Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed om de opening van het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed om de opening van het Woord

DE EREDIENST

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de eredienst wordt doorgaans twee keer gebeden. De eerste keer aan het begin van dienst. De tweede keer aan het eind van de dienst: voor de slotpsalm. Soms worden gebeden het voor- en nagebed genoemd. Daar is niet alles mee gezegd. Veel van de psalmen die wij zingen zijn gebeden. Zinge belijden we schuld, zingend roepen we de Heere God aan om Zijn aanwezigheid, Zijn genade, Zijn liefde en heil. Hoe vaak zal er ook niet in stilte worden gebeden: onder de preek, een gebed om genade, een gebed van van aanbidding. Daarom is de kerk 'een huis van gebed'.

De gebeden in de dienst zijn uiting van wederkerigheid. God spreekt. En van die inspiratie leeft het gebed. We leren bidden in reactie op het spreken van God. Wederkerigheid: de Heere spreekt. Het initiatief in de eredienst ligt bij Hem. Maar, vervolgens worden ook wij helemaal ingeschakeld. We bidden door Jezus Christus, 'als door Zijn mond' (Calvijn). Dat geldt ook voor de gebeden in de eredienst. We spreken God aan. We heiligen Zijn Naam. In het gebed in de eredienst klinkt aanbidding en lofprijzing voor Gods majesteit. Het voornaamste stuk van de dankbaarheid, dus van de dienst aan God is: het gebed. We zijn op heilige grond, we zitten en staan voor Gods troon. Bidden hoort thuis in de binnenkamer, het is de persoon- • lijke en vertrouwelijke omgang met God. Maar in de samenkomst van de gemeente bidden we samen: als gemeente naderen wij tot God. We worden er ook geoefend in de gebeden. Godsdienstoefening is ook oefening in de gebeden. In de dienst der gebeden is daarom zorgvuldigheid en eerbied geboden. In dit artikel komt het voorgebed aan de orde: het gebed om de opening van het Woord en de verlichting door de Heilige Geest.

De plaats van dit gebed

De plaats van het voorgebed is onder hervormd-gereformeerden verschillend. Sommigen geven het een plaats voor de schriftlezing, anderen erna. Waarom dit verschil van plaats in de eredienst? Dat dit gebed na de schriftlezing een plaats vindt heeft oude wortels. De voorlezer nam eertijds een grote plaats in in de eredienst. Hij las aan het begin van de dienst Gods wet en ook de gedeelten uit de Schrift die uitgangspunt voor de prediking vormden. Daarna kwam de predikant pas binnen. Hij beklom de kansel en ging voor in de dienst der gebeden. Daarom gebeurt het nog dat eerst het schriftgedeelte wordt gelezen en er daarna wordt gebeden. Het theologisch motiefis: we lezen eerst de Schrift, daar worden ons de gebedswoorden aangereikt. Op deze manier, vanuit de Schrift, komen we tot de gebeden.

Steeds meer heeft de predikant de taak van de voorlezer overgenomen. En daarmee heeft de plaats van dit eerste gebed in de dienst zich gewijzigd, in plaats van na de schriftlezing nu ervoor. Er is een aantal motieven dat hier voor pleit. In de eerste plaats belijden we op deze manier dat we de Heilige Geest nodig hebben om de Schriften die wij lezen te verstaan. Van nature verstaan we de dingen van de Geest van God niet. We bidden dat het Woord voor ons opengaat wanneer het gelezen wordt. Een tweede argument om hier dit gebed te plaatsen is dat op deze manier tot uitdrukking wordt gebracht dat de lezing uit de Schrift en de verkondiging van de Schrift één geheel vormen. De dienst van het Woord bestaat uit schriftlezing én verkondiging. Op deze manier brengen we onder woorden voor de hele dienst van het Woord Gods Geest nodig te hebben én we houden de schriftlezing en de verkondiging zo dicht mogelijk bij elkaar. Een derde argument is dat we in onze gereformeerde eredienst het moment van schuldbelijdenis en verootmoediging niet meer kennen als een zelfstandig onderdeel van de eredienst. De lezing van Gods wet verootmoedigt ons, zet ons op onze plaats voor de heilige God, ontdekt ons aan onze zonden. Vanwege de aspecten van schuldbelijdenis en verootmoediging is er veel voor te zeggen dit gebed meteen een plaats te geven na de lezing van Gods wet en het zingen van de psalm.

