Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkenwerk in een belevingscultuur [I]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkenwerk in een belevingscultuur [I]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Boeken en brochures over de praktijk van het kerkenwerk blijken nog altijd in een behoefte te voorzien. Naast handzame handboekjes die een praktische leidraad vormen verschijnen er met de regelmaat van de klok uitvoerige studies op dit terrein. Richten de eerste zich met name op geïnteresseerde gemeenteleden en kerken werkers, die uitvoerige studies zijn vooral bedoeld voor predikanten en theologiestudenten aan een universiteit of hbo-opleiding.

In dit veelstemmig koor mengen zich nu Joke J. Ploeger-Grotegoed en Albert K. Ploeger. De eerste heeft haar sporen verdiend als deskundige op het terrein van de gemeenteopbouw, terwijl Albert Ploeger als docent en kerkelijk hoogleraar in de praktische theologie zich vooral heeft beziggehouden met leerprocessen en godsdienstpedagogische vragen. Nu leggen zij als vrucht van jarenlange praktische en theoretische arbeid een lijvig boek op tafel, getiteld De gemeente en haar verlangen. Van praktische theologie naar de geloofspraktijk van de gemeente 1 (Kok, Kampen, 780 blz., € 44, 50). Daarin stellen zij vanuit hun visie op praktische theologie het hele veld van het kerkenwerk aan de orde.

Met dit lijvige werk staan de auteurs in een Groningse traditie. De Groningse hoogleraren in de praktische theologie, dr. P. J. Roscam Abbing en dr. G. D. J. Dingemans, gingen hun ook in dit opzicht voor. Roscam Abbing pu-bliceerde in 1980 een dik boek, getiteld Predikantswerk, dat ook het hele terrein vanuit verschillende gezichtshoeken probeert te bestrijken, terwijl Dingemans enkele jaren na zijn afscheid een boek van ruim 650 bladzijden op tafel legde, De stem van de Roepende, waarin hij probeert de christelijke traditie op een nieuwe wijze te verwoorden in haar relevantie voor kerk en samenleving.

Doelstelling en plaatsbepaling

Wat de schrijvers willen, geven zij al direct in het begin aan: 'Wij pleiten in de informatiemaatschappij voor open gemeenten, waar individuele mensen zichzelf kunnen zijn, terwijl zij het "grote verlangen" kunnen delen' (16). Met dit boek beogen zij een beschrijving te geven van en een reflectie op de overgang van een traditionele gemeente naar een open gemeente die bij de tijd is en de signalen vanuit onze cultuur verstaat. Als lezers denken zij aan SoW-gemeenten en ik denk dat ik hun geen onrecht doe als ik dat vertaal met 'gemeenten uit het midden van de kerk'. Zelf spreken zij over gemeenten die leven in de spanning van een actieve kern en een grote groep binnen de volkskerk, leden die kerk en/of geloof van verre volgen. In een interview in Trouw geven zij aan dat zij zich richten op de midden-orthodoxie, niet op vrijzinnigen, noch op evangelischen, noch op gemeenten behorend tot de Gereformeerde Bond.

Deze plaatsbepaling schept helderheid, maar roept tegelijk wel een probleem op. Moetje daar dan uit concluderen dat wie niet past in dit plaatje het boek beter ongelezen kan laten? Ik zou dat betreuren. Het is waar, datje altijd schrijft in een referentiekader datje vertrouwd is. Maar anderzijds vormen we samen de kerk en hebben we een boodschap aan elkaar. Ik heb de indruk dat dat voor velen kerkbreed niet meer geldt. Ieder heeft als in een hotel zijn eigen kamer of suite; men ontmoet elkaar misschien in de hal of de eetzaal, maar een echt gesprek is er niet meer bij.

Ik herken de feitelijkheid van een plurale kerk. Ik pleit ook voor een kerk met ruimte. Dat lijkt me goed hervormd. Maar dat sluit een kritisch gesprek niet uit. Bij de positiebepaling van de Ploegers bekruipt me het gevoel dat bij voorbaat dit gesprek tussen haakjes gezet wordt. Of lees ik hen dan verkeerd?

In elk geval meen ik dat wie niet tot de doelgroep behoort, er goed aan doet om van dit boek kennis te nemen. Niet alleen omdat er veel uit te leren valt, maar ook omdat de theologische visie die er uit spreekt door velen in de kerk gedeeld wordt. Het lijkt me voor de toekomst van belang dat we daar grondig met elkaar over in gesprek raken, terwille van de worsteling om een kerk die belijdend in de wereld wil staan. Ik wil niet bij voorbaat toegeven aan een postmodern relativisme. Trouwens dat doen de auteurs van dit boek ook niet. Zij nemen wel degelijk posities in en staan kritisch tegenover andere stellingnamen.

