Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenheid in verscheidenheid (11)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenheid in verscheidenheid (11)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Coccejus
Wie was Coccejus? Hij was in de zeventiende eeuw een beroemd theoloog. Niet alleen in ons land verwierf hij faam, maar ook over de grenzen van Nederland heen. Hij stond niet alleen bekend als theoloog, maar ook als een groot kenner van de oosterse talen.
In 1650 werd hij hoogleraar in Leiden. Uitleg van de Schrift en dogmatiek waren de vakken waarmee hij zich bezighield. Een enorme werklust legde hij aan de dag. Op ieder bijbelboek schreef hij een commentaar. Als foederaaltheoloog (verbondstheoloog) verschenen van zijn hand verschillende geschriften over het verbond. Naar zijn mening was de gehele Schrift doortrokken van het verbond.
Van nature was Coccejus een irenisch (vredelievend) man. Wanneer het om middelmatige zaken ging, legde hij zich er al snel bij neer. Polemiek was hem vreemd! Daarin was hij in zijn dagen een uitzondering. Want er werd in die tijd door hoogleraren wat afgescholden. Ik las dat men in die dagen een hele 'scheldcultuur' kende. Er werd wel gesproken over de 'rabies theologorium' d.i. 'de razernij van de theologen'.
Coccejus ontkwam er niet aan dat hij in Leiden in een heftige discussie geraakte met voetiaanse theologen over de betekenis van het sabbatsgebod en de rechtvaardigingsleer. Het ging over de vraag of het sabbatsgebod van tijdelijke aard is óf dat dit een eeuwig gebod is dat ook voor christenen bestemd is.
Zoals meestal het geval is, ging het ook hier niet om deze ene zaak. Het één hing met het andere samen. Het ging om het verstaan van de Schrift in het algemeen, zoals onder andere bleek uit de geschillen over de leer van de rechtvaardiging.
Midden in de strijd over allerlei theologische kwesties stierf hij. De zwarte dood (de pest) raapte hem weg. Hij was toen 66 jaar oud! Hij werd in een van de grote kerken (de Pieterskerk) in Leiden begraven. Een grafmonument herinnert ons aan hem!

Het standpunt van Coccejus
Zoals ik reeds evorig keer schreef en in enigermate hierboven kwamen de voetianen en de coccejanen fel tegenover elkaar te staan wat betreft het sabbatsgebod. Voetius had een keer met nadruk laten vastleggen dat hij niet afweek van de regels van de Dordtse synode. Ondermeer was in deze regels het volgende te lezen: In het vierde gebod van de wet van God is iets ceremonieels en iets moreels. Ceremonieel is geweest, de rust van de zevende dag na de schepping, en de strenge onderhouding van die dag die het joodse volk in 't bijzonder was opgelegd. Dat ceremoniële betekent dat de zevende dag veranderlijk was. De strenge onderhouding heeft betrekking op het verbod aan Israël om vuur aan te steken of enig manna op te rapen of ook maar iets te doen dat op werken leek.
Wat de morele kant van het gebod betreft werd er in Dordt gezegd: 'Moreel is, dat een zekere en gezette dag aan de godsdienst is toegeëigend en daartoe zoveel rust is geboden als tot de godsdienst en de heilige overdenking op die dag nodig is'. Ook werd er door Dordt uitdrukkelijk bij gezegd dat nu de joodse sabbat is afgeschaft, de dag des Heeren d.i. de opstandingsdag van de Heere Jezus Christus plechtig geheiligd moet worden. Wanneer deze dag gehouden wordt, onderhoudt men het vierde gebod.
Waar grondde Dordt dit alles op? Op niets anders dan wat ik in een eerder artikel reeds heb uitgesproken nl. op de vroegchristelijke kerk. Letterlijk heeft men op papier gezet: 'Deze dag is sinds de tijd van de apostelen in de eerste katholieke (algemeen christelijke) kerk onderhouden'.
Wat de besteding van de rustdag betreft, heeft men laten vastleggen dat deze dag aan de godsdienst gewijd moet worden. Van alle slaafse werken moet men rusten. Werken der liefde mogen gedaan worden alsmede al die werken die noodzakelijk zijn.
Tegen recreatie waren de vertegenwoordigers van de verschillende kerken in Dordt niet. Recreatie was toegestaan, mits zij de kerkgang maar niet in de weg stond alsmede de verdere heiliging van Gods dag. Helaas werd niet duidelijk gemaakt, waarin die recreatie nu precies bestond. Wel was er een lange lijst waarop stond wat er op de rustdag allemaal niet mocht gedaan worden. Maar de recreatie die er op Gods dag mocht zijn is niet verder uitgewerkt. Wellicht wilde men dit overlaten aan de vrijheid van ieder persoonlijk. Ik voor mij denk dat men daarin niet al te moralistisch te werk wilde gaan. In de heiliging van Gods dag kan er eenheid in verscheidenheid zijn. Hoewel ik er direct aan toevoeg dat ieder zich naar de algemene regels van de Schrift behoort te voegen. Daarbinnen is echter voldoende keuzevrijheid.
In de regels van Dordt kon Voetius zich goed voelen! Het standpunt van Dordt was dat van hem. Maar hoe zag nu het standpunt van Coccejus eruit? Ik kan niet anders schrijven dan dat zijn standpunt afweek van de regels van de Dordtse synode en daarmee van die van Voetius.
Coccejus en Voetius verschilden niet in details van elkaar, maar in hoofdzaken. Coccejus leerde in tegenstelling tot zijn opponent (Voetius) dat het vierde gebod enkel ceremonieel was en dat er dus geen verplichting van Godswege voor de christen bestond om het te onderhouden.
Door het op deze manier te stellen ging Coccejus niet alleen tegen alles in wat op de Dordtse synode was besloten, maar zei hij ten diepste tegen het onderhouden van de rustdag op zondag: neen. Hij nam het fundament onder de zondagsviering weg.
Daarbij moet ik wel de opmerking maken dat hij wilde dat de zondag bleef bestaan. Natuurlijk is dat nobel geweest van Coccejus. Het zal ook wel iets te maken hebben gehad met zijn vredelievend karakter. Hij hield niet van twisten. Twist geeft immers alleen maar rode en warme hoofden en koude harten. Maar hoe vredelievend de houding van deze professor in de theologie was, hij haalde dan toch maar het fundament onder de viering van de rustdag weg. Hoe een groot geleerde als Coccejus dit heeft kunnen doen, is mij nog niet altijd duidelijk. Naar zijn mening was de sabbat volkomen afgeschaft. Trouwens, hij had nog een afwijkende mening dienaangaande. Hij stelde dat de sabbat in de woestijn was ingesteld.