Vrije de gebeden

deze In onze erediensten zijn we gewend een vrij gebed uit te spreken. Wanneer nd u achter in uw kerkboekje kijkt, ziet u daar diverse gebeden die ook voor de eredienst bestemd zijn. Deze formuliergebeden, o.a. 'Gebed des zondags voor de predikatie', werden in de tijd na de Reformatie uitgesproken in de kerkdienst. Ze waren verplicht. Dit gebruik werd meegenomen uit de eredienst van de Roomse Kerk in de Middeleeuwen. Daar werden uitsluitend vastgestelde gebeden uitgesproken. De Reformatie nam dit over. Wel werd de inhoud van de gebeden aangepast. Een vrij gebed werd lang tegengehouden. Men wilde orde in de eredienst. Men was bang voor oneerbiedigheid, een teveel aan eigen emoties van de voorganger in de dienst van de gebeden. Dat is goed te begrijpen. In de begintijd van de Reformatie had men veel last van de Dopers. Zij beriepen zich op de Geest. Maar het werden vaak emotionele situaties waarin alle rust en orde verdween. Bovendien: in de gebeden ging het om de openbare dienst van de gebeden. Iedereen moest er bij betrokken kunnen zijn. Iedereen moest kunnen meebidden. Daarom mocht het accent niet komen liggen op de de eigen woordkeuze van de dienaar. Uiteindelijk is het er toch van gekomen: de formuliergebeden werden steeds minder gebruikt. In de plaats daavan kreeg het vrij uitgesproken gebed de overhand. Ondertussen is ons in de gebeden achter in ons psalmboek een grote schat aan geestelijk erfgoed overgeleverd. Wie die gebeden leest, komt diep onder de indruk van de geestelijke kracht van deze gebeden. Iedere dienaar zou deze gebeden regelmatig moeten doorlezen. Ze vormen een heilzame en zegenrijke correctie op onze eigen woordkeus. De kerk van de Reformatie heeft lang deze gebeden gebruikt. Ook in de gebeden houden we de verbondenheid met de kerk van eeuwen voor ons. Wie zondag aan zondag geroepen wordt voor te gaan in de dienst der gebeden heeft ook gebedsoefening nodig. Gods Geest oefent ons in ons gebedsleven. Hij is de Geest der gebeden. Gods Heilige Geest gebruikt echter steeds de middelen. De gebeden achter in ons kerkboekje kunnen van die middelen zijn om verdiept en verrijkt te worden in de gebeden. Bovendien komen we hier onder de indruk van de zorgvuldigheid waarmee men de dienst der gebeden heeft verricht. Dienaren van het Woord moeten zorgvuldig omgaan met de gebeden. Voorbereiding op de dienst van het Woord is een voorwaarde voor de verkondiging. Zo bereiden we ons ook voor op de dienst der gebeden. We naderen tot God! Dat vraagt naast spontaniteit niet minder om eerbied, orde en zorgvuldigheid.

Gemeente

Hier ligt ook een taak voor de gemeente. Op de dag van intrede zongen we onze nieuwe predikant toe: 'Dat op uw klacht de hemel scheure...'. Zou dat gebed niet voortdurend een plaats moeten hebben. Dienaren hebben de leiding van Gods Geest nodig om de Schrift te onderzoeken en te verkondigen. Zij hebben ook de Heilige Geest nodig om de gemeente in de gebeden voor te gaan. Mij ontroert het meestal diep als de ouderling van dienst de Heere God bidt om aan de voorganger ook de Geest der gebeden te schenken. Op die manier kan de dienaar van het Woord, samen met het volk, in Gods gemeenschap komen in het gebed.

In de eredienst

Gebeden in de eredienst zijn anders dan in de binnenkamer. In de binnenkamer zijn we met God alleen. We spreken bij de gebeden in de eredienst over de openbare dienst der gebeden. De dienaar is een tolk van het volk. Hij spreekt namens de gemeente tot God. Zoals hij niet zijn eigen woord vertolkt tijdens de verkondiging, zo is hij ook in de gebeden de tolk van de gemeente naar God. Dat vraagt een geestelijk inlevingsvermogen van de voorganger en een fijngevoeligheid om te onderscheiden waar het op aankomt. Hij brengt de vreugden en de zorgen, de schulbelijdenis en de verwondering over Gods genade zo voor Gods troon, dat de gemeente kan meebidden. Het is de gemeente

die bidt, het is haar gebed, verwoord door de voorganger. Een mooi gebed, rijke gaven van gebed, betekenen nog niet dat het ook een werkelijk gebed is. Soberheid en eerlijkheid zijn steeds weer onmisbare voorwaarden.

Verootmoediging

Komend vanuit ons dagelijks leven komen we voor Gods Aangezicht samen. In onze gebeden zoeken we de Heere. We ontmoeten Hem. We roepen Hem aan. Maar, de Heere God is de Heilige. We lopen niet zomaar even bij Hem binnen. We worden in de eredienst geconfronteerd met Gods waarheid over ons leven. En in die confrontatie komt ook altijd weer onze eigen leugenachtigheid en zondigheid aan het licht. Petrus riep uit: 'Ga uit van mij, ik ben een zondig mens'. Ik denk ook aan de woorden uit de Heidelberger: 'Wat hoort tot zo'n gebed dat God aangenaam is en door Hem verhoord wordt? ' In het antwoord komt o.a. ter sprake dat 'wij onze nood en ellendigheid grondig kennen, opdat wij ons voor het aangezicht van Zijn majesteit verootmoedigen'.

