Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog bij de tijd?

Is de gereformeerde theologie nog iets van deze tijd? Kun je er nog mee uit de voeten in een tijd waarin het accent zo duidelijk is verschoven van God naar de mens? Kun je het nog echt uitgelegd krijgen aan mensen van vandaag watje als klassiek gereformeerd theoloog bedoelt? Ik las 20 april in drie dagbladen het ANP-persbericht dat prof. dr. C. J. den Heyer in het RKK/KRO-radioprogramma Andersdenkenden gezegd heeft dat er geen bestaansrecht meer is voor de gereformeerde theologie. De tijd van een systematische geloofsleer (zoals de gereformeerde theologie in wezen bedoelt te zijn) is definitief voorbij, vindt prof. Den Heyer. Nu zal niemand er echt van opgekeken hebben toen dit bericht in de pers verscheen. Wie zijn standpunten kent, weet dat dit zijn visie geworden is.

Tegelijk las ik de rubriek Reflexen in het laatst verschenen nummer van Theologia Reformata (jrg. 44 nr. 1 maart 2001) van de hand van prof. dr. F. G. Immink waarin hij stelt 'niet de indruk te hebben dat de gereformeerde geloofspraktijk en dientengevolgde de gereformeerde theologie iets is uit de oude doos'. Hij merkt er bij op dat je dan wel tot de kernen ervan moet doordringen en dient te beseffen dat deze theologie een brede bedding heeft.

'Naast de Nadere Reformatie moetje de scholastiek weten te waarderen als een legitieme voortzetting uan de academische theo logie in gereformeerde zin. En ook moetje de gereformeerd-ethische uariant niet te snel buiten de deur zetten. Zij gingen het gesprek aan met Verlichtingscultuur op het punt uan de uerhouding tussen de Heilige Geest en de menselijke geest. Je zou kunnen zeggen da Gunning (en tot op zekere hoogte ook Noo mans) theologiseerde over het leven van Heilige Geest in de mens. En als je de christologie van Berkhof even buiten beschouwing laat, dan moetje toch zeggen dat hij op het punt uan de vernieuwing uan de mens onmiskenbaar beïnvloed is door de Caluijnse theologie. Soms denk ik we 1 eens - met alle waardering voor het accent op de openbaring in de dialectische theologie - dat we ook weer over de schouders uan Barth Miskotte heen moeten kijken naar een theologiebeoefening die niet alles in het Woord opsloot, maar Woord, Geest, geloof en leven heel dicht op elkaar betrok. Het Woord krijg gestalte in het geloofsleven.'

De vraag komt dan wel aan de orde: hoe blijven we vanuit de gereformeerde theologie aansluiting vinden bij de mens die vandaag leeft. Onlangs (23 maart 2001) werd in Kampen een congres gehouden over '75-jaar kwestie- Geelkerken'. In het Centraal Weekblad van 16 maart 2001 ging dr. G. Harinck in op de historische feiten van deze kwestie die in 1926 de Gereformeerde Kerken zo diep heeft beroerd.

'De eigenlijke kwestie is snel verteld: in maart 1924 hield Geelkerken in zijn gemeente een catechismuspreek ouer zondag 3, umarin hij uitlegde, dat het als zondige mensen moeilijk is zich de paradijselijke toestand in te denken, en dat er ook vele moeilijkheden zijn bij de uitleg uan het paradijsuerhaal, maar dat het historische/eit uan de zondeual uaststaat. Enkele gemeenteleden meenden in deze passage te beluisteren, dat Geelkerken de details in Genesis 1-3 bagate liseerde en dienden bij de kerkenraad ee zwaar in. De betreffende gemeenteleden en Geelkerken waren reeds langer niet on speaking terms. Beide partijen gauen elkaar ook nu niets toe.

Zodoende kwam de zaak op classis en particuliere synode, waar Geelkerken zijn rechters ergerde met eigenzinnig gedrag. Wat moe ten zij doen? Naar de generale synode gaan, die in 19 2 5 zou worden gehouden? Na ingewonnen advies bij de theologische hooglera ren uan de VU in Amsterdam en de Theologische School te Kampen, die de zaak ernstig opnamen, werd in oktober 1925 besloten vanwege - Geelkerkens "bedenkelijke uitlatingen ten opzichte uan het gezag der Heilige Schrift" onmiddellijk een buitengewone generale synode bijeen te roepen. In januari 1925 kwam deze synode bijeen en oordeelde na ruim een maand, dat Geelkerken inderdaad t afwijkende opvattingen huldigde. Geelkerken rd- deelde dit oordeel niet en werd door de de synode uoor drie maanden geschorst. Toen hij deze schorsing negeerde en toch voorging in zijn gemeente pakte de synode door en werd hij op 17 maart 192 6 door haar afgezet als predikant.'

