Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus in de Psalmen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus in de Psalmen

Lezing bij presentatie 'Psalmen in tweevoud' op 4 november 2000 te Kampen

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op zaterdag 4 november werd in de Broederkerk in Kampen een symposium gehouden over de Psalmen, dit in verband met de verschijning van de bundel Psalmen in tweevoud. Tijdens dit symposium werden twee referaten gehouden, t.w. van ondergetekende over Christus in de Psalmen en van dr. A. Noordegraaf over De spiritualiteit van de Psalmen. Bijgaand treft men de tekst van het eerstgenoemde referaat.

De psalmbundel is de enige liturgische bundel, die God ons in Zijn Woord heeft geschonken. Het Nieuwe Testament voegt aan het Oude Testament wel dichtregels maar geen dichtbundel toe. W. L. Tukker zegt in een artikel Psalmen in de eredienst (opgenomen in De weg van het Woord - in het spoor van de vaderen, Kampen, 1976) dat de reformatorische vaderen ons de psalmbundel voor de liturgie hebben geschonken, waarin het 'Christus voor en Christus na' was. Letterlijk zegt hij: 'De psalmbundel geeft al het handelen Gods in Christus te bezingen, Zijn geboorte, Zijn lijden, Zijn opstanding, Zijn hemelvaart, Zijn wederkomst ten gerichte. De psalmen zijn goed trinitarisch'. Hij kritiseert intussen dat het een verschraling is, die 'onder ons' veel voorkomt, wanneer men uitsluitend liederen 'uit de diepte' zingt en niet toekomt aan de verlossing, die in Christus Jezus is. Er zijn predikanten en gemeenten, zegt hij, die het 'gesteld zijn in de ruimte' en meer nog 'het hallel' als grote lichtzinnigheid brandmerken. Maar: 'Er zijn geen lichte psalmen en zware psalmen, er zijn alleen ware psalmen'. Tukker sluit zijn beschouwing dan ook af met een psalm, waarin de lof op Christus wordt bezongen: 'O, mijn God, Gij, Koning, ik zal U verhogen en Uw Naam loven in eeuwigheid en altoos' (Psalm 145 : 1).

Kohlbrugge
Het was dr. H. F. Kohlbrugge, die het christologisch getuigenis van de psalmen in de tijd van opkomend modernisme in de 19e eeuw heeft blootgelegd. Op 4 juni 1829 promoveerde hij aan de Utrechtse Academie op een philologisch-theologisch proefschrift, inhoudende Een commentaar op psalm 45 (in 1995 verscheen bij De Banier te Utrecht een heruitgave van het proefschrift). In de inleiding citeert hij de volgende regels van de psalm: 'Ik zegge mijn gedichten uit van een koning, mijn tong is een pen van een vaardige schrijver. Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort op Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid' (vs. 2b, 3). 'Daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie boven uw medegenoten' (vs. 8). Hoe zorgvuldiger hij zich bezighield met het bestuderen van de afzonderlijke woorden en zinnen van de psalm, des te meer, zegt hij, begon zich in zijn geest de mening te vormen en te groeien, waarvan hij ten diepste overtuigd raakte, 'namelijk dat Psalm 45 een uitnemende profetie bevat van de Messias en het Messiaanse rijk'.
Eerst laat Kohlbrugge een viertal uitleggingen de revue passeren: de psalm heeft uitsluitend betrekking op Christus; of op Salomo en Christus maar in het bijzonder op Christus; of in zwakkere zin op Christus; of de psalm bevat geen enkele profetie. Daarna trekt hij de gevolgtrekking, dat het in Psalm 45 niet om een vleselijk maar om een geestelijk bruiloftslied gaat en dat de psalm op geen enkele wijze met betrekking tot Salomo verklaard kan worden. Uit vergelijking met de overige profetieën van het Oude Testament blijkt naar zijn oordeel, dat alle voorzeggingen 'in waarheid alleen bij de Messias passen' en dat de tweede persoon, die als de vrouw van de Koning wordt bezongen derhalve de Bruid van de Messias is. Door het hele Oude en Nieuwe Testament vinden we 'doorlopend een metafoor, die aan het huwelijk is ontleend, waarmee het allerheiligst verbond en band tussen God en Israël, of tussen Christus en de Gemeente wordt geduid'. Kohlbrugge spreekt over meer dan zes honderd plaatsen. Zijn laatste gevolgtrekking is derhalve, dat 'de enige betekenis (...) van dit geestelijk bruiloftslied is de allegorische', die van toepassing is op 'Christus de Heere en de door Hem vrijgekochte Gemeente'.

