Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vers manna voor elke dag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vers manna voor elke dag

DE REFORMATIE EN HET WOORD - 31 OKTOBER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe moeten we de Heilige Schrift gebruiken om er nut uan te hebben? 'Door het Woord te aanvaarden, met volk verzekerdheid van ons gemoed, als de waarheid, die van hemel is gekomen, ons eraan te onderwerpen in volle gehoorzaamheid, het uan harte lief te hebben en in ons hartgeschreuen te hebben om het geheel te uolgen en ons ernaar te heruormen'. (Catechismus uan Genèue, antw. 302).'Want evenals God alleen een voldoende getuige is aangaande Zichzelf in Zijn Woord zo zal ook dit Woord niet eerder geloof vinden in de harten der mensen, dan wa het door het inwendige getuigenis van de Geest bezegeld wordt'. (Calvijn, Institutie, I, 7, 4).

In vele toonaarden is telkens weer uitgezegd en uitgeschreven, dat de Reformatie de herontdekking van het Woord betekende. Sola Scriptua, de Schrift alleen. De Schrift werd onder de stolp van de kerkelijke traditie en het kerkelijk leergezag vandaan gehaald. De Bijbel heeft gezag in zichzelf, omdat deze gezag heeft vanuit de hemel.

De Reformatie mag echter vooral ook een beweging van de Heilige Geest worden genoemd, omdat juist ook het werk van de Geest, niet alleen in de totstandkoming van het Woord maar ook in de uitwerking van het Woord werd beleden.

De Reformatie bleef niet steken in een formeel Schriftgezag, maar paarde aan de belijdenis van het gezag van de Schrift het inwendig getuigenis van de Heilige Geest. Zodat het in art. 5 van de Nederlandse Geloofs Belijdenis kwam tot een tweevoudig belijden: we houden de boeken van de Schrift niet alléén voor waar, omdat de Kerk dat doet, maar óók omdat de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat ze van God zijn. Dat laatste treft men ook in bovengenoemde citaten aangaande het Woord: 'in ons hart geschreven' en bezegeld door 'het inwendige getuigenis van de Geesf.

In het Woord en door de Geest is de Drie-enige God ons zeer nabij gekomen. 'Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart' (Rom. 10 : 8). Zodat ook waar wordt: 'Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis, door zijne smaak, èn hart èn zinnen strelen' (Ps. 119 : 84 ber.).

Mensen

Omdat de Heilige Geest, die Zelf God is, Zich vrijmachtig van het Woord bedient, durfde de Reformatie het aan om het Woord in handen van mensen te geven. Dat was een waagstuk. Werd niet eeuwenlang het Woord alleen veilig geacht onder de hoede van de Kerk en zo in de uitleg van de Kerk? De Reformatie gaf het Woord vrij, zodat de Geest er op directe wijze mee kon gaan in-werken in harten en levens van mensen. Dat schiep op zichzelf ook de rechte mondigheid. Geen slaafse horigheid aan de Kerk of aan haar leringen, met als consequentie, dat als de kerk dwaalt de leden der gemeente worden misleid; maar onderworpenheid aan Gods Openbaring alleen. * * *

Zo was het ook bij de wording van het Woord als zodanig toegegaan. De profetie is niet onstaan door de wil van de mens. Maar heilige mensen Gods, door de Heilige Geest gedreven, hebben ze gesproken (2 Petr. 1: 21). De mens werd erbij ingeschakeld. Door inspiratie van de Geest. De bijbelschrijvers waren geen gebruiksvoorwerpen. Bijbelschrijvers mochten, ieder met eigen stijl en accenten, Gods woorden te Boek stellen. De menselijke eigen aard van de schrijver mocht helemaal meedoen, zonder dat dit een tittel of jota afdeed van het openbaringskarakter van het Woord.

En verder: bij de wording van de canon werd de mens ook helemaal ingeschakeld. De zes en zestig boeken werden ooit door een besluit van mensen tot één Boek samengevoegd; maar ook hier, naar we geloven, onder de verlichting van de Heilige Geest. Wie kennis neemt van de weg van de canonisering van de Bijbelboeken, komt onder de indruk van de leiding, die de Heilige Geest ook hier aan mensen gaf.