We komen voor de heilige God met al onze gedachten, met onze emoties, met heel ons doen en laten van de week die voorbij is gegaan. We staan voor Hem in de schuld, steeds weer! En omdat we in onze gereformeerde eredienst geen ander moment van schuldbelijdenis kennen, vindt het in ons gebed plaats. Dat heeft een diepe gedachte in zich. Schulbelijden doen we niet in de ruimte weg, maar doen we voor Gods aangezicht. Daniël is ons er in voorgegaan: 'Wij hebben gezondigd en hebben onrecht gedaan, • en goddeloos gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten' (Dan. 9 : 5). Juist in een tijd waarin het schuldbesef afneemt, vertolken we binnen de gemeente onze schuld voor God, onze zonden tegenover Hem. De Heere, onze God is een God van recht. Zonder belijdenis van schuld kunnen we de Heilige God niet ontmoeten. Daarbij gaat het niet alleen om een optelsom van onze verkeerde daden, maar veelmeer en dieper een uiting van onze verslagenheid tegenover God. Diep komt men onder de indruk van de belijdenis van zonde en schuld in het gebed in ons kerkboekje dat kan worden uitgesproken op de zondag voor de prediking. Daarbij valt bovendien de warme en betrokken aanspraak voor God op: 'O eeuwige en allergenadigste Vader, wij verootmoedigen ons uit de grond van het hart voor Uw hoge majesteit...'. Maar, daarmee hebben we tegelijk de juiste toonzetting van de schulbelijdenis en de verootmoediging in de gereformeerde eredienst. We doen in onze diepte een hartstochtelijk beroep op de barmhartigheid van God in Jezus Christus. Verootmoediging om onze zonden staat niet op zichzelf, biddend vluchten we naar Gods genade en erbarmen. Verder in het gebed in ons kerkboek staat de zin: ... zo roepen wij U van harte aan, in het vertrouwen op onze Middelaar Jezus Christus, Die het Lam Gods is, dat de zonde der wereld wegneemt, en bidden U, dat Gij wilt medelijden hebben met onze zwakheid, ons om Christus' wil al onze zonden vergevend'.

Hier klinkt behalve verslagenheid ook een roep om troost, genade, om Gods liefde in Christus.

De opening van het Woord

Wij bidden in dit voorgebed God om de opening van het Woord. We slaan onze ogen op naar Hem en bidden om Zijn zegen over de dienst. Zijn zegen is ten diepste Zijn aanwezigheid. Het is het gebed om de krachtige doorwerking van Gods Heilige Geest. Dat suggereert niet dat de Heere God ons Zijn Woord gesloten heeft aangereikt. Wij belijden dat de woorden van God helder en duidelijk zijn. Maar, wij kunnen over de woorden van God niet beschikken. Telkens weer gaat het erom dat de woorden van God opengaan voor ons. Dat wij zelf er in betrokken raken, dat ons de ogen opengaan, dat ons hart opengaat, zodat wij de woorden van God verstaan en ontvangen. Dat gebeurt niet vanzelf. Niet bij de dienaar en niet bij de gemeente. Daarom bidden we voor gemeente én dienaar om de leiding van Gods Heilige Geest zodat tijdens de lezing én de verkondiging de woorden van God aanraken en ons hart vervullen. Dat bereikt geen enkele dienaar van zichzelf, welke kanselgaven hij ook heeft.

Daarom horen 'de opening van het Woord' en 'de verlichting door de Heilige Geest' onlosmakelijk samen. Juist Gods Geest verlicht ons hart dat duister is. Hij opent onze harten om te horen. Door Hem ontvangen wij de woorden van God. Hij brengt ons door de woorden van God tot geloof en bekering. Hij raakt ons om ons verzet op te geven. Hij stort de liefde van God in onze harten onder en door de verkondiging. Daarom bidden wij God om het werk, om de leiding van de Heilige Geest. We kunnen over Zijn werk, Zijn aanwezigheid niet beschikken. Dat is steeds weer genade. De Heere God wil er om gebeden zijn. En wij kunnen niet zonder. Een dienst zonder dat Gods Heilige Geest in ons midden is verkilt. Daar ademen we niet in de ruimte van Gods genade.

Onze gebeden rusten in de belofte van Christus: 'Al wat gij de Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven'. We pleiten bovendien op Christus' beloften: 'Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen'.

Na deze gebeden gaat de Schrift open, worden de woorden van God verkondigd. En de dienst voltrekt zich, in het spanningsveld van het werk van Gods Geest.

G.D. KAMPHUIS, AMSTELVEEN

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 2001

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het gebed om de opening van het Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 2001

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's