Beroep
Kohlbrugge onderbouwt zijn gevolgtrekkingen met verwijzing naar de kerkvaders, 'die op dit punt eenstemmig zijn', maar ook naar schrijvers van de Middeleeuwen, die 'vrijwel allen' Augustinus volgden en ook naar Luther en Melanchton. Hij citeert Luther, die zegt:

'Het is een profetie over het Evangelie en het rijk van Christus, waarin (de profeet) in bijzonder bekoorlijke en aangename beeldspraak de Bruidegom Christus en de Kerk beschrijft; want hij schildert Christus voortschrijdend in koninklijke pracht, kent hem alle koninklijke gaven toe, een mannelijke en koninklijke schoonheid... Onder dit alles moet verstaan worden het geestelijke rijk van Christus en de Kerk, waar Christus de machtige, wijze, rechtvaardige, genadige, zegevierende Koning is, bovendien overwinnaar, die de zijnen vrolijk maakt, behoudt, troost en rijk maakt tegen zonde, dood en wet in.'

Tot zover uit het proefschrift van Kohlbruhgge.

Eduard Böhl
Verder geef ik nu aandacht aan wat dr. Eduard Böhl over de psalmen schreef. Böhl, in 1836 geboren te Hamburg en in 1903 te Wenen overleden, was een groot vereerder van Kohlbrugge en huwde met diens enige dochter. Van 1860 tot 1863 was hij privaat docent in Basel in de Oudtestamentische wetenschap. In die jaren (1862) gaf hij zijn Zwölf messianische Psalmen uit. Van 1864 tot 1899 bekleedde hij een professoraat aan de Evangelischtheologische faculteit te Wenen. Tijdens de jaren van dit professoraat gaf hij uit de Christologie des Alten Testaments (1882) dat in 1885 ook in Nederlandse vertaling verscheen (Scheffer en Co, Amsterdam), met als ondertitel 'Verklaring der meest gewichtige Messiaansche profetieën'. In dit boek geeft hij ook aandacht aan de Messiaanse psalmen. De psalmen van David groeperen zich, zegt hij, om hoofdmomenten van zijn leven: zijn lijden onder Saul, zijn zalving tot koning, de overbrenging van de ark naar Sion, en zijn plan om de Heere een huis te bouwen. Men noemt deze Psalmen Messiaans, zegt hij, omdat ze van een Koning, een Gezalfde spreken. Hij noemt echter vooral dié Psalmen Messiaans, waarover het Nieuwe Testament zijn stralen laat vallen, ofwel die in het Nieuwe Testament worden geciteerd.
Ik zal u de moeite sparen alle nieuwtestamentische verwijsplaatsen bij de door Böhl aangehaalde Psalmen te noemen. Hij begint met de lijdenspsalmen en behandelt dan de Psalmen 22, 40 en 69, die hij in één verband ziet. 'De voetstappen die de Messias in Davids geschiedenis en liederen heeft achtergelaten (gaan) het begripsvermogen van Israël in Davids tijd niet te boven. Alles wat in die psalmen naar voren komt was in Davids tijd uit het (zijn) leven gegrepen.' Minutieus volgt Böhl dan de teksten die in de belofte op Christus zien. Naast Psalm 110 en 22 wordt geen Psalm zo dikwijls in het Nieuwe Testament aangehaald als Psalm 69. Ik geef twee voorbeelden:
Vers 10: 'Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen die U smaden, zijn op mij gevallen' (aangehaald in (Joh. 2 : 17 en Rom. 15:3). En vers 22: 'Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven' (c.f. Matth. 27 : 48).

