Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diaconaat en gerechtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diaconaat en gerechtigheid

DIACONAAT OVER DE GRENZEN [6]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de afgelopen weken is in een aantal artikelen aandacht gegeven aan het diaconaat. Aan de orde kwamen Gaven delen, De gemeente als herberg, De plaats van het werelddiaconaat in de eredienst, Wederkerigheid in het diaconaat en De doelstelling van Luisterend Dienen. Aan ondergetekende is gevraagd om in het kader van deze serie aandacht te geven aan het thema Gerechtigheid in diaconaal perspectief. Bijgaand treffen de lezers deze bijdrage, tevens de laatste in de serie.

In de rechtvaardiging door het geloof in Christus komt een schuldig mens weer recht voor God te staan. Christus nam de schuld op Zich, de mens ontvangt Zijn gerechtigheid. Hij mijn zonde, ik Zijn gerechtigheid. De notie gerechtigheid heeft in de Schrift echter ook alles te maken met hoe het toegaat tussen mensen, onder de volkeren. Het is ondoenlijk hier alle aspecten ervan weer te geven. God is een God van recht en gerechtigheid. Hij wil dat mensen gerechtigheid najagen, recht doen. Er zal gerechtigheid heersen onder de volkeren. Van David staat geschreven dat hij aan zijn hele volk recht en gerechtigheid deed (2 Sam. 8 : 15). Toen hij verlost was uit de handen van Saul zong hij: 'De Heere vergold mij naar mijn gerechtigheid; Hij gaf mij weer naar de reinheid mijner handen' (2 Sam. 22 : 21; Psalm 18 : 21). Nochtans mocht hij de tempel niet bouwen. Daarvoor waren zijn handen niet rein genoeg gebleven. Er kleefde vanwege de oorlogen die hij voerde teveel bloed aan (1 Kron. 28 : 3). Zo nauw nam God het zelfs met de man naar Zijn hart. Gerechtigheid onder de volkeren, daarvan is de Schrift vol, met name ook het Psalmboek. En daarin hebben de leiders der volkeren een hoge roeping. De profeten onder Israël hebben getoornd als het recht struikelde op de straten.

Armen
In dit verband krijgen de armen in de Schrift bijzondere aandacht. In de profetie van Jesaja aangaande de Messias en Zijn vrederijk (Jesaja 11) zegt de profeet, dat de Messias de armen met gerechtigheid zal richten, terwijl verder de goddelozen worden gedood door de adem van Zijn mond. 'Want gerechtigheid zal de gordel van Zijn lendenen zijn' (vers 4, 5). Zijn rijk zal een rijk van vrede en gerechtigheid zijn. De volkeren zullen worden gericht met gerechtigheid 'en Uw ellendigen met recht', zingt Psalm 72. De bergen zullen vrede dragen voor het volk, vrede met gerechtigheid (vers 3) en de verdrukkers worden verbrijzeld.

Jesaja spreekt dan ook het 'wee' uit wanneer aan armen het recht wordt onthouden (10 : 2). Maar een koning, die de armen in trouw recht doet, 'diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden' (Spr. 29 : 14). Amos richt zich met krachtige woorden tot de machtigen in Israël, die de armen verdrukken en de nooddruftigen verpletteren (Amos 4). Hij spreekt over degenen, die het recht in alsem verkeren en de gerechtigheid op de aarde doen neervallen. Hij roept op het recht te handhaven in de poort, dus in het publieke leven. En hij verbindt die roeping met het godsdienstige leven, als hij op de inconsequentie wijst en zegt, dat ze daarentegen de nooddruftigen in de poort verstoten. Vanwege dit alles versmaadt God hun feesten en hun verbodsdagen kan Hij niet ruiken. 'Doe het getier van uw liederen van Mij weg...' (vers 22). Jacobus veroordeelt in het Nieuwe Testament scherp de rijken, 'die lekker hebben geleefd en het loon van de landarbeiders korten' (Jacobus 5). En tenslotte: In Israël mocht geen bedelaar zijn. In het vrijheidsjaar moesten de schulden aan de broeders worden kwijt gescholden (Deut. 15). Maar intussen luidt de waarschuwing, dat men niet zou denken: het vrijheidsjaar komt er aan, dan is het tijd genoeg. De arme zal ook tussentijds mild ontvangen (vs. 7 e.v.).