Dr. H. Bavinck merkt in zijn Gereformeerde Dogmatiek dan ook op, dat de Heilige Geest bij het beschrijven van Gods Woord 'niets menselijks heeft versmaad om tot orgaan te dienen van de het goddelijke'.

Mag juist daarom ook niet elk mens, zelf het Woord lezen en onderzoeken? ! nneer Dat heeft de Reformatie met kracht geponeerd. De Geest maakt het Woord waar. De Geest doet buigen voor het gezag van het Woord. En wanneer voor het gezag van het Woord wordt gebogen, raakt een mens ook nooit uitgelezen en uitgeleerd in het Woord. Onderzoek van het Woord is Calvijns levenswerk geworden. Zijn imposante Schriftverklaring is daarvan het bewijs. Calvijn zei het Augustinus na: 'Ik beken dat ik behoor tot het getal dergenen, die vordering makende schrijven en schrijvende vordering maken'. De canon van de Schrift is weliswaar afgesloten maar het Woord wordt in de vordering van een mensenleven steeds meer en steeds en dieper 'waar' en geeft zo ook groei aan het geloof. Louter strijden voor het formele Schriftgezag, zonder dat het ooit 'waarheid in het binnenste wordt', mist de dieptedimensie van de waarmakende Geest.

Grondvraag

Zo heeft de Reformatie de Schrift ook 'vrij' gegeven in de theologie als wetenschap. In theologisch wetenschappelijk onderzoek mag ook de rijkdom van de Schriften worden ontdekt en doorgegeven. De wereld kan dientengevolge om zo te zeggen de geschreven boeken over en vanuit de Heilige Schrift nauwelijks bevatten. Theologisch wetenschappelijk bezig zijn met de Schrift: betekent dan allereerst de grondwoorden spellen. Bijbelvertalen is 'woordjes spellen', zei ooit dr. E de Graaff. Maar het betekent ook naspeuren wat de Schriftwoorden bedoelen te zeggen, anders gezegd: wat de Bijbelschrijvers onder verlichting van de Heilige Geest in hun dagen bedoelden te zeggen. Dat betekent onderscheidend bezig zijn. Wetenschap is altijd kritisch, namelijk afwegend, onderscheidend en scheidend. Zo ook de theologische wetenschap. De grondvraag bij dit alles is wel hoe de grondhouding ten aanzien van de Schrift is bij het bedrijven van theologische wetenschap in het algemeen en bijbelwetenschap in het bijzonder. Heerst de Schrift over de rede of heerst de rede over de Schrift? Van het laatste geeft de geschiedenis schrijnende voorbeelden. 'Hure Vernunft' (zei Luther) heerste dan over de Godsopenbaring. Ik noem hier met name de Schriftkritische wetenschap van de 19e eeuw, die kerk- en geloofsondermijnend heeft gewerkt. Van de Schrift bleef niet meer over dan een verzameling menselijke geschriften, waarmee de (wetenschappelijke) mens, in plaats van in de vrijheid van de Geest, naar menselijke willekeur mocht omgaan.

Historisch

Bij het 75-jarig bestaan van de Gereformeerde Theologische Studenten Vereniging 'Voetius' te Utrecht verscheen een bundel, getiteld Het Hoge Woord (red. A. Terlouw en A. J. Zoutendijk), geschreven door reünisten van de vereniging. Daarin staat een gedegen bijdrage van de christelijke gereformeerde hoogleraar B. J. Ooste over 'Schriftgezag en modern bijbelonderzoek'. Dat hoofdstuk begint met een duidelijke afwijzing van die vorm van Bijbelonderzoek, die in het begin van de 18e eeuw opkwam en gekenmerkt was door: 'o.a. een zich losmaken van het gezag van de Heilige Schrift en een absoluut vertrouwen van de menselijke rede'. 'Goddelijke openbaring van buitenaf werd ontkend en wat voor de rede niet bestaanbaar gold werd als in strijd met de waarheid geloochend'.