Een kritisch gesprek impliceert ook dat we de vragen die zij stellen en de problemen die ze signaleren serieus nemen. Want het culturele klimaat dat zij in hun boek schetsen, gaat geen enkele gemeente voorbij. Ook wij als hervormd-gereformeerden moeten eerlijk erkennen dat we de antwoorden niet paraat hebben, als ik denk aan de manier waarop we de randkerkelijken - de mensen die nog wel in de kaartenbakken staan, maar nauwelijks meer kerkganger zijn - moeten benaderen of aan de missionaire uitdaging die de vertolking van de boodschap in een postmoderne cultuur betekent, aan de manier waarop de kerkdienst functioneert en aan de manier waarop er gepreekt wordt. En om nog een ding te noemen: meer en meer zullen we te maken krijgen met de vraag naar de

betekenis van de andere religies in onze samenleving voor de taak en roeping van de kerk.

Naslagwerk

Het is overigens niet makkelijk dit boek te bespreken. Dat komt vooral door de vele onderwerpen die aan bod komen: Habermas en Ricoeur, Berkhof en Moltmann, filosofie en theologie, de grootsheid van New York en het Hollandse platteland, liturgie en ritueel, diaconaat naar binnen en naar buiten, enkeling en gemeenschap, culturele en kunstzinnige tendensen, methoden in de praktische theologie, de positie van de predikant, de vrijwilligers, de studie in de pastorie, modellen van gemeenteopbouw, visies op de kerk, de preekopzet, het beroepingswerk, de media en internet, passieve en actieve leden enz. enz. Er zit in die veelheid iets vermoeiends. Je kunt snel de draad kwijtraken.

De charme van het boek is wel dat het een naslagwerk vormt, waar men een schat aan informatie in vindt over alles wat met het kerkenwerk te maken heeft. Ik dejik aan het overzicht over kerkmodellen, over concepten van gemeenteopbouw, stromingen in het pastoraat, typen van eredienst, het voorwerp van de praktische theologie, homiletische theorieën. Een uitvoerig register van trefwoorden wijst de lezer hierbij de weg.

Indeling

Het boek is als volgt ingedeeld. In een inleidend hoofdstuk komen de theologische uitgangspunten aan de orde en geven de schrijvers een schets van onze cultuur. Hoofdstukken II-IV gaan in op problemen in de beoefening van de praktische theologie, de relatie tot de sociale wetenschappen, de hermeneutische vragen, de opzet voor een onderzoek door een predikant in de pastorie. In hoofdstuk V schetsen de schrijvers de omtrekken van een leer van de kerk onder praktisch-theologisch gezichtspunt. De kenmerken, de functies, de structuren en typen van de kerk komen ter sprake, alsmede de kernvragen waarmee we in het kerkenwerk binnen SoW-gemeenten te maken krijgen.

In de hoofdstukken VI tot en met XI (304-710) volgt dan de bespreking van de onderdelen in het kerkenwerk en de verschillende vakken in de praktische theologie: gemeenteopbouw, liturgie, diaconaat, de leer van de media, pastoraat, homiletiek, gemeentepedagogiek, terwijl het laatste hoofdstuk gewijd is aan de werkers in de gemeente, de spiritualiteit van de kerkenwerkers en het beroepingswerk.

Hoofdlijn

Wat is nu de hoofdlijn van dit boek? Het gaat de schrijvers om de relevantie van het geloof voor mensen van vandaag. Wat kan het christelijk geloof in een samenleving die op het beleven is ingesteld, een samenleving van mondige individuen, betekenen en wat houdt dit in voor het werk in een gemeente die positief en open op de veranderingen wenst in te gaan? Vooral dat laatste is kenmerkend voor de auteurs: een positieve benadering van onze tijd. 'Bijbel en traditie enerzijds en het "leven in de informatiemaatschappij hier en nu" anderzijds zijn voor haar (de moderne praktische theologie, A.N.) gelijkwaardige uitgangspunten van theologie en geloof geworden' (76). Die positiebepaling is helder. Wat bedoelen de auteurs met gelijkwaardigheid? Bezinning op de praktijk van geloof en gemeente-zijn kan aan de vragen van de eigen cultuur niet voorbijgaan. We staan er midden in. Wie daar niet mee rekent, vergist zich. En in de schets van de trends in de cultuur die de schrijvers geven, is veel te herkennen waar ook hervormdgereformeerde gemeenten mee te maken hebben. Maar ik hik toch wat aan tegen dat woord 'gelijkwaardig'. Loop je dan niet het risico dat het kritisch tegenover vanuit de Schrift en de confessie van de kerk verloren gaat of in ieder geval weinig tegenstuur meer kan bieden? Een reformatorische benadering gaat toch uit van de Schrift als bron en norm voor gemeente-zijn. Dat sluit de vertaalslag niet uit - en wie eerlijk is moet erkennen dat dat geen simpele zaak is - maar dat betekent wel een kritische positie in kerk en samenleving. Ik wil daar in een tweede artikel nog wat nader op ingaan.

A. NOORDEGRAAF

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kerkenwerk in een belevingscultuur [I]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's