Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liever prediker dan keizer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liever prediker dan keizer

BEZINNING OP DE PREDIKING [7]

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

'De dwaasheid der prediking': dat is een gevleugelde uitdrukking van de apostel Paulus. Als het goed is, wordt iedere verkondiger van het Evangelie daardoor dikwijls aan het denken gezet. Ze zegt ten eerste het nodige over de inhoud van de prediking. Deze cirkelt om zoiets dwaas: om een stuk hout, waaraan een Mens heeft gehangen, Die door dat hangen heil voor de wereld verworven heeft.

Maar zegt deze uitdrukking ook niet iets over de prediking als vorm? Het mooiste dat er is: heil voor zondaren, - dat wordt door een zwak en kwetsbaar en overstembaar woord een mensenhart binnengedragen. Wie dat beseft, wordt bevrijd van de kramp om al te veel waarde te hechten aan het abc van de retorica, de welsprekenheid: een toespraak moet aantrekkelijk, boeiend en concurrerend zijn. Je ziet Paulus daarover als het ware zijn schouders N ophalen, wanneer hij aan de gemeente van Korinthe schrijft: 'Ik was bij u in zwakheid, en in vreze, en in veel beving. En mijn rede en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden van menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht.' Paulus' laatste woorden duiden op andere categorieën dan die van de welsprekendheid!

Wat is van dit alles de consequentie? Dat een prediker van het Evangelie geen enkele aandacht hoeft te besteden aan de opbouw en de vormgeving van de boodschap? Dat hij niet verantwoordelijk is voor de overdracht ervan? Op deze vragen kan heel goed 'ja' geantwoord worden, maar net zo goed 'nee'.

Tijdens de predikantenconferentie in Dalfsen werd ook over deze problematiek nagedacht. De vrijdagmiddag van de 15e maart was ervoor gereserveerd. We hadden dr. P. J. Visser uit Den Haag uitgenodigd om meer het 'ja' te belichten, terwijl aan ds. J. J. Verhaar uit Houten was gevraagd om argumenten aan te dragen die meer voor het 'nee' pleiten. In een aantal stellingen onderbouwden zij hun 'ja' en hun 'nee'. We geven nu eerst - samengevat in eigen woorden - deze stellingen weer.

Stellingen ds. Visser

Ds. Visser begon met te zeggen dat God door ons heen Zijn werk wil doen. Dit feit - zo luidde zijn eerste stelling - geeft een bijzondere dimensie aan onze verantwoordelijkheid als prediker: alle slordigheid en onzorgvuldigheid is uit den boze, evenals een afstotende en hinderlijke manier van doen.

Zijn volgende these was: 'Als wij ervan overtuigd zijn dat het in de evangelieverkondiging om de meest wezenlijke boodschap voor mensen gaat, dan zullen wij in de overdracht met niet minder dan het beste genoegen nemen.' In dit verband wees hij op David, die in de Naam van God en niet in andermans harnas op Goliath afging, maar dat belette hem niet om zorgvuldig stenen in de beekbedding te zoeken en vakkundig zijn slinger te hanteren. Ten derde zijn we geroepen ons terdege te oefenen in de overdracht en in

het bewaken van de tijd. Volgens de communicatiewetenschap gaat namelijk van een goede boodschap die slecht gecommuniceerd wordt 87% verloren. En elke minuut die over het halfuur heen gaat, doet er eveneens afbreuk aan. Het is niet terecht dit af te schuiven op de Heilige Geest of op de hoorder.

In de vierde plaats werd geponeerd dat wij aan de hoorders verplicht zijn een belijnd verhaal te leveren in goed Nederlands, dat in principe te volgen is voor een jongere van vijftien jaar. Ten vijfde, het is van beslissend belang dat wij in geloofsmatig opzicht onze boodschap op de goede golflengte uitzenden. Dat wil zeggen: wij moeten het Woord eerst zelf horen en beamen. Ook gevoelsmatig - ten zesde - moeten wij op de goede golflengte zitten.

Daartoe dienen we ons ervan bewust te zijn welke emoties de weerbarstige én verrassende boodschap van het Evangelie kan losmaken. Het is dan zaak te zoeken naar de goede intonatie, omdat deze contact schept met de hoorder en ons één met de boodschap maakt.

Ten slotte, het gaat in al deze dingen om de navolging van Christus. Hij 'leerde als machthebbende' en dat is mede te danken geweest aan Zijn wijze van communiceren: begrijpelijk, helder, met gewone woorden en herkenbare beelden, één met Zijn boodschap, echt in Zijn emotie.

