Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk vijftig jaar op orde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk vijftig jaar op orde

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vijftig jaar geleden, op 1 mei 1951 trad de huidige hervormde kerkorde in werking. Deze kerkorde verving na een jarenlange discussie het in 1816 bij Koninklijk Besluit afgekondigde 'Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde kerk'. Algemeen leefde het idee dat de kerk niet met dat reglement door kon gaan. Het is dan ook geen wonder dat de bijeenkomst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, waarbij de nieuwe kerkorde werd aangeboden, een feestelijk gebeuren was. Groot was de dankbaarheid dat het 'juk' van de oude reglementbundel was afgeschud en dat de kerk met een nieuw elan verkondigend en belijdend haar taak in deze wereld kon gaan vervullen. Dat bleek wel tijdens een bidstond in de Westerkerk op de avond van diezelfde eerste mei, waarbij voorging prof. dr. S. F. H. J. Berkelbach van der Sprenkel, de voorzitter van de Commissie voor de Kerkorde.

Na een halve eeuw is het tijd voor een terugblik. Heeft de nieuwe organisatie en structuur van de kerk dat gebracht wat de 'vaders' van de nieuwe kerkorde voor ogen hadden? Is bewaarheid geworden wat de tegenstemmers - de hervormd-gereformeerde synodeleden stemden op een enkeling na tegen - vreesden? Functioneert de kerkorde nog steeds als een samenbindend element van een Christus belijdende kerk?

Terugblik

Een terugblik op vijftig jaar kerkorde vinden we in het boek De kerk op orde? , dat afgelopen vrijdag, 27 april jl. werd aangeboden aan dr. B. Plaisier, de secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk. Het boek is uitgegeven bij het Boekencentrum en bevat - onder de redactie van prof. dr. W. Balke, prof. dr. A. van de Beek en dr. J. D. Th. Wassenaar - een zeventiental opstellen, waarin auteurs van diverse pluimage hun ervaringen en gedachten weergeven over vijftig jaar leven met de hervormde kerkorde van 1951. Zoals de redactie in de inleiding van het boek schrijft, lopen de bijdragen in het boek sterk uiteen. Er is tevredenheid en teleurstelling, instemming en protest, naast precieze academische analyses en persoonlijke reacties. Ik kom hierop met een enkele kanttekening nog terug. De bijeenkomst in Doorn, waar het boek werd aangeboden, werd geopend door prof. Balke die een korte kenschets van het boek gaf. Men wilde, aldus prof. Balke, in 1951 na 150 jaar 'besturenkerk' terug naar het presbyteriale karakter van de kerk in Nederland. Maar wat is er van die presbyteriale droom terechtgekomen? Zijn de oude 'bevelstructuren' niet teruggekeerd? Een verschuiving van apostolaat naar apparaat? Op deze en andere kritische vragen wordt in het boek ingegaan. Daarop overhandigde prof. Balke het

eerste exemplaar van het boek aan dr. Plaisier. Deze ging in een korte inleiding in op vijftig jaar kerkorde. Hij waarschuwde ervoor niet al te hoge verwachtingen te hebben van een kerkorde. Niet de kerkorde vernieuwt, dat moet de gemeenschap van de kerk zelf doen. Wel moet de orde van de kerk daartoe alle ruimte geven. De kerkorde snoert niet de kerkgemeenschap in, maar nodigt uit, schept orde, geeft de pas aan. Een goede kerkorde nodigt uit tot zulk kerkelijk leven dat daarin het gezicht van Christus zichtbaar wordt. Kortom, de kerkorde moet niet gebruikt worden als een rigide wetboek van gedetailleerde regels, maar als een ordening waarmee de kerk gemeenschap van Christus kan zijn en zo in de wereld kan staan en gaan.

Juridificering

Helaas laat ook de juridificering van de samenleving zich in de kerk gelden, aldus dr. Plaisier. De regels van de kerkorde worden uitgeplozen en gebruikt voor het eigen gelijk, zonder ze te toetsen aan hetgeen de opstellers als visioen voor ogen hadden. Zo wordt vijftig jaar kerkorde herdacht met onder meer een toespraak van een advocaat die namens een aantal hervormde gemeenten de hervormde kerk voor de rechter aanspreekt op grond van een uidegging van de eigen kerkordelijke regels.

