover hebben, kunnen en mogen we niet om de vraag heen in hoeverre God juist vandaag-de-dag bezig is dat kruis in te kerven, niet het minst in ons kerk- en gemeente-zijn. Waaraan kunnen we denken? Wat zouden tekenen, inkervingen van het kruis zijn? Wel, wie bespeurt niet een grote mate van oppervlakkigheid, bij anderen en vooral bij zichzelf? Wie weet zich, samen met z'n kinderen, niet gepakt door het materialisme? Ik moet denken aan Psalm 106: 'Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid.' Wie ervaart geen verlegenheid m.b.t. de vraag hoe het verder moet met kerk en gemeente? Wie twijfelt niet aan de zeggingskracht van de boodschap van de rechtvaardiging van de goddeloze, juist voor een mens anno 2000? Dan overdenk je de dagen van ouds, de jaren der eeuwen. Wie is dan soms niet geneigd deze doffe, droeve conclusie te trekken: "t Is niets, 't is allemaal niets'?
Wat doen wij dikwijls met zulke gedachten en gevoelens? We laten onze analyses erop los. We schrijven er beleidsplannen voor. We proberen onze gemeenten met hun voorgangers om te vormen tot iets aantrekkelijks en vitaals. Maar laten we over onze verlegenheden en oppervlakkigheden wel het licht van het kruis vallen? We dreigen zo makkelijk te vergeten dat aanvechting onlosmakelijk bij het geloof hoort. In hoeverre slaat God Zelf ons met oppervlakkigheid? In hoeverre doet Hij ons een kloof ervaren en plaatst Hij ons ervoor? In hoeverre breekt Hij onze kerk en organisatie af en haalt Hij dode takken eég? Is Hij niet bezig 'de zonde groot te maken'?
Luther zegt ergens (hij had het nú kunnen schrijven): 'De oorzaak van alle ellende is niet zozeer de corruptie van de zeden, het zijn niet de misstanden, de slechte organisatie, het gebrek aan kennis, nee, de oorzaak van alle ellende is dat mensen zijn gaan denken dat ze een eigen bijdrage moeten leveren aan het heil,' dat ze zichzelf moeten rechtvaardigen. Geldt dat oordeel niet kerk en wereld?

Geen opgeknapte zondaren

Hier rest ons slechts het geloof in Gods beloften. Want breekt Hij niet af om te bouwen? Slaat Hij niet om te helen? Verbergt Hij niet onder het onweer van Zijn toorn de zoetheid van Zijn genade? Als het goed is, worden we door alles wat er gebeurt des te meer geworpen op God en op Zijn gerechtigheid alleen. Onze zekerheid moet afgebroken worden, om plaats te maken voor de zekerheid van het geloof, dat enkel en alleen rust op een vreemde gerechtigheid, de gerechtigheid van Christus. Zou God heden ten dage niet bezig zijn ons opnieuw te leren dat het altijd weer moet gaan om de rechtvaardiging? Want wie de rechtvaardiging als iets vanzelfsprekends ziet, omdat andere vragen brandender zijn, of omdat de mensen er nog niet of niet meer aan toe zijn, - heeft zichzelf in principe van de mogelijkheid beroofd in alle andere vragen tot een oplossing te komen. Wordt het artikel van de rechtvaardiging van de goddeloze uit het midden van kerk en theologie verwijderd, staan we er niet uitdrukkelijker bij stil, ook als gereformeerde gezindte, - dan weten wij spoedig nauwelijks meer, waarom wij reformatorische christenen zijn en blijven moeten.
'Want het is des Vaders zoetste erbarmen dat Hij geen opgeknapte maar ware zondaren redt. Onderwijl verdraagt Hij ons in onze zonden en accepteert Hij ons werken en leven, hoewel ze het alleszins waard zijn verworpen te worden, totdat Hij ons volmaakt. Intussen leven wij in de schutse en schaduw van Zijn vleugels en ontvluchten Zijn gericht door Zijn barmhartigheid, niet door onze gerechtigheid.' (Luther)

Gebed

Er zijn nog wel meer thema's te behandelen en verbanden te leggen. Denk bijvoorbeeld aan rechtvaardiging-wedergeboorte, rechtvaardiging-verkiezing, rechtvaardiging-heiliging, rechtvaardiging-psychologie. We laten die nu zitten.
Wél stellen we nog deze vraag: hoe krijgen we - klassiek geformuleerd - aan dit alles deel? Door de Heilige Geeft, Die gebruik maakt van twee instrumenten: van het gebed en van de prediking.
Het eerste instrument is dus het gebed. Immers, God gelijk geven, Zijn woorden laten gelden, Zijn gerechtigheid erkennen: dat alles is geen zaak van nuchter constateren, verstandelijk accepteren, van een mening over God en over jezelf ten beste geven. Nee, er komt een dialoog tussen God en ons op gang.
Veelzeggend is het dat Luthers colleges, wanneer het over deze dingen gaat, in de taal van het gebed zijn gegoten. Want uit het gebed blijkt dat ik me door God aangesproken weet. Ik zeg tegen Hem: 'Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen.' (Opnieuw Psalm 51!) In het gebed belijd ik mijn onmacht en onwil tot het goede. Aan zulke (enerverende) dingen komen we toch slechts toe in het gebed? Daarin lukt het ons om zo te zeggen onszelf aan te geven, éraan te geven; daarin leren wij zelfkritiek uit te oefenen; daarin durven we te bekennen dat we tot onze laatste snik een verdraaide zondaar blijven.
Maar het is ook in het gebed dat we schuilen in de schutse en de schaduw van Gods vleugels, dat we de vreugde ervaren van het feit dat we - naast dat we 100% zondaar zijn - 100% rechtvaardig zijn, bekleed met Christus' gerechtigheid. In de belijdenis van onze schuld en in de bede om Gods gerechtigheid wordt de onzekerheid opgeheven, die juist voor de dag komt als we menen dat we die gerechtigheid als iets van onszélf uit het gebed moeten meenemen naar huis.