Psalm 16
Vervolgens behandelt Böhl Psalm 16, een Psalm van 'lijden en uitzicht op verheerlijking'. 'Christus heeft het met Zijn lijden en opstanding verworven, dat de Wet niet meer gelden zal', zegt Luther bij Psalm 16 : 1, waar we lezen: 'Bewaar mij, o God! Want ik betrouw op U'. Böhl richt zich hier vooral op vers 10 en 11: 'Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten dat Uw Heilige de verderving zie. Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk'. Hier wordt profetisch gesproken van de opstanding. Daarbij refereert Böhl aan wat Petrus zegt in Hand. 2 : 30, 31: 'Alzo hij - dat is David - een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht van zijn lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus zou verwekken, om Hem op zijn troon te zetten; zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien'.
Wat in deze woorden staat slaat ook en allereerst op David in zijn lijden en in zijn verhoging als Koning. 'Toen David (echter) zijn roeping vervuld had, stierf hij - maar in zijn plaats herleefde een nieuwe vertegenwoordiger. Want de dragers van het woord der belofte, zijn voorbijgaand en verdwijnen als zij uitgediend hebben'.

Koning
En dan de verhoging.Toen David eenmaal als koning was erkend en in Hebron tot koning was gezalfd, was hij aan zijn lijden vanwege de vervolging van Saul onttrokken. Böhl zegt: 'Hiermee was Gods belofte op een hoogtepunt van voorlopige verwerkelijking gekomen'. Daarvan getuigt Psalm 21: 'O Heere, de koning is verblijd over Uw sterkte; en hoezeer is hij verheugd over Uw heil!' (vs. 2). Deze Psalm is dan ook een profetische heenwijzing naar Christus als Koning. 'Want Gij zet hem tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem met vreugde door Uw aangezicht' (vs. 7).
Op die verhoging en zalving duidt ook psalm 2. 'Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Zion, de berg Mijner heiligheid. Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd'. Heden staat er, 'met uitsluiting van gister en morgen'. Het gaat hier om een eeuwige relatie tussen de Vader en de Zoon. 'Het geheim van het eeuwige Zoonschap van Christus breekt als een bliksemstraal door de wolken en komt door Davids profetisch woord tot uiting. Sedert is deze Psalm de tekst geworden voor de Godheid van Christus', zegt Böhl. De apostelen gebruiken deze tekst dan ook herhaaldelijk. In Handelingen 13 : 33 staat het letterlijk: 'Gelijk ook in de tweede psalm geschreven staat: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd'.
Dezelfde aanhaling vinden we in Hebr. 5 : 5. Ten overvloede vermeld ik nog, dat ook de Psalmen 95, 97 en 98 in dit licht mogen worden bezien: de verhoging van David, profetisch heenwijzend naar Christus.

Psalm 118 en 68
Ten slotte noem ik nog slechts de Psalmen 118 en 68. Psalm 118 beschrijft het opbrengen van de ark naar de berg Sion en wat David daarbij gevoelde. In Psalm 68 wordt de opbrenging van de ark beschreven als 'een hemelvaart Gods'. Ook hier is er de nieuwtestamentische duiding op Christus. Ik volsta met hier Böhl nog een keer letterlijk te citeren: 'Evenals de plaatsing van de Ark op Zion de kroning van het door David ondernomen werk betekende en het loon was van de arbeid zijner ziel, zo vormt ook de hemelvaart van Christus zulk een zegenrijk einde. Sedert de hemelvaart troont Christus aan de rechterhand des Vaders en bidt voor ons (Hebr. 7 : 25). Hij heeft Zich hoog geplaatst, om uit de hoogte alles met Zijn gaven te vervullen' (Ef. 4 : 10 vv.).

