Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Wat te doen als een breuk onvermijdelijk blijkt?'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Wat te doen als een breuk onvermijdelijk blijkt?'

'OM DE EENHEID EN DE HEELHEID VAN DE KERK'

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de junivergadering 2000 van de hervormde synode werd een rapport besproken, getiteld 'Om de eenheid en de heelheid van de kerk'. Daarin ging het om de verhouding van de hervormde gemeenten tot de landelijke kerk. De conclusie was, dat een hervormde gemeente zich niet kan afscheiden van de Hervormde Kerk. Aan de inhoud van dit rapport werd in deze kolommen uitvoerig aandacht gegeven.
De kerkrechterlijke inhoud van het rapport werd vrijwel algemeen beaamd. Er was echter brede kritiek op het weinig pastorale karakter van de nota, gezien de achtergrond van dreigende scheuring in de Hervormde Kerk bij voortgang van het SoW-proces. Daarom werd het rapport aan de commissie teruggegeven om het op dat punt te herschrijven, c.q. aan te vullen.
Op de synodevergadering die deze week wordt gehouden wordt de herschreven versie besproken. Wat betreft het kerkordelijk verankerde, kerkjuridische aspect (het presbyteriaal-synodale karakter van de NHK) bleef het stuk ongewijzigd. Slechts personen kunnen afscheiden, gemeenten niet. In het nu voorliggende stuk wordt expliciet ingegaan op de vraag 'wat te doen als een breuk overmijdelijk blijkt?' Hieronder volgt dat hoofdstuk.

'Het is bijna ondoenlijk en op dit moment niet gewenst om een beleid uit te zetten voor een situatie waarvan de kerk hoopt en bidt dat die zich nooit zal voordoen. Bovendien zullen in een dergelijke situatie de verhoudingen en omstandigheden anders zijn dan nu kan worden voorzien.
Als er dan - op verzoek vanuit de generale synode - toch iets over deze vraag wordt gezegd, is het uitsluitend omdat daarover niet geheel gezwegen kan worden.
Is er meer helderheid te verschaffen over de vraag, wat er gebeurt als er gemeenten of kerkenraden zijn die niet kunnen of willen meegaan op de weg van de kerk tot vereniging en die zich daarom van haar willen losmaken?
Uit het voorgaande is gebleken dat een gemeente zich niet kan losmaken of afscheiden van de kerk. Een gemeente kan zich evenmin onttrekken aan besluiten die voor de kerk door de generale synode zijn genomen. Een eventueel kerkenraadsbesluit in die richting is in strijd met de kerkorde en derhalve nietig. Een kerkenraad die bij een dergelijk besluit volhardt, kan niet optreden als wettige kerkenraad van de hervormde gemeente.
Wanneer kerkenraadsleden om des gewetens wil menen een besluit van de generale synode tot vereniging met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden niet te kunnen aanvaarden, staat hun geen andere weg open dan het ambt in de Nederlandse Hervormde Kerk neer te leggen.
Wanneer gemeenteleden menen niet langer te kunnen behoren tot de Nederlandse Hervormde Kerk als deze zich verenigt met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, is er voor hen - als zij de gemeenschap met de Nederlandse Hervormde Kerk niet kunnen volhouden - slechts de weg van het zich persoonlijk afscheiden van de kerk mogelijk.
Ook wanneer een groot aantal gemeenteleden zich - voor of bij de vereniging - afscheidt van de Nederlandse Hervormde Kerk blijft de hervormde gemeente (al dan niet verenigd met een andere gemeente van de Verenigde Kerk) bestaan. Aan deze gemeente blijven rechtens alle goederen toebehoren die vanouds haar eigendommen waren en zijn.
Bij elke afscheiding van de gemeente blijven de naam en de archieven (waaronder de ledenregisters, de doop- en lidmatenboeken en het trouwboek) van de gemeente en de naam en de archieven van de diaconie aan de hervormde gemeente resp. de hervormde diaconie toebehoren.
Wanneer een aantal gemeenteleden zich afscheidt en overgaat tot het vormen van een nieuwe gemeente onder een nieuwe naam, moet er ruimte zijn voor een gesprek over de toekomst van degenen die zich van de kerk hebben losgemaakt. Het karakter van zulk een gesprek dient overwegend pastoraal te zijn, maar ook materiële voorzieningen die voor het functioneren van die nieuwe gemeente nodig zijn, kunnen ter sprake komen. Bij dit gesprek dienen de visitatoren te worden ingeschakeld.
Het moet duidelijk zijn dat een dergelijke nieuw gevormde gemeente niet kan gelden als de voortzetting van de hervormde gemeente. Daarom kunnen de naam, de archieven en de registers per definitie niet worden overgedragen. Er is sprake van een breuk met het verleden. Anderzijds: wanneer het gaat over de goederen van de gemeente, kan het ook aanbeveling verdienen het gesprek daarover wel aan te gaan. Plaatselijke omstandigheden kunnen aanleiding geven om in overleg te treden bijvoorbeeld over het gebruik of bezit van een kerkgebouw, pastorie of verenigingsgebouw.
Een dergelijk gesprek mag in verband met interne spanningen die afscheiding van gemeenteleden teweegbrengt, niet worden overgelaten aan de plaatselijke gemeente alleen. Hierbij dient de kerk betrokken te zijn in haar meerdere vergaderingen, die zich daarbij kunnen laten bijstaan door daarvoor aangewezen of in te stellen organen.