Stellingen ds. Verhaar

De eerste stelling van ds. Verhaar begon zo: 'Het hebben van een boodschap is een kwestie van geconcentreerd zijn op en vervuld zijn met de liefde Gods.' - In zijn toelichting verwees hij naar Augustinus, die - al was hij een meester in communicatie - voor alles vervuld was met Gods liefde, die haar eigen vorm schept. Wellicht is onze gebrekkige communicatie meer een manco aan vervuld-zijn met de liefde Gods of een gebrek aan studiezin dan een technisch manco.

Ten tweede, om aansluiting te vinden bij onze hoorders, moeten we niet alleen hén bestuderen maar minstens zo intensief de inhoud van de boodschap. - Ter toelichting: leert de Bijbel ons niet beter wie de mens is dan dat wij dat van elkaar kunnen leren? Als wij als predikanten de (post)moderne mens niet weten te bereiken en te begrijpen, dan betekent dat dat wij de Bijbel en ons eigen hart niet begrijpen. Ten derde, de idee dat ik over een kloof heen iemand aan de andere kant met de boodschap moet bereiken, is hoogmoedig. Dit houdt namelijk in: ik zit goed en die ander fout. Maar de kloof loopt ook dwars door mijn hart! - Hoe grondiger we dit peilen, hoe beter we de ander kunnen verstaan en helpen. Maar kan de kloof niet 't best benoemd worden als de kloof tussen oude en nieuwe mens? De oude mens leeft bij deze drie geboden: 'Gij zult genieten - Gij zult gezond zijn - Gij zult authentiek zijn (= Gij zult uw oude 'zelf koesteren).' Komt dit levensgevoel niet in iedere GB-gemeente voor? Echter, Christus en Zijn boodschap passen Zich nooit aan bij de oude mens en diens levensgevoel.

Ten vierde, intensieve bestudering van de traditie en de theologie verstoort niet maar bevordert de communicatie met hen die van traditie en theologie weinig of niets afweten. - De traditie is geen ballast. Is niet juist via haar het geloof tot ons gekomen? ! De kern ervan is nauw verbonden met het geloof, ja, met Christus. Helaas wordt de traditie vaak' slecht op ons overgedragen of gebrekkig door ons begrepen en bestudeerd. Daardoor lijkt ze onhoudbaar en onbruikbaar. Maar wat werkelijk gelóófstraditie is, veroudert nooit en heeft alles te zeggen tot mensen van welke eeuw ook. - Wat de theologie betreft: zij is in een kwade reuk komen te staan door de middeleeuwse scholastieke theologie, door het weldoortimmerde bouwwerk van Karl Barth, door de zogenaamde 'gemeentetheologie', door de antitheologische instelling van veel evangelicalen. Wij mogen niet toegeven aan dit antitheologische sentiment. Natuurlijk is niet elke vroegere theologie relevant voor de communicatie met onze medemensen nu. Nieuwe doordenking (van 'oude waarheden') is nodig.

Ten vijfde, een zekere mate van apologetiek in onze communicatie is dringend geboden. Niet zozeer om ons gelijk te bewijzen als wel om te leren argumenteren, zodat onze hoorders zich niet alleen serieus genomen weten in hun gevoelens maar ook in hun verstand. - Alle eeuwen door heeft de Kerk zich hierom bekommerd. Zeker, hier dreigen gevaren, zoals rationalisme, aantasting en aanpassing van het Evangelie. Maar kleven aan een meer gevoelsmatige benadering eigenlijk niet dezelfde gevaren? Nogmaals zij gewezen op Augustinus: meesterlijk wist hij de sentimenten van zijn hoorders te bespelen, maar de wezenlijke communicatie van het Evangelie geschiedde door de helderheid van zijn denken en prediking.

Daarmee zijn we weer bij het begin: de liefde tot Christus noopt ons tot grote trouw aan de inhoud van het Evangelie; de liefde tot de naaste noopt ons tot opperste helderheid in ons spreken.

Communicatie als last en lust

In het daaropvolgende gesprek, dat geleid werd door drs. P. J. Vergunst, werden de stellingen nader verklaard, bevraagd, weersproken. Enkele momenten belichten we.