Binnen het raam echter van de aanvaarding van het gezag van de Schrift als goddelijke Openbaring zal, voor goed verstaan, de Schrift onderzocht dienen te worden, ook in haar wording en gang door de tijd. Oosterhoff zegt letterlijk: 'Het heeft de ogen geopend voor verschillen in stijl, voor de compositie en historische groei der bijbelboeken en de onderdelen daarvan. Dit kritisch onderzoek van de Schrift is, wanneer het niet leidt tot e kritische beoordeling en zelfs ueroordeling uan wat God ons in Zijn Woord te zeggen heeft (cusr. van mij, v.d.G.), niet alleen geoorloofd, maar ook onmisbaar en noodzakelijk. Het geeft ons beter inzicht in de wijze waarop onder de lei-

ding van Gods Geest de Schrift is geworden.'

Het gaat hier op het scherp van de snede: niet Gods Woord kritisch beoordelen maar Gods Woord onderscheidend onderzoeken, om zo des te beter het Woord te verstaan.

Probleem

Het probleem zit 'm echter altijd weer in de uitleg van de Schrift. Daarbij is in de onderscheiden bijbelboeken de vraag wat historisch is en wat symbolisch. Nooit nog heeft iemand een sluitende uitleg van het boek Openbaring kunnen geven, omdat het boek vol is van symboliek, vol van beeldtaal. Hoe valt dit boek, dat de geschiedenis in apocalyptisch perspectief plaatst, feitelijk, historisch te duiden? Maar ook waar de Schrift duidelijk historisch is, gaat het om een andere geschiedschrijving dan die we in de geschiedenisboeken vinden. Hier liggen soms lastige vragen. Die te stellen betekent niet voet geven aan enige vorm van Schriftkritiek, waarbij wij mensen Gods Woord be> - of veroordelen. Wat OosterhofF zelf betreft, hem is wel verweten dat (ook) hij vragen heeft gesteld bij het historisch of symbolisch karakter van bepaalde Schriftgedeelten, vooral bij de eerste hoofdstukken van Genesis. Maar hij deed dit, naar onze overtuiging, zonder het Openbaringskarakter van de Schrift in twijfel te trekken. Hij stond daarmee in de spanning tussen historiciteit en symboliek. Daarin heeft hij intussen niet het laatste en beslissende woord gesproken.

Wie echter Calvijns commentaren kent, weet hoe hij bij de Schriftuitleg altijd ingaat, soms diep ingaat op wat anderen vóór hem hebben gezegd. Hij weegt nauwkeurig af en komt zelf tot een oordeel. Calvijn wikt en weegt om te verstaan wat de Schrift Zelf wil zeggen en komt dan vaak tot scherpe kritiek en afwijzing ten aanzien van wat de Kerk van zijn dagen met de Schriftwoorden deed. Daarbij grenst hij af naar zowel de Kerk van Rome als naar de overgeestelijke dopersen. Ook bij hem duikt evenwel soms de vraag naar de aard van het 'historisch' karakter op. Bij de eerste hoofdstukken van de Bijbel zegt hij bijvoorbeeld, dat God Zich in de beschrijving van de 'Historie van Zijn scheppingswerken', heeft geschikt naar ons menselijk bevattingsvermogen.

Men kan overigens aan de betrouwbaarheid van de Schrift en het gezag ervan helemaal recht willen doen en, wanneer het op de uideg aankomt, nochtans eigen, vrije wegen gaan. Aan de ene kant is er de verwoestende Schriftkritiek, die de Bijbel verlaagt tot een verzameling van louter menselijke geschriften.

Dan is er óók een stroming, die de grondwoorden van de Schrift voluit ernstig neemt maar intussen de historiciteit van de Schrift in twijfel trekt of ontkent (de Amsterdamse School: 'Het verhaal gaaf).