Berijming
De verleiding is groot om nog meer psalmen voor het voetlicht te halen. Helaas ontving ik ook pas dezer dagen het boek van dr. H. J. Selderhuis God in het midden (uitgave Kok, Kampen), met als thema 'Calvijns theologie van de psalmen', zodat ik hieraan in verband met ons thema vandaag geen aandacht meer heb kunnen geven.
Maar ik wil nu eerst nog enige aandacht geven aan het element van 'Christus in de psalmberijming'. In een nota van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, kort na verschijning van de Nieuwe Psalmberijming, werd als bezwaar opgevoerd, dat 'de nieuwtestamentische vervulling van bijbelse noties als heil, bevrijding, verzoening niet of niet voldoende wordt open gehouden'. Daartegen maakte dr. S. Gerssen bezwaar in een artikel in Trouw (4 april 1970). Niemand zou, zei hij, er bezwaar tegen hebben om het Oude Testament als boek der verwachting open te houden naar de toekomst. Maar, zegt hij dan: 'Het is wel de vraag wat onder die toekomst wordt verstaan. Men spreekt hier onmiddellijk over nieuwtestamentisch licht en daarmee zal wel het heilswerk van Christus zijn bedoeld. Bijbelse noties als bevrijding, heil en de Naam Gods worden versmald, als men ze al te nadrukkelijk wil laten samenvallen met wat in Christus reeds is geschied.' Gerssen wilde de Psalmen, globaal gezegd, als Messiaanse liederen van Israël blijven zien en zingen. Dr. H. Bout maakte toen in een reactie in de Waarheidsvriend duidelijk wat in de nota van het hoofdbestuur werd bedoeld:

'Wij willen preken uit het Oude Testament, maar niet oudtestamentisch... wij willen zingen uit het Oude Testament maar niet oudtestamentisch. De oude christelijke kerk 'bewees' met het Oude Testament in handen, dat Jezus de Christus is (Hand. 9 : 22, 18 : 28). Zo willen wij ervan zingen. Dan doen wij het Oude Testament niet dicht, sluiten het niet af; trouwens dat doet men (lees. Gerssen c.s.) ook nauwelijks; men gaat dan als men naar het Nieuwe Testament afgesloten heeft op een andere lijn over, die der rabbijnen.'

Het ging dus kennelijk om de vraag of we de psalmen christologisch of rabbijns lezen (zingen). Als voorbeeld van het openlaten van de berijming naar de toekomst noemde de nota Psalm 16, waarnaar - zoals we eerder zagen - Hand. 2 : 30 verwijst en dan de opstanding van Christus noemt. De meerwaarde, schrijft dr. H. Bout, van de woorden van psalm 16 wordt in Handelingen 2 'zeer duidelijk en klaar geformuleerd'. Maar in de Nieuwe Berijming staat: 'mijn vlees zal hier behouden worden'. 'Hier, dat is diesseitig en daarmee is de kous af en het Nieuwe Testament zegt neen, het gaat over de opstanding.' Het gaat er niet om dat Handelingen 2 : 30 berijmd wordt. De Psalmen moeten worden berijmd, maar open naar de toekomst in Christus. Ik mag niet aannemen dat de trend in de Nieuwe Psalmberijming het diesseitige is. Maar ik acht het toch een moment van bezinning waard.

               * * *

Ik moet eerlijk zeggen dat ik dr. Gerssen op dit punt nooit helemaal heb kunnen volgen. De discussie speelde zich af, toen ik juist ging deelnemen aan het werk van de Gereformeerde Bond. Nog dezer dagen kwam ik intussen een viertal artikelen tegen van dr. Gerssen in De Waarheidsvriend over Eduard Böhl. Die artikelen gaan niet over Böhls visie op 'Christus in dé psalmen'. Gerssen sluit deze artikelen echter af met te zeggen, dat hij in de geschriften van Böhl, evenals van Kohlbrugge, hoorde 'een machtig en nooit vervelend loflied op de algenoegzaamheid van de Borg en Middelaar'. Dat gold, zoals ik aantoonde, ook het psalmboek, berijmd of onberijmd.