Ds. Verhaar werd, omdat hij zo sterk benadrukte dat de communicatie van het Evangelie haar eigen weg baant, gevraagd of hij zich niet (te) weinig gelegen liet liggen aan het feit dat de verkondiging van het Evangelie alles met gewone menselijke communicatie te maken heeft. Hij gaf ten antwoord dat Gód Zich er weinig aan gelegen laat liggen. Moeten wij ons er dan in verdiepen? Augustinus legt, als het gaat om communicatie, ook veelmeer het accent op de inhoud dan op de vorm. Ds. Visser ging hierop in met te zeggen dat juist in de dagen van Augustinus veel aandacht aan welsprekenheid werd besteed; nu behoeven wij geen communicatiedeskundigen te worden, maar we moeten er wel voor gaan, zoveel als in ons vermogen ligt. En is daar geen zegen in gelegen? Ds. Visser werd vanwege zijn nadruk op ónze verantwoordelijkheid voor de communicatie van het Evangelie gevraagd of hij zichzelf daardoor niet onnodig een bepaalde last oplegde. 'Gaat Ds. Verhaar niet meer ontspannen de kansel op? ' Ds. Visser antwoordde dat het toch 'plezierig' is om te merken dat de communicatie lukt. Want als zij niet lukt, als het er - met andere woorden - de schijn van heeft dat God ons bezig-zijn niet gebruikt, ontmoedigt dat de prediker op den duur niet? En is een ontmoedigde prediker geen verhindering voor de evangelieverkondiging? Is een goede communicatie dus niet van groot belang? Ds. Verhaar reageerde met op te mer-

ken datje met goed communiceren toch niet klaar bent.

Communicatie en Heilige Geest

Vanuit deze discussie stuitten we op de vraag naar de verhouding tussen communicatie en het werk van de Heilige Geest. Ds. Verhaar gaf aan dat onze natuurlijke talenten geheiligd moeten worden; hij wees daarbij op de figuur van Pim Fortuyn, die het talent van de welsprekendheid bezat. Ook kan het gebeuren dat God met onze talenten een kant opgaat die wij niet direct verwachten en ambiëren, namelijk dat Hij ze niet heiligt maar kruisigt.

Ds. Visser legde er de nadruk op dat het onze verantwoordelijkheid is het Evangelie zó te communiceren dat de mensen door onze wijze van doen niet afgestoten worden. Ergernis aan onze persoon en aan ons optreden is niet per definitie de ergernis van en aan het Evangelie; ergert men zich toch aan ons, dan heeft dat hopelijk toch alles te maken met het Evangelie.

De overtuiging dat een goede overdracht geleerd kan worden, niet het minst dankzij de Heilige Geest, liet de vergadering niet los. Met het oog daarop werden door deze en gene diverse vragen gesteld en verschillende adviezen gegeven. Uit de mond van beide inleiders tekenden we in dit verband nog het volgende op: word één met de boodschap; ga op huisbezoek het effect van de prediking na, maar begin bij jezelf; realiseer je dat je niet iedere zondag iedereen kunt bereiken, al lukt het je hopelijk wel dat iedereen zich een paar keer per jaar aangesproken weet; zorg voor afwisseling in voorbeelden, in intonatie, maar let wel op de structuur; we zijn te lui en te laks om dit alles in de vingers te krijgen; we moesten meer hebben van Paulus' 'ik jaag ernaar' (Visser). - Wees ten aanzien van de overdracht van boodschap niet slordig, maar wees het nog minder met het oog op de inhoud; wees op de kern gericht en draag die helder over, want onze mensen kennen dikwijls slechts het 'aanslibsel' (Verhaar).

Ten slotte

Al met al hadden we een goede discussie over een boeiend en belangwekkend thema. Wie nadenkt over de stellingen van de Haagse en van de Houtense predikant, zal vermoedelijk al snel voor zichzelf willen concluderen dat in beider standpunt waarheidselementen zitten. Of is dat toch een te simpele manier van omgaan met wat deze beide collegae ons hebben voorgelegd? En bestaat op dat moment niet het gevaar dat we niet verder komen dan de algemene wijsheid dat de waarheid ergens in het midden ligt? En zouden we dan net niet aan wat werkelijk waar en wijs is, namelijk het kruis, voorbij schieten?

We eindigen met twee uitspraken van Luther, ter bemoediging van iedere amechtige prediker en diens net zo onbeholpen hoorder: 'Als ik er met goed fatsoen afkon komen, zou ik nog liever (...) steensjouwer worden, dan ooit nog één preek houden; het is een ambt vol verschrikking en gevaar, want je moet dagelijks sterven van vrees datje de gemeente op een zijweg leidt.' En: 'Al zou ik koning of keizer kunnen worden, ik zou m'n predikambt niet verlaten!'

H. J. LAM, NIEUWERKERK AAN DEN IJSSEL

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Liever prediker dan keizer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's