Waar het mij vooral om gaat is de drijfveer die dr. Geelkerken en zijn medestanders bewoog. Geelkerken en werd gezien als de voorman van een nieuwe richting binnen zijn kerken. 'Het type vernieuwing dat Geelkerken c.s. voorstonden, hield een "accentverlegging" t in, om te zorgen dat de gereformeerden in rapport met de tijd bleuen en niet zouden "uerschompelen tot een sekte", die slechts zwoer "bij het traditionele, het bestaande".'

Modern levensgevoel

'Op de achtergrond uan dit scenario speelde het moderne leuensgeuoel uan de jaren twintig een belangrijke rol. De negentiende-eeuwse cultuur waarin Kuypers en Bauincks theologie was gebed, bestond niet meer. optimistische, christelijke cultuur was doorgelopen in de loopgrauen uan Vlaanderen, de sociale orde werd ondermijnd door de Russische reuolutie en het statische wereldbeeld was stukgebroken op de nieuwe natuurkunde uan Einstein en Max Planck. Omstreeks de oorlog ontstond een nieuwe, cynischer en pessimistischer wereld, dynamisch uan karakter en zonder zekerheden. De moderne wereld was geboren. Reeds de in 1921 ouerleden VU-hoogleraar Bauinck had gewaarschuwd dat de houvast biedende gereformeerde beginselen stukliepen op de werkelijkheid; er moesten andere w l-gen worden ingeslagen.

n De besynode had dus gelijk in zijn vooronderstelling dat er rondom Geelkerken gewichtige zaken aan de orde waren. Maar de wijze waarop hij deze tot een oplossing trachtte brengen was geforceerd, ook al omdat Geelkerken inzake het gezag uan de Schrift beter zicht had op wat hij niet wist, dan op wat s-hij wel wist. Hij is ten slotte geschorst omdat hij weigerde te erkennen, dat de zintuigelijke waarneembaarheid uan de bijzonder- - heden in Genesis 1-3 (bijvoorbeeld de sprekende slang) de enige juiste uitleg was.'

Wat toen speelde, is eigenlijk voortdurend aan de orde in de kerken. Door het getalsmatig in de minderheid raken van de meer progressieve vleugel in de kerken, krijgt het behoudende deel meer invloed en laat meer van zich horen. De inhoudelijke discussies die daarvan het gevolg zijn laten zien dat nog steeds aan de orde is: hoe vertolken we het klassieke belijden voor het heden. Hoe gaan we met elkaar om bij zoveel verscheidenheid? Dr. Harinck trekt deze gevolgtrekking naar aanleiding van de kwestie-Geelkerken:

'De kwestie-Geelkerken is geschiedenis, maar er is alle reden om zich er opnieuw op te bezinnen. In de context van hun eigen tijd begrepen, waren onze voorouders niet bezig met onzin (al was de kwestie goed uoor menige "moppentrommel" en spon de niet-gereformeerde pers garen bij dit proces), maar worstelden met hetzelfde type vragen, waarvoor wij ons vandaag gesteld zien: welke speelt de traditie in een ueranderende en geseculariseerde wereld, hoe hanteer je he kerkrecht zodanig dat er een redelijke verhouding ontstaat tussen gezag en vrijhe hoe ga je om met verschillen in de kerk, wat houdt e- het gezag van de Schrift eigenlijk in en hoe beheers je kerkelijke conflicten? '

Is de gereformeerde theologie een afgerond vaststaand geheel, eens en voor te altijd min of meer vastgelegd in formules en belijdenissen? Dat is geen nieuwe vraag, ik weet het. Maar hoe gaat een gereformeerd theoloog om met vragen die de eigen tijd hem stelt? In Woord en Dienst van 17 maart 2001 heeft dr. K. Blei een gesprek met dr. H. de Leede over diens proefschrift 'Waarachtig mens-zijn: sterven of streven - In gesprek met Hans Küng over de verhouding van christen-zijn en modern mens-zijn'. Boven het artikel van Blei staat: Christen-zijn en modern mens-zijn: gaat dat samen?

'De Leede spreekt niet tegen, dat dit voor een gereformeerde bondstheoloog voorwaar alledaags dissertatieonderwerp is. Hij weet dat hij met dit proefschrift zijn nek heeft uitgestoken. Maar, zo stelt hij: "Ik kón niet anders. Ik voel me met Küng verbonden in diens geraakt-zijn door de moderniteit. Dat heeft hem tot kritiek gebracht ten opzichte van de traditie van zijn eigen kerk, de Rooms-Katholieke Kerk. En ik zie met lede ogen vele waardevolle inzichten van de echte gereformeerde orthodoxie vandaag onder de tafel verdwijnen. Wat dat betreft, heb ik grote bewondering voor de Nederlandse e sche theologen van de negentiende eeuw,

mensen als Gunning en Chantepie de la Saussaye. Zij hadden te maken met opkomend modernisme. Hun inzet om niet daartegenover op de orthodoxie terug te vallen, maar met het modernisme in gesprek te gaan en zo tot een nieuw begrip uan het christelijk geloof en leven te komen, acht ik voorbeeldig. Wij staan vandaag als gereformeerde theologen voor dezelfde opdracht".'

