Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkenwerk in een belevingscultuur [2]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkenwerk in een belevingscultuur [2]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

erlangen als kernwoord

Wat betekent de door Joke en Albert Ploeger bepleite gelijkwaardigheid tussen Bijbel/christelijke traditie enerzijds en de eigentijdse cultuur anderzijds? Die vraag spitst zich toe als ik let op de omschrijving van de kern van het geloof die als volgt luidt: 'het verlangen naar en het besef van het rechtvaardige en goede leven met God' (19). Op blz. 46 wordt dit verlangen gelijkgesteld met het verlangen naar het Koninkrijk Gods. 'De ervaring van het goede leven noemen we genieten. Alle mensen hebben wel een besef van het goede leven en ervaren gemis wanneer kwaad en onrecht hen treft. Geloven betekent dan ook niet alleen een samen genieten, maar ook samen het menselijk gemis uithouden.' Het is duidelijk dat de schrijvers daarmee geen pleidöoi voeren voor een genotscultuur, integendeel diaconale bewogenheid met de lijdenden, de armen en de rechtelozen dient een grondhouding van de christelijke gemeente te zijn.

De twee polen van de gemeentepraxis zijn dan ook de liturgie, de omgang met God in lof en dank, gebed en voorbede, en de diakonia, de dienst aan de naaste. De schrijvers wijzen dan op Bonhoeffers beroemde woorden over bidden en het doen van gerechtigheid. Om met Noordmans te spreken - en hij sloot daarin aan bij Calvijn - : de liturgie in de kerk en de liturgie op straat.

Ik herken en beaam deze tweeslag. Tegelijk maakt de omschrijving die de Ploegers geven me wat onzeker. Wat is precies met dit grote verlangen bedoeld? Enerzijds spreken ze erover als over een mentaal vermogen dat elk mens bezit, zodat het verlangen zowel een godsdienstige als niet-godsdienstige inhoud kan hebben. Ook de werkelijkheid van kunst, natuur en levensbeschouwing leidt tot een spiritueel aanbod dat we in verschillende levensvisies terugvinden. Anderzijds spreken de auteurs met nadruk over het christelijk verlangen dat door God zelf gewekt en gewerkt wordt en voor de inhoud van dit verlangen zijn we aangewezen op de Bijbel en de christelijke traditie.

Hoe verhouden zich nu die twee: het algemene en het bijzondere? Is het algemene menselijke verlangen een soort vloertje voor het christelijk verlangen? Sluit het een naadloos bij het ander aan? Of geeft het christelijk geloof een eigen invulling aan het algemene verlangen? Ik krijg daar in dit boek niet goed zicht op. Op blz. 55 lees ik een zin die in de richting van mijn laatste vraag wijst: Het vage, algemene concept moet ingevuld worden als christelijk verlangen vanuit de Bijbel en de christelijke traditie. Maar in een adem voegen ze eraan toe: 'We hadden als "vulling" ook kunnen kiezen voor bijvoorbeeld het islamitische of humanistische verlangen, maar in ons verband spreekt het vanzelf dat we de algemene werkhypothese van het verlangen invullen voor het christelijk geloof'. En op blz. 57 worden de verschillende gestalten van het verlangen gezien als een kader dat ruimte schept voor pluraliteit, omdat het verlangen niet gebonden is aan een bepaalde godsdienstige invulling. Christenen delen dan dus het verlangen met anderen.

Leven door de Geest

Mijn aandacht wordt gespitst als de schrijvers het christelijk verlangen omschrijven als leven door de Geest. Je denkt dan onwillekeurig aan de apostolische woorden over de Geest als eerstelingsgave van het komende Rijk van God, aan het zuchten van de Geest, aan de woorden van het vierde Evangelie over de Trooster. Op zich heb ik grote waardering voor dit accent op het werk van de Heilige Geest. Het is jarenlang onder invloed van een eenzijdige barthiaanse theologie tekortgekomen. En wie in het spoor van de Reformatie en de Nadere Reformatie wil gaan, herkent en beaamt de grote betekenis van het werk van de Geest die ons toe-eigent hetgeen we in Christus hebben.