Terzijde kan worden herinnerd aan de omstandigheid dat bij de invoering van de kerkorde van 1951 voorzieningen zijn getroffen ten behoeve van de overgang van het Algemeen Reglement naar de nieuwe kerkorde. Daarvoor werd in de overgangsbepalingen aan de ambtelijke vergaderingen en de organen der Kerk de bevoegdheid gegeven om binnen het kader van de overgangsbepalingen zelf aanvullende maatregelen te treffen die nodig of gewenst zouden blijken te zijn. Daarbij werd ook voorzien in de instelling van een 'commissie van overgang'. Bij de overgang van de hervormde kerkorde naar de kerkorde van de Verenigde Kerk zullen eveneens bijzondere voorzieningen getroffen moeten worden. Het is niet ondenkbaar in dat kader uit te werken op welke wijze de kerk bij een gesprek als hierboven bedoeld, betrokken wordt.

Maar ook als er bereidheid is om (als zich een breuk voordoet) in gesprek te gaan over de materiële voorzieningen, dan nog moet niet de gedachte postvatten dat men op deze wijze de hervormde gemeente, laat staan de Nederlandse Hervormde Kerk, zal kunnen voortzetten.'

Naschrift
In de slotparagraaf van het herschreven stuk wordt gezegd, dat er voor de verenigde kerk een kerkmodel is ontwikkeld, dat zoveel ruimte geeft aan hervormde gemeenten dat het - hervormd gezien - 'tegen de grens van het mogelijke is komen te liggen'. 'In de geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk in de 19e en 20e eeuw is nog nooit zoveel ruimte geboden aan de gemeenten die zich zeer uitdrukkelijk gebonden hebben aan de gereformeerde belijdenis als nu gebeurd is in het Samen op Weg-proces. In de verenigde kerk zullen deze gemeenten niet minder ruimte krijgen dan zij in de Nederlandse Hervormde Kerk gehad hebben'.
Dit valt feitelijk te beamen. Kerkordelijk is alle 'ruimte' gegeven. Het herschreven rapport is er ook een voorbeeld van, nu de kerk kennelijk bij scheiding kennelijk bereid is een beleid te voeren zonder eindeloos procederen over kerkelijke goederen. Bij scheiding - wat de Heere verhoede; de nota zegt dat ook - valt er te praten over geld en goed. Al dient daarbij te worden beseft dat de problemen er niet minder om zullen zijn, omdat personen in de gemeenten verschillende wegen zullen kiezen.

Intussen wordt de kern van het probleem, dat rondom SoW gaande is, wel duidelijk aangegeven. Gesteld wordt dat ruimte wordt gegeven aan gemeenten in een kerk, die kennelijk zichzelf niet bindt aan de gereformeerde belijdenis. Dat is de consequentie van de formulering 'gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht (van de vaderen)', waarbij het in de huidige hervormde kerk niet anders ligt dan in de kerkorde van een verenigde kerk. Hervormd gereformeerden staan een kerk voor, die zich als geheel gebonden weet aan de Schrift en de belijdenis. Zo'n kerk werd het onder de kerkorde van 1951 niet, zo'n kerk wordt de verenigde kerk ook niet. Dat valt niet te forceren, ook niet door een kerkorde. Daarom zal het geding om 'het recht van de hervormde gezindheid', dat is de gereformeerde belijdenis, doorgaan. Hopelijk blijven daarbij bijeen allen, die in confessie en in roeping al zoveel jaren bijeen horen. Hopelijk zullen breuken niet onvermijdelijk zijn.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

'Wat te doen als een breuk onvermijdelijk blijkt?'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's