Maar het andere uiterste is, dat van de betrouwbaarheid en het gezag van de Schrift niets wordt afgedaan, terwijl men in de uitleg direct overgaat tot vergeestelijking van alles wat historisch is. Men komt direct tot een allegorische uitleg.

Reformatie nu

Doordat de Reformatie de mens het Woord Gods in handen durfde geven, is het intussen ook gekomen tot heel verschillende uitleg van de Bijbel. Er heeft zich op grond van hetzelfde Woord zelfs een verscheidenheid van kerken en kerkelijke stromingen ontwikkeld; met ook een verscheidenheid van leeropvattingen, ook binnen 'Schriftgetrouwe' kerken.

Het is de les van de Reformatie tot op vandaag, dat het Woord niet mag worden overwoekerd en overstemd door traditie en leerstellige vooringenomenheid. Ook de leer der Kerk, ook het belijden der Kerk voegt zich onder de heerschappij van het Woord. Het belijden is nooit met het Woord gelijk te stellen. De Geest schept belijden uit het Woord, niet inspirerend, zoals bij de Schriftwording, maar verlichtend: bij het licht van de Schrift. Daarom mag toch ook altijd 'dwars door de belijdenis heen' (Graafland) naar het Woord Gods Zelf worden doorgestoten?

'De leer tegen het licht'. Dat is altijd weer nodig. Vandaag is er nieuwe bezinning, zeg beweging rondom het Woord, met alle discussie daaraan verbonden. Wat is de boodschap voor nu? Hoe brengen we de Bijbel over van de o b g contekst van de tijd, waarin ze ontstond, naar de eigen tijd?

Wie de vinger legt bij het gevaar, dat ook vandaag de menselijke rede over de Schrift gaat heersen en de Schriftkritiek toeslaat, die in de geschiedenis kerken en gemeenten heeft verwoest, heeft ons aan zijn kant. Maar daarmee is niet alles gezegd. De vraag is of Bijbelonderzoek gewettigd is; en zo ja hoe. Want er wordt gelukkig ook vandaag nog diepgaand gevorst, om de Schrift vanuit het verleden voor het heden te verstaan, zonder dat aan het Schriftgezag te kort wordt gedaan. Dat is puur reformatorisch. Terug naar het oord (alleen).

Manna

Het volk Israël moest in de woestijn het manna dagelijks rapen. Ook vandaag kunnen we met het manna van gisteren niet toe. Het Woord, dat in de zestiende eeuw vers en nieuw werd geraapt, wil ook vandaag de weg banen naar Christus, op een verse en levende eg (Hebr. 10 : 20).

De vraag is of er ook vandaag nog wel eens iets nieuws in het Woord wordt ontdekt, dat van betekenis is voor hart en leven van mens en wereld. We hebben nodig dat de Geest, die het Woord gebruikt als voertuig door de tijden heen, vandaag ook het Woord waar maakt in het hart; ook in onze apocalyptische tijd, met zijn vele verschrikkingen.

Afgelopen zaterdag werd in de Westerkerk in Amsterdam een nieuw boek gepresenteerd van (de 92-jarige!) dr. W. Aalders: De apocalyptische Christus - Volgens TeNaCh, Septuagint en Evangelie. Vers geraapt manna, gebracht aan de vooravond van 31 oktober 2002, enkele weken na 11 september. Een boek als vrucht van Bijbelonderzoek, Bijbelwetenschap, vooral van Bijbelgeloof. Voorin het boek staat een gedicht van zijn moeder, mevr. Alida Aalders-Ingwersen (1879-1972).

Bijbel heet het Boek der boeken. 'Onze Bijbel' zeggen wij: Voor u; ie naar de Waarheid zoeken, Geeft hij die, en meer daar bij. Onze Bijbel is een schat! Ach, dat ieder mens die had!

Bijbel, Boek der openbaring Van Gods gunsten, Gods gena. Geeft ons inzicht en verklaring Van Gods heil, Hallelujah! Onze Bijbel is een schat! Ach, dat ieder mens die had!

V.D.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Vers manna voor elke dag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's