Maar dat laatste moet er dan wel bij. De Geest verheerlijkt Christus, doet ons leven uit Hem, doorkruist en ontmaskert ons opstandig verzet en ons zondig begeren en richt ons verlangen op Hem. Als de Geest van Christus is de Geest ook de grote Criticus die de leugen, de waan, de schijn ontmaskert en het menselijk verlangen naar een goed leven toetst.

Christus en de Geest

Juist op dit punt roept het boek van de Ploegers vragen op. In hun pleidooi voor een trinitarische theologie, volgen zij bepaald niet het spoor van het klassieke dogma van de kerk der eeuwen.

Op blz. 28 wordt gezegd 'dat de ene God op drie wijzen werkt aan het heil van de schepping en dat de inzet voor het rechtvaardige en goede leven bepaald wordt door het geloof in de trouw, de liefde en de gerechtigheid van de Vader, de joodse Zoon des mensen en de Heilige Geest'. Dat het God Zeifis Die in Jezus tot ons komt als Verzoener en Verlosser komt nauwelijks naar voren. Jezus wordt gezien als de mens van God, die na Zijn dood voor christenen de eerste nieuwe mens bij God, de garant van de komst van Gods Koninkrijk is geworden.

Inzake de verhouding tussen Christus en de Heilige Geest, bepleiten de schrijvers een relatieve zelfstandige pneumatologie in de lijn van Van Ru- Ier, Moltmann en Dingemans.

Deze verzelfstandiging betekent dat zij de Geest ook aan het werk zien via niet-christenen, in de zin van buiten Christus om, ja dat de Geest inwerkt op mensen, christenen of niet, los van de traditionele overlevering en hun nieuwe dingen leert over de God van Israël. En dan voegen zij eraan toe: 'Overal op aarde waar mensen humaan handelen en dit humane handelen onder woorden brengen in theoretische geschriften, verhalen of andere symbolische taal en handelingen mag de gelovige christen dit zien en aanvaarden als de seculiere werking van de Heilige Geest' (45).

Wat is de kritische toets?

Op deze wijze ontstaat er inderdaad ruimte om de vele visies op levensbeschouwelijk terrein in onze plurale cultuur en de vele individuele verlangens naar een goed en humaan leven positief te benaderen als uiting van verlangen naar het Rijk Gods.

Maar wat is dan de kritische toets? Ik heb de indruk dat de auteurs zullen zeggen: dat is de humaniteit, het opkomen voor recht en menselijkheid. Nu geef ik graag toe dat dat niet niets is en de gereformeerde theologie heeft vanuit de notie van de algemene openbaring oog gehad voor sporen van normbesef en medemenselijkheid buiten de muren van de kerk. Maar tegelijk wist men dat humaniteit nog iets anders is dan het heil van het koninkrijk, de verzoenende relatie met God door het offer van Christus.

Ook Van Ruler heeft meermalen uitgesproken dat we zomaar niet bij de humaniteit zijn, maar dat dat door de poort van de verzoening en de rechtvaardiging heengaat. Nu zijn er ook in dit boek wel passages waar de schrijvers dit bijzondere van het heil willen honoreren, maar de opmerkingen daarover worden direct weer overstemd door veralgemeniserende uitspraken over de universele werking van de Geest in allerlei religies.

De vraag die de uiteenzettingen over het geloof als het door de Geest gewekte verlangen bij mij achterlaat, is of religiositeit en christelijk geloof hier niet erg vlot met elkaar verbonden worden. Waar blijft de noodzaak van de verzoening met God, van geloof en bekering als de weg om te delen in het heil? Wat betekent de breuk van de zonde ten opzichte van het algemeen menselijke verlangen? Kunt je de bijbelse notie van het koninkrijk van God zomaar vereenzelvigen met het goede leven?

Dat de door de auteurs voorgestane visie op het door de Geest gewekte verlangen in gemeente en samenleving ook gevolgen heeft voor hun visie op de kerk en het kerkenwerk wil ik in een derde bijdrage aan de orde stellen.

A. NOORDEGRAAF

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kerkenwerk in een belevingscultuur [2]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's