Weerstand
Het zal duidelijk zijn dat de mening van Coccejus en zijn aanhangers grote weerstand heeft opgeroepen. Een verbitterde strijd ontstond, Deze strijd beperkte zich niet alleen tot verschillende boeken waarin eenieder zijn standpunt (of dat van Voetius of dat van Coccejus) verdedigde. Ook op de kansel werd deze strijd gevoerd. De preekstoel was in die tijd soms meer een steekstoel dan dat er bediening van de verzoening plaatsvond!
De strijd werd zo hevig dat in 1659 de Staten van Holland voor hun provincie hebben ingegrepen. Zij verboden, dat de twist zou worden voortgezet. In die provincie is het toen rustig geworden. De strijd om de zondag verplaatste zich echter naar Utrecht. De aanhangers Van Coccejus gingen zelfs verder dan hun leermeester. Niet alleen het vierde gebod was afgeschaft, maar eigenlijk gold dit voor alle tien geboden. De tien woorden Gods hadden de kerk van het Nieuwe Testament niets meer te zeggen. Zij waren afgedaan!
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Coccejus in zijn uitspraken nooit zover is gegaan. Hij sprak alleen over het vierde gebod. Maar zoals wij wel meer zien: de aanhangers gaan doorgaans verder dan hun leermeester.
Hetzelfde kan gezegd worden van de voetianen. Ook zij zijn verder gegaan dan Voetius. Wat Voetius in z'n algemeenheid had gezegd en bedoeld, werd verbijzonderd. Niet alleen werd door hen sterke nadruk gelegd op de zondag als de dag des Heeren, maar ook ging men deze dag invullen. En wel zo invullen dat er van een vreugdedag niet veel meer overbleef. Regel op regel én wet op wet ontstonden. Men maakte het elkaar moeilijk. Het scheen alsof men - door allerlei verboden en geboden op zondag - tegen elkaar wilde zeggen: 'Ik ben heiliger dan gij'.
Ook waren de predikanten in hun verkondiging soms erg moralistisch. Zij vertelden de mensen uitvoerig wat zij op de dag des Héeren mochten doen en wat zij moesten nalaten. Laat niemand denken dat alle predikanten zó zijn geweest, maar van sommigen is uit hun nagelaten preken bekend dat zij in de zondagsviering erg streng waren en tot in de details de gemeente voorhielden waaraan zij zich had te houden.
Waren de coccejanen soms te ruim in het vieren van de rustdag, de voetianen waren wel eens te streng daarin. Tcoh mag van de voetianen gezegd worden dat zij de gemeenten d.i. de kerk voor een al te oppervlakkige sabbatsbeschouwing in die tijd bewaard hebben. Bij alle gebrek: ere wie ere toekomt!

Bij elkaar gebleven
Zoals ik schreef waren de 'scheldkanonnades' tussen de voetianen en de coccejanen niet van de lucht. Waar zij elkaar vanaf de katheder of vanaf de kansel dwars konden zitten, zouden zij het niet nalaten. Zeer onvriendelijk, zelfs erg vijandig behandelden zij elkaar. Steeds opnieuw werden de messen geslepen.
In onze tijd kunnen theologische kwesties, verhitte discussies opleveren, maar dat was in de zeventiende eeuw niet minder.
Men zou dan ook verwachten dat de partijen, als het er zo fel aan toegaat, wel uit elkaar zullen gaan. En dat zij zeggen: 'Wij kunnen beter in vrede naast elkaar leven, dan in ruzie met elkaar'. Toch is dit niet het geval. Zowel de voetianen als de coccejanen waren wars van een 'hotelkerk'. Zij zijn enigszins bij elkaar gebleven. Hoe kon dat dan? Dat was alleen mogelijk, omdat zij uiteindelijk beiden hebben vastgehouden aan de zes artikelen van Dordt die over de sabbat en de zondag een uitspraak deden. Het valt mij op dat er nooit daarna nieuwe kerkelijke uitspraken zijn gedaan. Ook is het nooit tot een vast welomschreven belijdenis inzake het vierde gebod gekomen. Het blijft eigenlijk bij wat de Heidelberger ons voorhoudt in zondag 38 en de eerdergenoemde regels van Dordt.
Dat er vragen zijn en blijven, zal ieder van ons verstaan. Maar zéker is dat de rustdag ons is gegeven als een dag voor God én van God. Ook mag zij zijn een vreugdedag. Want God is 'de God der blijdschap, mijner verheuging'. (Slot volgt) |

B.                G. S. A. de Knegt

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Eenheid in verscheidenheid (11)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's