Sociaal
De Schrift, met name het Oude Testament, is vol van de noodzaak van sociale gerechtigheid. In het Oude Testament gingen religie en politiek hand in hand, gegeven de theocratische samenleving. Daarom is, bij het doen van onrecht of het ontbreken van gerechtigheid, de profetische kritiek ook zo scherp. Daarom staat bij de Messiaanse profetieën ook de gerechtigheid onder de volkeren zo centraal. Het volk Israël weet door Wie het is uitgeleid uit de slavernij van Egypte. Het volk weet dat het zelfs in de woestijn, waar geen voedsel was en geen water, dagelijks voedsel en water ontving. Het oordeel begint dan ook bij het Huis van God, wanneer Gods inzettingen met betrekking tot het recht in de samenleving met voeten worden getreden.

De tien woorden, die God op de Sinai aan Zijn volk gaf, waren ook mede gericht op het sociale leven. Dat heeft de christelijke gemeente later ook doorvertaald. De wet is niet alleen tot ontdekking van schuld, tuchtmeester tot Christus en leefregel der dankbaarheid in het persoonlijke leven, maar heeft ook een politieke functie (usus politicus). Waar het recht struikelt op de straten getuigt de gemeente van Christus van het heilzame van het leven naar de door de Schepper gegeven decaloog, de mens ten goede: niet doden, ieder het zijne, en de sabbat als wekelijkse rustdag voor ieder. Die wet is volbracht door Christus, die niet alleen barmhartige Hogepriester maar ook Zon der gerechtigheid is. Het leven naar de wet is gericht op God en de naaste. Daarom volgt op de lezing van de wet in de samenkomsten van de gemeente ook de samenvatting: God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. En wat de dienst aan de armen betreft: 'doe wel aan alle mensen, maar allereerst aan de huisgenoten van het geloof (Gal. 6 : 10). Ook aan alle mensen, want mensen zijn schepselmatig aan elkaar verbonden, zegt Calvijn bij zijn uitleg van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Diaconaat
Het is in het bijzonder aan de diakenen voorbehouden om de dienst der barmhartigheid, in Naam van Christus te verrichten. Er was onrecht in de christelijke gemeente: de weduwen van de Grieken werden achtergesteld bij die van de Hebreën. Daarom werd het ambt van de diaken ingesteld. Om de dienst van de barmhartigheid uit te oefenen. Maar dat niet alleen. De dienst van de barmhartigheid kan niet los staan van de dienst aan de gerechtigheid. Barmhartigheid zal ook het recht dienen en niet het onrecht intact laten.

Nu valt bij het diaconaat van de christelijke gmeente wel te onderscheiden tussen het weldoen 'aan allen' en 'aan de huisgenoten des geloofs'. Bij het diaconaat binnen de gemeente spelen de vragen van de gerechtigheid niet of niet zo als in de sociale roeping van het diaconaat. We dienen hier ook te bedenken, dat in geen enkele samenleving de situate meer zo is als in oud Israël. Juist het Oude Testament is, als gezegd, vol van de roep om gerechtigheid. In Israël echter vielen natie en religie (kerk en staat om zo te zeggen) samen. Wanneer de profeten dan toornden over onrecht, dan was daarin tegelijk de religie in beeld. Want Israël was volk Gods, door Hem verkoren zelfs om licht onder de volkeren te zijn. In de nieuwtestamentische bedeling vallen volk en (christelijke) religie niet samen. Daarom is er onderscheid tussen het getuigenis en de dienst binnen de gemeente enerzijds en naar de wereld toe anderzijds. In beide gevallen echter is diaconaat nauw verbonden met Christus, die in de gemeente als Heiland wordt beleden en erkend maar die ook het Licht der wereld is en Zijn barmhartige handen ook naar de armen in de wereld uitstrekt.