Cultuurvolgend

'Ik herinner De Leede aan de opmerking hem in november igg6 hoorde maken in de triosynode, in de discussie over het com sierapport "Huwelijk en andere relatievo men". Hij zei: willen ivij als kerk cultuurvormend zijn, dan moeten ive ook cultuurvolgend zijn, want pas dan kunnen ivij cultuur-kritisch zijn. Liet die opmerking al niet iets zien van die visie die nu in De des proefschrift is neergelegd? De Lee tigt mij dat en verduidelijkt graag wat hij met dat "cultuurvolgend" bedoelde. "De moderne cultuur heeft drie kenmerken. Allereerst: een gesloten wereldbeeld; een visie waarin voor een bovennatuurlijk ingrijpen van God geen enkele plaats is. Daarmee sta je bijvoorbeeld voor de vraag: hoe leer derne mensen weer bidden? Ten tweede: een sterk appèl op het menselijk ik; op de mens als subject van zijn eigen leven. Ten slotte: een evolutionistisch levensbesef, met een grote nadruk op "groei", ontwikkeling, maakbaarheid. Als je je met het Evangelie in die wereld begeeft, gebeurt er iets m je geloof. Omgekeerd moet die moderne mondigheid worden gedoopt, geheiligd. Anders komen er ongelukken van.'

Ik acht dit een aansprekend voorbeeld hoe het zou kunnen: vanuit de reformatorische die invalshoek inhaken op een eigentijdse vraagstelling. Om zo te mis- proberen de aansluiting niet te missen r-en ons niet zomaar neer te leggen bij de kloof tussen de gereformeerde traditie en de moderniteit. Bij zijn afscheid als redacteur van Wapenveld (jaargang 51 nummer 1 februari Lee- 2001) werd een breed sterk persoonlijk de getint bevesinterview gehouden met dr. A. Noordegraaf. Noordegraaf merkt op dat hij het liefst boeken leest waarin de ontmoeting van het gereformeerd belijden met actuele ontwikkelingen in de theologie aan de orde komt. Hij herkent zich daarom in Kontekstueel omdat je mo- daarin voortdurend gepoogd wordt de vernieuwing van de eigen gereformeerde cultuur te bevorderen. En juist daarom roemt hij het proefschrift van dr. De Leede omdat hij vanuit de stellingname van Hans Küng ingaat op de vraag hoe het Evangelie te communiceren et in een postmoderne wereld. Wat dient vandaag aan de orde te komen, volgens dr. Noordegraaf?

'Als je mij vraagt waar nu belangrijke pun ten van bezinning liggen zou ik het volgende willen noemen. Is de levende God een realiteit buiten mij en nochtans voor mij o/is Hij een soort van symbool voor wat ik uit mijn eigen ervaring ook kan ophoesten. Daar lag in de jaren '70 de grote klooj met de modernisten uit de middenorthodoxie en de vrijzinnigen. Ook vandaag loopt daar de scheidslijn. Nu zegt men niet te weten wie God is, soms pantheïstisch uitgewerkt, soms agnostisch.

Het hele autonomie-denken is een tweede jront. Wat betekent dat voor een gereformeerde antropologie? Er is verschil - religieus gezien - tussen je voor God weten te staan als iemand met volstrekt lege handen, die absoluut niks in te brengen heeft, geen nagelschrapsel tot zijn zaligheid kan toedoen, volstrekt aangewezen op het oordeel van Heere God en alleen maar kan rusten op het werk van Christus én een zeker antropologisch besef van het schepselmatige, dat jij met jouw gaven en talênten mag zijn voor God.

Zoals er ook verschil is - ik noem een derde punt - tussen een visie waarin de Schrift wordt gezien als getuigenis van Gods open baring door de dienst van mensen óf zeg dat de bijbel loodrecht uit de hemel is komen -vallen. Dat laatste geloof ik niet. De Geest heeft mensen gebruikt en dus is niets mense lijks de Schrift vreemd. Maar wat houdt dan precies in?

Verder, wat wij als christenen doen en de humaniteit van niet-christenen. Zeker al ziet wat christenen er van gebakken hebben. Ik heb eens geschreven dat wat er nog aan medemenselijkheids bij niet-christenen te vinden is, te danken is aan de trouw van de Heere God. In een recensie las ik toen dat het veeleer een wonder is dat christenen nog wat goeds doen. Au, au die zit, dacht ik toen.'

Het blijft de moeite waard ons te bezinnen op de vragen die vandaag op onze tafel worden gelegd. Als we in een ghetto belanden, zijn we dan niet veel meer dan een sekte geworden?

J. MAASLAND

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's