Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ongelukken in de pastorie... (5, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ongelukken in de pastorie... (5, slot)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn bijdrage voor deze keer is inhoudelijk een heel gevoelige, zowel voor predikanten als voor gemeenten, 't Cirkelt dit keer om de onderlinge 'afgunst', veelal als gevolg van de 'marktwerking' als het gaat om het beroepen van dominees en het gevraagd worden voor preekbeurten. Maar moet het vanwege de gevoeligheid dan maar onbesproken blijven? Eerlijk steek ik de hand in eigen boezem: ik mag ontzettend graag preken en ik voel me er ook van Godswege toe geroepen! Nu worden we in mijn huidige gemeente Wierden (met drie predikanten en drie kerkgebouwen) zo'n 10 a 13 keer geacht drie keer per zondag te preken, maar ook 'buitengaats' komt dat nog weleens voor. Preekbeurten te over! Mijn vrouw en kinderen zijn daar echter lang niet altijd content mee en ongetwijfeld heeft ook een dominee het zo nodig van tijd tot tijd zelf eens 'onder het Woord' te verkeren, samen met zijn gezin. Bovendien kan ik niet ontkennen, dat ik collega's in den lande ken die niet of nauwelijks gevraagd worden ergens te komen preken. En dan heb ik het nog maar niet eens over tal van kandidaten die voor de maanden juli en augustus tot vervelens toe benaderd worden om te komen preken, maar in de overige maanden mogen leven van de 'kruimels' die van de predikantentafel vallen. Nu kunnen er voor het niet gevraagd worden best allerlei - voor ons gevoel - gewichtige redenen zijn: de ligging van gemeente en predikant is bijvoorbeeld verschillend, of (de plaatsnaam bekijkend) we dénken dat die wel verschillend zal zijn (maar gaat het dan echt om hoofdzaken of zijn het 'slechts' accenten; is het misschien gevolg van de positie die de betreffende predikant in het kerkelijk leven inneemt? ). Een ander belangrijk argument lijkt het volgende: de een heeft nu eenmaal meer 'gaven' dan de ander. Maar we kennen toch allemaal het verhaal van de 'beroepsbrief van Paulus? Een kandidaat solliciteerde naar een gemeente middels het schrijven van een eerlijke brief. Daarin meldde hij z'n ziekelijk zijn, z'n spraakgebrek enz. Aan de brief werd tijdens de kerkenraadsvergadering nauwelijks aandacht besteed. Bij voorbaat afgewezen. Totdat één broeder toch nog even de naam van de bewuste kandidaat wilde weten, 't bleek niemand minder dan de grote heidenapostel Paulus! Hoe komt het, dat wij dit allemaal een aandoenlijk verhaal vinden, maar in de praktijk toch anders handelen? Houden wij als preekvoorzieners misschien iets te 'veel rekening met de verwende smaak van de gemeente? Nóg een reden wil ik eerlijk noemen: er zijn collega's die helaas sjoemelden met kilometergelden of meerdere keren vlak voor een bepaalde datum zich afmeldden, gewoon omdat ze een dubbelboeking hadden gedaan, dat is bepaald niet accuraat! Eenvoudig gezegd: betert uzelf!
Maar dan het beroepingswerk. De 'visvijver' blijkt nogal beperkt. Terwijl er tal van collega's zijn die na 15 à 20 jaar weleens hoognodig van standplaats zouden willen wisselen. Weer spelen ligging, gaven en achtergronden een grote rol. Zou uw gemeente Paulus beroepen hebben? Of Jeremia? Mozes? Onze Heere Jezus Christus? In meermansgemeenten bespeuren we nog weleens de 'kramp' bij 'zittende' dominees t.o.v. een te beroepen dominee. Het gevoel van concurrentie of de dode hoek als het gaat om de breedte van een gemeente speelt daarin veelal een grote rol. En zo spelen er - terwijl de Koning der Kerk toch alle dingen bestuurt naar Zijn wijze welbehagen - tal van menselijke factoren een nogal grote rol. Dat is niet van vandaag of gisteren. Collega M. A. van den Berg heeft ons in 1991 een grote dienst bewezen met zijn boekje onder de rubriek kleine kerkgeschiedenis, getiteld: 'De dominee heeft een beroep', waarin uit het verleden allerlei anekdotes worden gemeld rond de beroepingsperikelen, die zonder veel moeite naar onze dagen zouden kunnen worden vertaald. Kort en goed heb ik in dit alles de volgende vraag: willen we er in de christelijke gemeente met aanroeping van de Naam des Heeren alle mogelijke moeite voor doen het menselijke, het al te menselijke uit te sluiten of terug te brengen tot normale proporties?! Als die wil ontbreekt, dan zal er rond het beroepingswerk enerzijds de sfeer blijven van de verwondering en de vreugde (zoals ik die zelf een en andermaal heb mogen ervaren), anderzijds de sfeer van de afgunst, de verbazing, uitlopend op het - vroeg of laat - afknappen, burned-out raken, en wellicht het 'heil' te zoeken bij niet zulke geestelijke dingen, die vervolgens grote schade toebrengen aan het leven in de pastorie. Enkele slotopmerkingen.

1. Toen 12 oktober mijn eerste bijdrage over 'Ongelukken in de pastorie' in de Waarheidsvriend stond, kwamen er al snel heel wat reacties los. Wellicht dat na plaatsing van deze vijfde aflevering er nog één moet volgen, waarin ik wat nader kan ingaan op de verschillende reacties. Dat ik een gevoelig onderwerp heb aangeraakt en aangereikt, is me ondertussen wel overduidelijk geworden.
2. In 1990 verscheen een prachtig boekje van dr. W. H. Velema, getiteld: 'De pastorie - huis van de gemeente?'. Hoofdstuk 2 uit genoemd boekje heeft als titel: 'De moeiten en de vreugden'. Genoemd hoofdstuk bevat een 'klachtenlijstje', opgesteld door predikantsvrouwen én zo'n lijstje opgesteld door predikanten. Heel herkenbaar. In het vierde hoofdstuk bespreekt Velema 'enkele typen van predikantsvrouwen' en onder hoofdstuk 8 vond ik onder meer een kopje, getiteld 'De verzoeking van "de vreemde vrouw'". Oftewel: wie leren wil - want voorkomen is beter dan genezen (want daar is op het kerkelijk erf vaak maar bar weinig gelegenheid voor!) - vindt in genoemd boekje een schat aan praktische adviezen.
3. 't Zou al mooi zijn als bij vertrek of emeritaat van een dominee altijd gezegd zou kunnen worden wat gezegd werd door dorpelingen, die klaagden over het vertrek van hun predikant die door zijn preken zowel geestelijke als maatschappelijke zegeningen wist te verspreiden:

Hoe schoon wist hij te spreken,
al op den predikstoel!
Een steene hart moest breken,
en wat was er krioel
van chaizen en koetskarren,
te voet en ook te paard!
Ze blonken als de starren:
het waren vromen op aard.

Wat had ons dorp profyten,
wat werd er niet verteerd!
Men zou wel mogen kryten,
zo is 't nu al verkeert.

Maar veel beter - Schriftuurlijker! - is het als geldt: 'Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling' (Hebr. 13 : 7). Ziet u met mij uit naar de wederkomst van die grote Ambtsdrager, Jezus Christus, Die - ook vandaag nog - heeft wat door mijn dwaasheid gebroken is?!

Wierden               G. Herwig

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Ongelukken in de pastorie... (5, slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's