Spannend
Beperken we ons nu verder tot 'diaconaat en gerechtigheid', dan komen we voor moeilijke vragen te staan. Bij rampen in de wereld ligt er altijd een roeping voor het diaconaat. Helpen, waar (anders) geen helper is. Bij structurele armoede in de wereld echter speelt wel de vraag wat de achtergrond en de oorzaak ervan is. Enerzijds lijkt de armoede in de wereld een bijna onoplosbaar probleem. Rijke landen worden rijker, arme landen armer. Er zijn delen van de wereld waar de omstandigheden in de natuur zodanig zijn dat honger en ziekten aan de orde van de dag zijn. Pogingen tot verbetering van het lot van zulke volkeren lijkt ploegen op rotsen te zijn. En een rechtvaardige wereldeconomie lukt ook maar niet. Dat betekent nog niet dat er bewust van onrecht sprake is.

Veel armoede heeft echter te maken met onderdrukking. Rijken blijken vaak machtigen, die armen eronder houden en hun volk uitbuiten en onderdrukken. Hier kunnen overheden ook een verderfelijke rol spelen, in welke ideologie ze ook gedrenkt zijn, communistisch of fascistisch. Het ene kwaad mag hier niet tegen het andere worden weggeredeneerd of weggestreept. Jarenlang moest de kerk optornen tegen het onrecht in communistische landen. Eveneens moest worden opgetornd tegen het onrecht van de onderdrukkende regimes in Latijns-Amerika. Aan de handen van veel leiders van volkeren kleeft bloed van de armen. Onrecht is onrecht. Telkens weer blijkt ook hoe regeringsleiders van die volkeren, die nog maar net van het koloniale juk zijn bevrijd, uitbuiten en onderdrukken. We kunnen hier denken aan landen in Afrika. In zulke situaties gaat het niet aan alleen maar financieel of materieel te helpen.
Hier dient ook tegen de achtergrond van gerechtigheid met onderscheid te worden gesteund, ook als het gaat om hulp van kerken aan kerken of om sociale hulp via kerken. Kerken kunnen zelf handlangers of gedogers van kwalijke regimes zijn. Er zijn situaties, waar moet worden onderscheiden tussen de kerken en bewegingen binnen de kerken, die het sociale onrecht ook metterdaad aanwijzen en zich er voor inzetten om de omstandigheden van de armen te verbeteren.

Dicht bij en ver weg
De verleiding is groot om hier op allerlei concrete situaties in te gaan. Hier gaat het echter om de principiële vragen van gerechtigheid in diaconaal perspectief; men kan ook zeggen van diaconaat in het perpectief van gerechtigheid.
Zoals het voor een kerkenraad als geheel nodig is om regelmatig met principiële vragen bezig te zijn, zo doen diakenen er goed aan ook met de vragen van gerechtigheid in allerlei situaties, waar ze hulp verlenen, bezig te zijn. Diakenen zijn doeners en dieners, maar ze doen hun werk ook in een sociale context. Dat geldt niet alleen internationaal. Daar ook. En dan komen vaak politieke vragen aan de orde. Het kan zo zijn (kort aangeduid), dat het ene onrecht op den duur plaats maakt voor ander onrecht. De gerechtigheid is alleen veilig onder de hoede van het Evangelie van Christus.
Maar dichtbij kunnen de vragen van (sociale) armoede óók in direct verband staan met onrecht. Doet in eigen land, waar de welvaarstbomen tot in de aardse hemel groeien, de plaatselijke overheid of de regering er alles aan om achterstandswijken in grote en middelgrote steden leefbaar te doen zijn? Hoe besteedt de overheid haar geld? Want diaconaat is ook geen gatenvuller voor de overheid.

Diaconaat is niet waardenvrij. Diaconaal geld is meer dan slijk der aarde, het is geestelijk goed in handen van de Grote Diaken, Jezus Christus. Daarom komt het in het diaconale beleid ook aan op geestelijk onderscheidingsvermogen.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Diaconaat en gerechtigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's