Christus Zelf
Hier dient' nog vermeld te worden, dat Christus Zelf de beloften van het Nieuwe Testament in Zijn komst vervuld zag. Als zodanig geldt van Hem wat psalm 40 : 8 zegt: 'Zie, Ik kom, in de rol des Boeks is van mij geschreven'.
In de synagoge van Nazareth las Christus Zelf de profeet Jesaja: 'De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van hart; om den gevangenen te preken loslating, en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren' (Lucas 4 : 18, 19). 'Heden is deze Schrift in Uw oren vervuld', zegt Hij dan (vs. 21). Dit zou met vele voorbeelden van aanhalingen uit de profeten te vermeerderen zijn. Zo ook uit de psalmen. Doorslaggevend is wat Jezus Zelf zei na kruis en opstanding, toen hij verscheen aan de elf apostelen en vis at voor hun ogen: 'Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen' (Lucas 24 : 44).

               * * *

Wel mag men dunkt mij, bij de vervulling in Christus van Psalmen en profeten, betrekken de niet vervulde rest. Zoals delen van de profeten wat de vervulling betreft nog uitstaan naar de toekomst, zo hebben ook de psalmen hun eschatologische duiding. In principe zijn de beloften vervuld maar de Messiaanse tijd is nog niet in de volle werkelijkheid aangebroken. Als dr. Gerssen ooit ervoor pleitte om vooral het Messiaanse element te honoreren, dan val ik hem ook weer bij. Maar ook dan is er toch in principe reeds de vervulling in Christus? Wanneer - om een voorbeeld te noemen - in Psalm 72 de rechten van de koning worden bezongen en de Messiaanse vrede wordt uitgezegd, dan is het wachten toch niet op Iemand die nog komen móét maar gaat het toch om een belijdenis van het rijk van de toekomst onder de zegenrijke heerschappij van Hem, die al gekomen is? 'De ganse aarde worde met Zijn heerlijkheid vervuld' (vs. 19) slaat toch ook op Christus, de Vorst van de Vrede, die het Koninkrijk terug zal geven in de handen van Zijn Vader? Hoe het intussen met Israël zal toegaan, zal in de ontrolling door God Zelf van het boek der geschiedenis, waarin profeten en psalmen hun plaats hebben, blijken. Maar De Schriften van het Oude Testament zijn wel in Christus vervuld.

Zingen
Ter afsluiting wil ik nu nog iets zeggen over de psalmberijming op zich. Ik begon met op te merken, dat het psalmboek het enige liturgische geschrift is in de Bijbel. Daarom is het naar mijn overtuiging een verarming wanneer het psalter gaat mankeren in de eredienst. Gezien de grote invloed, die de evangelische beweging vandaag in de breedte van de kerken uitoefent en de daarmee gepaard gaande waardering voor de bundel Opwekking, is het niet overbodig dat vandaag ook nog eens te onderstrepen. Ik maak te vaak bijeenkomsten mee waar, bij het opgeven van een psalm hier en daar een stem opklinkt uit de schare, terwijl bij het opgeven van een opwekkingslied, het enthousiasme losbreekt.
Wie in de traditie van de psalmen is opgevoed ervaart het - ik spreek nu persoonlijk - altijd als een gemis wanneer het psalter niet of niet meer of steeds minder functioneert in de eredienst. Om geen misverstand te wekken moet ik zeggen, dat het ook een gemis is, wanneer in gemeenten, waar naast de psalmen altijd het nieuwtestamentisch lied is gezongen, de klassieke liederen van de kerk der eeuwen vervangen worden door eigentijdse liederen, waardoor hoogte en diepte, klacht en jubel, zoals die in het psalter existentieel worden uitgezegd, teloor gaan en zo het de profundis gaat ontbreken. Ontbreekt het 'uit de diepte', dan krijgt de hoogte geen relief. Bergen zijn er alleen bij de gratie van de dalen.
Intussen besef ik wel, dat elke generatie ook moet leren waar en hóé Christus in de psalmen aanwezig is. Voor wie de psalmen geleerd heeft - niet alleen uit het hoofd maar ook met het hart - vindt Christus in de psalmen. Zijn er dan eigenlijk wel psalmen waarin het niet om Christus gaat? Luther zei al, dat vanuit elke Schriftplaats lijnen naar Christus lopen. De Schrift is 'was Christum treibet'. Daarom is het psalter 'een kleine bijbel in de Bijbel', waarin men de heiligen in het hart ziet, in hun verbondenheid met Christus. Maar zo vragen de psalmen wel om het leerelement. Vandaag is er groot aanbod van leermomenten maar de vraag is of er voldoende leermomenten zijn rondom de psalmen. De jongere generatie treft op Praiseavonden en evangelische samenkomsten vandaag eenvoudiger maar dan ook andere leermomenten, die de psalmen in de schaduw stellen.