De advocaat die dr. Plaisier bedoelde, is mr. L. Hardenberg, die ook een bijdrage in het boek heeft geleverd. Deze hield tijdens de bijeenkomst een korte causerie over kerk en recht in historisch perspectief, toegespitst op de kerkrechtelijke structuur van de Hervormde Kerk. Maar vooraf verontschuldigde hij zich. Het kerkrecht - van onder meer de Hervormde Kerk - wordt niet meer onderwezen aan juridische studenten. Een civiel jurist, zoals een burgerlijke rechter en een advocaat, kan daarover dus nauwelijks een oordeel geven. Wel kan die zich verdiepen in de historie en daaruit lessen trekken. Zo is, lijkt mij, ook zijn boeiende bijdrage in het boek tot stand gekomen, die handelt over het eigene van het recht van de kerk ten opzichte van het Nederlandse recht. Zijn conclusie is dat het kerkrecht niet een deel van het Nederlandse recht maar een afzonderlijk recht is, gebouwd op een eigen grondslag, die niet is die van de Staat der Nederlanden en zijn recht. Dat lijkt mij in beginsel juist, zij het dat ook de kerk zich niet buiten het gewone recht kan plaatsen, maar rekening heeft te hou- . den met allerlei wettelijke regels. Ze is om maar een voorbeeld te noemen onderworpen aan de fiscale wetgeving en moet dus in voorkomende gevallen gewoon belasting betalen. Voor wat betreft de inrichting en structuur van het kerkelijk leven is de kerk echter vrij en niet onderworpen aan de regels van het burgerlijk recht. Daartoe roept zij eigen regels, eigen recht in het leven. Het is geen recht vanwege de Staat gegeven, maar vanwege de kerk, onafhankelijk van de Staat en het recht van de Staat.

In zijn lezing gaf mr. Hardenberg in het kort de resultaten weer van zijn historisch onderzoek. Van de tijd van de Zeven Verenigde Nederlanden, toen er nog geen scheiding was van kerk en staat (de Staten-Generaal achtten zich dan ook bevoegd de nieuwe vertaling van de Bijbel officieel goed te keuren; vandaar de aanduiding 'Statenvertaling'), tot de nieuwe kerkorde van 1951. Deze brak met de oude orde die onder invloed van koning Willem I sterk centralistisch was, dat wil zeggen denkend vanuit het hoogste orgaan, de synode. De eigen plaats van de gemeenten werd veronachtzaamd. De commissie, onder leiding van prof. mr. P. Scholten, die de nieuwe kerkorde voorbereidde, wilde dat anders. Het hoogste gezag, onder onze Heere Jezus Christus, zou aan de plaatselijke gemeenten komen. Daarin zou de kerk haar wortels hebben, zoals het bij de Reformatie ook was geweest. Anders gezegd, de kerk moest niet synodaal, maar presbyteriaal zijn (presbyter is oudste of ouderling). Deze gedachte is dan ook in de kerkorde verwerkt, bijvoorbeeld in artikel I, waarin staat dat de Nederlandse Hervormde Kerk 'bestaat' uit al de Hervormde gemeenten. Niet, zoals aanvankelijk de opzet was, 'omvat' zij de gemeenten. Zo beoogt artikel V dat de verschillende ambtelijke vergaderingen van de kerk nevengeschikt zijn, de ene mag niet heersen over de andere.

Bestuur en beheer

Ook mr. J. J. H. Post, die evenals mr. Hardenberg gemeenten bijstaat in procedures tegen de kerk, legt in zijn bijdrage in het boek de nadruk op de plaatselijke gemeente, zij het vanuit een andere invalshoek. Hij besteedt in het bijzonder aandacht aan het onderscheid tussen bestuur en beheer. Bestuur betreft dan de leiding in de geestelijke zaken van kerk en gemeente, beheer de leiding in de materiële zaken. Mr. Post beschrijft hoe bestuur (kerkenraad) en beheer (kerkvoogdij) vóór 1951 in onze kerk gescheiden waren. De ouderlingen en diakenen hadden niets te zeggen over stoffelijke zaken en omgekeerd. Dit leidde tot veel geharrewar en zelfs openlijke strijd, waaraan men met de nieuwe kerkorde een einde wilde maken door - kort gezegd - de kerkvoogden als ambtsdragers op te nemen in de kerkenraad. Ook zouden alle gemeenten voor wat betreft het beheer onder een zeker toezicht van provinciale organen komen, zoals vóór 1951 in vele gemeenten overigens al gold (oud toezicht). Voor gemeenten die deze stap nog niet konden maken, nog geen ouderling-kerkvoogden wensten en het oude vrije beheer (of het oude toezicht) wilden voortzetten, werd een overgangsbepaling gemaakt. Men verwachtte dat nagenoeg alle gemeenten zich in de loop van een jaar of vijf wel aan de nieuwe regeling van het beheer zouden aanpassen, waarna de overgangsbepaling kon vervallen. Dat bleek echter niet te gebeuren. In 1962 waren 643 gemeenten aangepast, hadden 450 nog het oude toezicht en 359 gemeenten vrij beheer.

