Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eed in de Heilige Schrift [3]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eed in de Heilige Schrift [3]

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. Het zweren van God

Wanneer er een eed wordt afgelegd wordt er bij God gezworen, onder aanroeping immers van Zijn Naam. We hebben gezieifdat dit lichtvaardig kan gebeuren maar dat de eed op zich nodig isf en dus moet en mag afgelegd worden door mensen.

Maar de Schrift spreekt ook van het zweren van God Zelf. Indrukwekkend hoort de aartsvader Abraham wanneer hij zijn zoon Izaak aan God heeft willen offeren Hem zeggen: 'Ik zweer bij Mijzelf, Gen. 22 : 16. De woorden 'bij Mij 'staan voorop en krijgen daardoor het volle accent. De werkwoordsvorm staat in het perfectum maar heeft de zin van onze tegenwoordige tijd. De eed is eigenlijk inleiding op de belofte van God en onderstreept het hoge belang van deze. In later tijd wordt aan die eed herinnerd door Mozes - zie hieronder - en door Zacharias in Luk. 1: 73. God slaat de daad van Godsvrucht en van gehoorzaamheid aan Zijn eis van de aartsvader heel hoog aan.

Van het zweren van God spreekt ook Mozes, zoals ik al opmerkte, in zijn voorbede voor het volk dat Hij door de zonde van het gouden kalf dreigt te zullen verteren, Ex. 32 : 13. Hij sloot immers Zelf het verbond met Abraham. Daar kan Hij toch niet vanaf, want Hij zwoer daarbij zelfs!

Ook in de profetische prediking wordt nogal eens gesproken van de eed van God Zelf. Ik wijs op Jes. 45 : 23: 'Ik heb gezworen bij Mij zelf...'. God voert een voornemen uit. En zweert Hij bij Zichzelf dan is Zijn God - zijn dus de garantie voor de betrouwbaarheid van wat Hij verklaart. Doet Hij Zijn voornemen en belofte niet gestand dan wil Hij niet meer als God worden beschouwd!

Ook in Jer. 22 : 5 is sprake van een eed van God. Hij zwoer dat bij ontrouw van koning en volk het koninklijk paleis een puinhoop zal worden. Nog een voorbeeld geef ik u, en dan verwijs ik naar Amos 6 : 8, waar we lezen: 'De Heere HEERE heeft gezworen bij Zichzelf...'. In de profetische boodschap spreekt Hij Zijn afschuw uit over de trots van Israël. God zweert bij Zijn 'nefesj' dat is bij Zijn eigen Wezen. Als Hij een eed doet waarborgt Hij daarbij het onverbrekelijke van het door Hem uitgesproken woord in dreiging en belofte.

Een vraag ter toepassing is deze: Laten we ons door de ernst van Zijn waarachtig woord in de bedreiging en door de troost ervan in de belofte ook leiden?

4. Het zweren van Gods kinderen

Reeds vroeg in oude tijden hebben de kinderen van God gezworen. We denken aan Abram die tegen de koning van Sodom betuigt gezworen te hebben niets van heel de have voor zich te nemen, Gen. 14 : 22. Daarbij werd het gebaar gemaakt van de opheffing van de hand, dat bij het zweren behoort, zie Num. 14 : 30. Dat gebaar kennen wij ook nog. De zin ervan is niet alleen en zozeer het wijzen naar boven, waar God woont, maar om Gods aandacht erop te vestigen, Hem er bij te hebben. De aartsvader noemt de Heere daarbij 'God, de Allerhoogste, Schepper van hemel en aarde'. De eed legt getuigenis af van de onveranderlijkheid van zijn besluit niets van hem aan te nemen. In deze tekst wordt overigens voor de allereerste keer in het Oude Testament melding gemaakt van een eed!

Abram heeft later zijn vertrouwde knecht, de oudste van zijn huis, de zogeheten 'major domus, ' voor en bij God plechtig, met symbolisch gebaar onder ede gesteld dat hij voor zijn zoon Izaak geen heidense vrouw zou nemen, Gen. 24 : 2 en 3. Abram legt hier zelf dus geen eed af maar legt die een ander op.

Later heeft Jakob zijn zoon Jozef op dezelfde wijze hem laten zweren, dat hij niet in Egypte maar in het beloofde land, bij zijn voorgeslacht begraven zou worden.

We zien dat op heel beslissende momenten in de heilsgeschiedenis de aartsvaders niet schroomden de eed te gebruiken ter bevestiging van een gevraagde en gedane belofte. Abrams kleinzoon, Jakob, heeft Ezau doen zweren af te zien van het eerstgeboorterecht, Gen. 25 : 33. Dat was eigenlijk misbruik maken, niet alleen van de omstandigheden, maar ook van de eed, die heilig is. Op slinkse wijze maakte hij hem de zegen afhandig, de eed gold voor heel het leven. Ik kan ten slotte ook nog wijzen op David en Jonathan die hun verbond met een eed bevestigden, 1 Sam. 20 : 3 en 17.

5. Het zweren van de profeten

Nog kort bespreken we 'de eed van de profeten' wanneer ze de boodschap van hun Zender uitspreken en overbrengen.

Het 'alzo zegt de HEERE' is vaak de inleidingsformule op het betrouwbare Woord van God, waarbij duidelijk wordt dat zij niet - zoals de valse profeten wel deden - kwamen met een eigen woord.

Nog sterker accent valt op de betrouwbaarheid van wat God laat aankondigen wanneer de Godsman een eed bij het leven van Hem doet. Heel indrukwekkend geschiedt dat, zie 1 Kon.

17 : i, als Elia een rampzalige droogte aan koning Achab voorzegt als oordeel van God. Het lijkt ongelofelijk maar toch wordt het bittere werkelijkheid. Daarom ook legt de profeet een eed af.

Hierbij kan nog worden opgemerkt dat dit in Israël de enige legitieme eed is. Een schandelijke nabootsing ervan lezen we in Am. 8 : 14.

In Ezech. 33 : 11, om nog een ander voorbeeld te noemen, leidt de profeet de boodschap van God, Die geen lust heeft in de dood van de goddeloze, in met de woorden 'Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE...'. Kennelijk had men in die tijd de gedachte dat Hij er bepaald behagen in had om de doodstraf aan schuldigen te voltrekken. Wat een harde en wrede gedachte van God! Nu verhaalt de profeet dat God Zelf er een eed op gedaan heeft niet graag de goddeloze te doden. Integendeel, Hij heeft lust in diens bekering en leven! Hebt u dat ook wel eens echt mogen geloven dat de Heere niet uit is op uw ondergang maar wel op uw behoud?

W. CHR. HOVIUS, APELDOORN

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De eed in de Heilige Schrift [3]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's