               * * *

Wie zich echt met de psalmen, ook theologisch wetenschappelijk bezig houdt ondergaat de bekoring ervan. Dat is mijn ervaring geweest in de contacten met dr. H. Bout, die ooit op de Psalmen promoveerde en er graag, en geestelijke bewogen, over preekte. Kohlbrugge promoveerde als gezegd op psalm 45. In de Inleiding op zijn proefschrift zegt hij: 'Vanaf het ogenblik namelijk, waarop ik begonnen was de Hebreeuwse taal te leren, was ik gewoon van alle boeken de Psalmen het meest ter hand te nemen, en toen dan door de zeer welwillende beslissing van de zeer vermaarde theologische faculteit van de Utrechtse academie mij de toegang geopend werd tot de hoogste eer in de theologie, en aan mij de keuze en uitwerking van het onderwerp van mijn verhandeling voor de doctorsgraad werd overgelaten, lachte mij meer dan andere (Psalmen) als vanzelf die allerschitterendste en met alle dichterlijke versieringen toegeruste Psalm 45 toe'. Kohlbrugge had kennelijk binnen de kleine bijbel in de Bijbel nog een heel dun bijbeltje: de allerschitterendste Psalm 45.

Tweevoud
Ik spreek er mijn dankbaarheid over uit dat wat aan het eind van de zestiger jaren niet mogelijk was, nu alsnog gerealiseerd wordt: Psalmen in tweevoud. Ik zeg dit om drie redenen.
Deze uitgave geeft de mogelijkheid dat bij ongelijktijdigheid met betrekking tot de gebruikte psalmberijming in de kerk geen rigoureuze maatregelen behoeven te worden genomen en het psalter als zodanig optimaal voor de kerk bewaard blijft.
De uitgave geeft de mogelijkheid om voor niet (meer) zingbare psalmen een alternatief te bieden en, op grond van keuzen van een kerkenraad, het hele psalter als zingbaar voor de gemeente te behouden.
Het psalter, ook waar we het niet in onberijmde vorm plegen te zingen, blijve zo in het gesprek tussen kerk en Israël het Messiaanse Boek, dat ons plaatst voor de uitdagende vraag: Van wie zegt de Psalmist dit? Christus in de Psalmen! In het laatste nummer van Kerk en theologie, dat geheel aan het Dienstboek is gewijd, zegt prof. dr. M. J. G. van der Velden: '... de verbondenheid met Israël, ook in het beleven van de schuld, kan het gehele jaar door het best tot uitdrukking gebracht worden door het zingen van psalmen. In de psalmen zingt de kerk met Israël en met Jezus mee'.
Van harte accoord! We zingen in de Psalmen van Christus maar ook mét Hem.

Ten slotte spreek ik de hoop uit dat deze bundel echt dienstbaar zal zijn in de kerk en daar functioneren zal, waar ze echt in een behoefte voorziet of een leemte opvult. De (komende) tijd zal het leren.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Christus in de Psalmen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's