Mr. Post geeft weer hoe de kerk ten slotte wilde dat er een einde kwam aan de overgangsbepaling. Op 1 januari 1996 zouden alle gemeenten aangepast moeten zijn. Verschillende gemeenten legden zich hier echter niet bij neer. Zij verdedigden voor de burgerlijke en de kerkelijke rechter hun 'vrije positie'. Tot nu toe tevergeefs. De rechter houdt de gemeenten aan de regelgeving van de kerk waarvan zij deel uitmaken.

Presbyteriaal-synodaal

Naar mijn mening moet niet uit het oog verloren worden dat de Nederlandse Hervormde Kerk niet uitsluitend getekend kan worden met de uitdrukking 'presbyteriaal'. Dan zou de landelijke kerk in feite niet meer zijn dan een gemeenschap van autonome

plaatselijke gemeenten. In de gemeente zou dan de kérk gevonden worden. Deze kerken kunnen zich aaneensluiten tot een landelijk verband, maar deze kan niets tegen ieders wil doen of regelen. Voor deze optie kiest als ik het goed zie mevr. dr. G. Hoekveld- Meijer in haar bijdrage 'Feuilles Mortes' (dorre bladeren; vergelijkt zij hiermee de kerkorde? ), die kennelijk ook af wil van de ambtelijke structuur (onder de merkwaardige uitroep dat de dominee in de kerkorde een 'sjamaan' is die de macht in handen heeft; zo worden, zegt mevr. Hoekveld, 'betaalde ambtsdragers ambtenaren in een kantoor dat geen kerk is'). Ook prof. dr. G. D. J. Dingemans neemt afstand van de presbyteriaal-synodale structuur in zijn opstel 'Het presbyteriaal-

synodale kerkrecht: van voorsprong tot achterstand.'

De kerkorde van onze kerk gaat - ook gelet op de totstandkoming daarvanvan dit strikt presbyteriale zeker niet uit. In de kerkorde heeft ook het synodale (en classicale) aspect een belangrijke plaats. De kerk heeft een presbyteriaal én synodaal karakter. Het presbyteriale voorop. Het grondvlak, de (ambtelijke vergadering van de) gemeente is het uitgangspunt van Christus kerkvergaderend werk. Daarnaast zijn er de 'meerdere' niveaus, de andere ambtelijke vergaderingen: de classis en de synode. Deze zijn niet 'hoger', in een hiërarchisch verband, maar 'anders', zij het dat zij soms bevoegdheden hebben die in de gemeente ingrijpen. Dat moet echter de gemeente dienen en is niet bedoeld om te heersen. De structuur van de kerkorde houdt in dat de gemeenten niet in een los, op eigen inzicht gebaseerd verband tot elkaar staan, maar deel zijn van een groter verband dat een eigen bestaan kent en de regels voor dat verband vaststelt. Een evenwicht dus. Niet enkel de gemeente - die zo zij dat wenst het grotere verband zou kunnen verlaten - , niet een hiërarchisch verband - zoals de Rooms-Katholieke Kerk die kent - maar een evenwicht tussen beide, een organisch geheel waarbij de kerk niet zonder de gemeenten kan bestaan en geen gemeente buiten de kerk kan bestaan.

De kerk op orde

Als gezegd lopen de bijdragen in het boek zeer uiteen, zowel wat betreft affiniteit met de kerkorde als beleving van het kerkzijn. Het voert te ver dieper op de stof van het boek in te gaan of zelfs alle bijdragen maar te noemen. Mevr. dr. mr. H. Oostenbrink- Evers bespreekt op evenwichtige wijze het ambt in de kerkorde, terwijl prof. Balke 'signalen' van O. Noordmans aan de orde stelt. Zijn belangrijkste signaal is wel dat de kerk pastoraal en apostolair moet zijn ingesteld op de wereld vol chaos en nood. Balke vraagt zich af of het apostolair elan niet verloren is gegaan en of de kerk zich niet verliest in de stroomlijning van een uit zijn 'fut' gegroeid kerkelijk apparaat naar de seculiere wetten van efficiency. Ten behoeve van de nood van onze tijd moet de kerk op orde zijn, aldus prof. Balke. Weer anders op hèt apostolaat gaat dr. ir. J. van der Graaf in. Het apostolaat heeft het belijden als het ware opgeslokt. We moeten zeker de wereld in, maar dan wel met de Christusbelijdenis op de lippen. In hoofdstuk III worden de ambtelijke vergaderingen besproken, in hoofdstuk IV beheer en recht (interessant vond ik de beschrijving door dr. P. van den Heuvel van de kerkelijke rechtspraak), terwijl in het slothoofdstuk V onder de kop 'Terugblik en vooruitzicht' enkele persoonlijke impressies worden gegeven, in het bijzonder gericht op gedachten over het kerkelijk samenleven in de toekomst.

MR. D. G. VAN VLIET, WILNIS

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De kerk vijftig jaar op orde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's