Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

O p 14 december 2001 promoveerde ds. B. Aalbers te Kampen op een proefschrift, getiteld Judas, één van de twaalf (zie Aankondigingen in het nr. van vorige week). Hier volgen enkele stellingen.

• Als een van de twaalf is Judas eerder een vertegenwoordiger uan het christendom dan uan het jodendom.

• Van de uele verklaringen uan de naam Iskariot uerdient man van Kariot de voorkeur.

• Als gebaar was de kus uan Judas niet gebruikelijk tussen een leerling en zijn rabbi. Daarom is de kus uan Judas een toonbeeld uan respectloos gedrag.

• In het SoW-proces stellen Gereformeerde Bonders ten onrechte zwaardere eisen aan de leden uan de Gereformeerde Kerken in Nederland dan aan hun eigen mede-hervormden.

• Behalve een knap stilist en een taalkunstenaar, was Okke Jager ook een bekwaam exegeet.

• De term bijbelgetrouw - door sommige christenen op zichzelf toegepast - gaat uit uan een misuerstand en staat opgespannen uoet met wat de Schrift zelf ons leert, bijvoorbeeld in Spreuken 27.2, Filippenzen 2.3 en Romeinen 14.10

• Preken zonder een volledig uitgeschreven tekst bevordert de communicatie uan de voorganger met de hoorder.

• Een laatste, speelse stelling is overbodig. Hier volgen ook nog enkele passages uit het voorwoord (een 'terugblik vooraf').

• 'De promotor had mij geleerd altijd door te gaan met schrijuen, onafhankelijk uan zin of geen zin, inspiratie of geen inspiratie.'

R. E. M. VAN DEN BRINK

• 'De droom was korte tijd verstoord geweest, maar toen had hij zich hartstochtelijk op zijn dissertatie gegooid. [...] Zoueel stof, zoveel aantekeningen. Een vormeloze massa die langzaam de berg afschoof, uaart kreeg, steeds ongrijpbaarder werd. [...] Met uerdubbelde ijuer verzamelde hij nog meer materiaal. [...] Toen hoorde hij dat een ander hem uoor was. Iemand in Berlijn was bezig met dezelfde teksten. Met u/elke uondsten kwam die man binnenkort uoor de dag? '

JAN SIEBEUNK

• 'Van de tien lijuigste proefschriften die uorig jaar uan de drukpers ploften, komen er zes uit de geschiedkundige hoek. Opuallender nog is dat de schrijuers doorgaans geen promotiestudenten zijn, maar mensen met banen of een pensioen.'

MAARTEN KEULEMANS/DIRK WOLTHEKKER

• Een collegapromouendus schreef: Er is geen onderzoek gedaan naar de relatieve duur uan de periode van "wanhoop en uertwijfeling" bij iedere promovendus. Maar het uermoeden is gewettigd dat dit uooral is in de tweede helft uan de tijdsduur uan uoorbereiding. Zo ook in ons geual. Men is als het ware ouer de berg heen maar iedere bergbeklimmer weet dat de afdaling altijd het geuaarlijkste stuk is. Het laiuinegeuaar is uooral groot in het zicht uan het (warme) dal. Hoe komt dat nu? Wanneer de contouren uan het boek zich scherper aftekenen duikt de uraag op of het gestelde wel uoldoende wetenschappelijk en dus enigermate grensuerleggend is. Aan die uraag ontkomt blijkbaar niemand. Die periode ouerleeft hij het beste als de promouendus denkt dat hij zo sterk als een paard en zo koppig is als een ezel. Plus het al gestelde: blijuen doorschrjjuen en zo min mogelijk omkijken, anders glijd je beslist uit.'

I n Tijdschrift uoor Nederlandse Kerkgeschiedenis schreefTanja Kootte een boeiend artikel over de ige-eeuwse remonstrantse hoogleraar Abraham des Amorie van der Hoeven. Hier volgt een fragment:

'Abraham des Amorie uan der Hoeven is geboren in Rotterdam uit het huwelijk uan Abraham uan der Hoeuen en Maria uan der Wallen uan Vollenhouen. Deze laatste was nog een uerre nazaat uan Jacobus Arminius. Bij zijn doop ontuing Abraham teuens de naam Des Amorie naar zijn grootmoeder uan uaderszijde. Van der Hoeuen studeerde enkele jaren in Leiden onder andere bij de grote kanselredenaar J. N. uan der Palm. Vanaf 1816 zette hij zijn studie uoort aan het Remonstrants Seminarium te Amsterdam. In 1820 kwam Van der Hoeuen in zijn geboortestad op de kansel te staan. Daar trok de beminnelijke predikant zoueel toehoorders dat in het oude kerkgebouw aan de Visschersdijk ueiligheidsmaatregelen noodzakelijk waren. Meer dan eens raakten mensen in de nauwe gangen van de schuilkerk in de knel. Plezierige bijkomstigheid was wel dat de collectes zo ueel opbrachten dat de drie aldaar werkzame predikanten in 1821 een extraatje kregen uan elk 400 gulden.

Het duurde niet lang of Van der Hoeuens roem bereikte ook het hof. In 1821 mocht hij in de Brusselse Augustjjnerkerk, waar de Nederlandse protestanten bijeenkwamen, preken in aanwezigheid uan koning Willem I. Van der Hoeuen merkte hierouer op dat het uoor hem een aantrekkelijke gedachte was dat de "naneef uan

Arminius het Evangelie zou verkondigen aan den doorluchtigen naneef van Maurits". Van der Hoeven stond bekend als een groot kanselredenaar. Hij was een voorstander van de "gememoriseerde" preek en sprak zijn gloedvolle betogen dan ook uit het hoofd. Die gerichtheid op de retorica bracht hem tot studie van het iverk van de kerkvader die "guldenmond" heette, Johannes Chrysostomus. Van der Hoevens voordrachten gingen, volgens tijdgenoten, soms door merg en been. Met zijn "rijzige gestalte, hoog gewelfd voorhoofd, fijn besneden mond", gecombineerd met een "welluidende en omvangrijke stem", wist hij op velen indruk te maken. Na Van der Palms dood was hij dan ook de aangewezen persoon om toespraken te houden bij die typisch ige-eeuwse onthullingen van nationale standbeelden. Zo sprak hij in 1841 te Vlissingen bij het standbeeld van Michiel de Ruyter in aanwezigheid van koning Willem II en prins Hendrik. Vier jaar later wist hij zijn gehoor tot tranen toe te roeren tijdens een plechtige redevoering bij de onthulling van het ruiterstandbeeld van prins Willem I voor het paleis aan het Noordeinde. Van deze laatste toespraak bestelde de koning nog dezelfde maand honderd exemplaren terT wijl zijn echtgenote Anna Paulowna haar vertaalde voor het Russische Hof. Ook op andere wijze was er waardering van koninklijke zijde. In 1829 mocht Van der Hoeven zich Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw noemen en vanaf 1849 Commandeur.

De talentvolle prediker had inmiddels carrière gemaakt. In 1827 verliet Van der Hoeven Rotterdam om aan het Remonstrants Seminarium te Amsterdam te gaan doceren. Zijn vaderstad zag hem node gaan. Maar de jonge hoogleraar beloofde wel nog zesmaal per jaar terug te komen om te preken.'

v.D.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's