Prediking

Het tweede instrument: de prediking. Zij is bij uitstek het middel, waardoor God goddelozen rechtvaardigt en verdedigt. Als we maar inzien en belijden dat de verkondiging van het Woord de wagen is, waarop God Zijn heil en gerechtigheid ons hart en leven binnenrijdt. We kunnen nooit hoog genoeg opgeven van de prediking, ook al zijn woorden vandaag de dag aan een grote devaluatie onderhevig. Maar dat brengt des te meer aan het licht welke diepe dimensies er schuilen in Paulus' stelling over de dwaasheid der prediking.
Het is juist in die (dwaze) prediking dat de profeet Nathan op ons afkomt, met uitgestoken vinger, en ons zegt (wat volstrekt on-eigentijds is): 'Gij zijt die man!' Welke man? Die zich niet heeft gehouden aan het 'Gij zult' van Gods heilige Wet, in dit geval het zevende gebod. -- We zitten hier bij de thematiek van wet-evangelie. U weet wat Luther daarover heeft gezegd: wie die twee goed onderscheiden kan, is een echt theoloog. Maar het lukte hem lang niet altijd, zeker in de aanvechting niet.
In ieder geval: de wet laat in de prediking de mens op de grens van zijn kennen en kunnen stuiten. Het evangelie zet hem in de ruimte van Gods vergeving en gerechtigheid. 't Luistert hier zeer nauw. Want prediking van de wet is niet alleen prediking van de Tien Geboden; nee, iedere oproep, ieder appèl, , ieder 'Gij zult' is prediking van de wet. Dat houdt ook in (zo heb ik het althans van Luther en van Luther-interpreten geleerd): de oproep tot geloof is prediking van de wet!
Let wel: nooit mag de prediking van de wet achterwege blijven. Dat zou verminking van de prediking betekenen. Prediking is geen mededeling van een stand van zaken. Maar het is evenzeer verminking, wanneer de prediking in het appèl blijft steken. Luther: Door de wet wordt ons gebóden om liefde te hebben en om Christus te hebben, door het evangelie worden deze beide ons aangeboden. De wet maakt ons duidelijk: u moet naar Christus! Het evangelie doet ons weten: hier ís Christus! Wanneer wet en evangelie zo verkondigd worden, maakt dat van de kerkdienst een 'welaangename tijd, een dag der zaligheid' (2 Cor. 6 : 2).
Evangelie: dat is Gods genadige tegenwoordigheid, waarin Hij door de kracht van Zijn Geest Zijn beloften vastmaakt in ons hart en zo de rechtvaardiging voltrekt. Verkondigen van het heil: is dat ten diepste geen uitdelen van het heil? Luther: Daarom moet ook het geloof op de goede manier onderwezen worden, opdat men daardoor zo met Christus samengevoegd (bijna te vertalen: samengelijmd) wordt, dat uit u en Hem één Persoon ontstaat, die niet te scheiden is, maar Hem voortdurend aanhangt, alsof u wilde zeggen: ik ben als Christus, en omgekeerd: als wilde Christus zeggen: Ik ben als die zondaar, die aan Mij hangt; zodat het geloof mij nog inniger met Christus versmelt dan man en vrouw met elkaar versmolten (in het Latijn: copulare) zijn.'

Ten slotte

Zo wordt in de prediking de vierschaar gespannen. We treden voor het aangezicht van God, Die het gericht oefent. Maar wat een wonderlijk gericht, want het komt er niet op aan God genadig te stemmen, maar omgekeerd: het gaat erom dat de mens leert geloven dat God hém genadig is. We illustreren dat met een uitgebreid en ontroerend Luther-citaat: 'Waar moeten we onze vrijspraak vandaan halen? Slechts bij Christus vandaan. Want wanneer het hart van iemand die in Christus gelooft, hem aanklaagt en beschuldigt vanwege zijn zonde, dan wendt dat hart zich spoedig af en keert zich tot Christus en zegt: Hij heeft genoeg gedaan, Hij is rechtvaardig, Hij is mijn verdediging, Hij is voor mij gestorven, Hij heeft Zijn gerechtigheid tot de mijne gemaakt en mijn zonde tot de Zijne. Daarom heb ik geen zonde meer en ben ik vrij. En ik ben rechtvaardig met dezelfde gerechtigheid als Hij. Mijn zonde kan Hem niet verslinden (in het Latijn: absorbere), maar zij wordt verslonden in de afgrond van Zijn oneindige gerechtigheid. Want Hij is God, hooggeloofd in eeuwigheid. Zo is God meerder en groter dan ons hart. Groter is de Verdediger dan de aanklager, ja, oneindig veel groter. Wat is dat voor verhouding (in het Latijn: proportio)? Tóch is het zo, juist zo! Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? Niemand! Waarom? Omdat God rechtvaardigt. Wie is het, die verdoemt? Niemand! Waarom? Omdat Christus gestorven is. Wanneer God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?'
Wat een wonder: ik de aanklager, God de Verdediger. Maar zo worden we gerechtvaardigd!

N. a/d IJ          H.J. Lam

Bronnen:

Luther, Vorlesung über den Römerbrief 1515/1516
R. Hermann, Gesammelte Studiën zur Theologie Luthers und der Reformation
R. Hermann, Gesammelte und nachgelassem Werke I, II
H. J. Iwand, Glaubensgerechtigkeit nach Luthers Lehre
W. J. Kooiman, Luther en de bijbel
W. van 't Spijker, Luther - belofte en ervaring

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Over de rechtvaardiging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's