Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

HariHfedlGen hadden we niet Zo be|£ht een gedicht van Anton Korteweg: Hanebalken hadden we niet, toch hing / godsdienst zwaar. Wie de poëzie van Gerrit Achterberg kent, herkent een verwijzing naar diens gedicht 'Eben Haëzer' met daarin de op één na laatste veelgeciteerde regel 'GodsdiensthingzWaar tegen de hanebalken'. Wijs het geestelijk klimaat in deze regels aanvoelt en herkent, weet wat er Wordt bedoeld. Ook als je opgroeide in een huis zonder hanebalken, weetje hoe heel het leven doordrenkt was van godsdienst Ik bedoel: dood en eeuwigheid, zondigheid en schuldgevoel, alleen de dingen der eeuwigheid zijn van belang en de rest is in wezen waardeloos 1, cultuur is in deze context taboe en alleen maar bedreigend, je kunt je er beter maar niet mee bezighouden want het leidt alleen maar af van het éne doel: zalig worden. Ik moest hieraan denken toen ik in Wapenveld (jrg. 52 nummer 4, augustus 2002) de column van Herman Oevermans las onder de titel Fun of eeuwigheid.

'Eind vorig jaar ontviel ons Gerard van Leyenhorst. P. van Woerden schreef een In memoriam in het eerste Wapenveld-nummer van dit jaar waarin hij met instemming een citaat van Van Leyenhorst aanhaalde. "Wij zijn opgegroeid onder het gewicht van de eeuwige dingen". Volgens Van Woerden werd hiermee treffend ons geestelijk achterland "aangeduid", dat ook voor Van Leyenhorst "een herkenningspunt bleef'. Niet alleen Van Leyenhorsts levensgang is op deze wijze kernachtig getypeerd, maar ook die van vele andere CSFR-leden, tot op de dag van vandaag. Loskomen van thuis, de wereld ontdekken en toch de verbinding behouden met dat wat "thuis" uiteindelijk diepte gaf, het besef van "de eeuivige dingen". Gerrit Achterberg had het over "godsdienst die zwaar tegen de hanenbalken hing". Hij kivam er eveneens nooit van los. Wilde dat ook niet.

Het levensbesef dat verbonden was met die "eeuwige dingen" heeft het moeilijker dan ooit. Het moderne leven ziet er dom weg anders uitdan de Veluivse boerenivereld waar Van Leyenhorst uit stamde. Wie niet doof en blind is, hoort en ziet het overal rommelen. Verboom die spreekt over een crisis in de catechese, De Reuver die pleit voor een scheutje meer spiritualiteit, een HGJB-jeugdiverkadviseur die tvaarschuurt dat jongeren steeds jonger ajhaken en ga zo maar door. De tijd ivint het van de eeuwigheid.

Wat komt er voor in de plaats, dat is de grote vraag. Kan het besef van "de eeuivige dingen" gecombineerd ivorden met het moderne westerse leven? Zuigt het moderne leven niet juist alle besef van eeuwigheid weg? En komt de jacht op belevenissen er niet voor in de plaats? Tracy Metz schreef in M - maandelijks magazine bij de NRC - laatst een mooie rapportage onder de titel "Uit ons dak", waarin ze laat zien hoe het steeds grootschaliger feestvieren ons (stedelijk) landschap verandert. En onze mentaliteit. Zonder jün gaan we ons vervelen. Al verveelt gek genoeg de jün ook snel.

Bij de rapportage van Metz was ook een foto van een vrijend paartje op de EO-jongerendag afgedrukt. De boodschap is duidelijk, voor de NRC is ook de W-jongerendag onderdeel van de belevenissenindustrie. Foto's van 25 jaar jongerendag laten goed de gang van de tijdgeest zien. In de jaren '70 zie je groepjes jongeren bijbelstudie doen, zittend op het gras. Een soort jlower power. Nu is het in een stadion swingen op de maat van Delirious. Willen leven als in een roes typeert het heden daagse levensgevoel haarscherp. Maar hoe moet de eeuwigheid binnenkomen in de roes? '

Hier wordt een ingrijpende verschuiving geconstateerd die vele vragen oproept. De generatie van de 'hanebalken' verdwijnt. Waar deze nog in stand gehouden worden, lijkt het me meer om nostalgische redenen dan dat het 'oude geloof er ook werkelijk geleefd wordt. Gaan de 'eeuwige dingen' daarmee voorbij? Wint de levensroes het ook onder ons van het besef van de ernst van de eeuwigheid? Ik durf er geen echt antwoord op te geven. Het is wel goed de vinger te blijven leggen bij de spanning die zich hier aandient. De enkele jaren geleden gevoerde discussie over 'de Boodschap en de kloof had hier ook alles mee te maken.

Leest onze wijkouderling Wolkers?

Onder deze titel schreef jaren geleden Joh. Vuijk in Ambtelijk Contact een artikel waarin hij aandacht vroeg voor de eigentijdse literatuur als spiegel van het levensgevoel ook van kerkmensen. In het Ambtelijk Contact van september 2002 staat opnieuw een bijdrage van zijn hand te lezen: God in de (postmoderne literatuur. Ambtelijk Contact is een maandblad dat verschijnt ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland. Het lijkt, aldus Vuijk, of God vandaag weer een plaats mag hebben in de cultuuruitingen van onze tijd. Hij haakt dan in op het boekenweekthema van een paar jaar geleden 'Mijn God/mijn god'.

'Vijf jaar geleden was "Mijn God" het thema uan de nationale boekenweek. Het traditionele geschenk voor de Nederlandse lezer was de novelle van Renate Dorrestein "Want dit is mijn lichaam": schokkender titel leek nauwelijks denkbaar voor de chris-

telijke lezer die ontdekt dat het boelge als thematiek niet het sacrament van het Heilig Avondmaal heeft, maar de zeer eigentijdse lichaamscultuur: het onontkoombare verval van het "mooie lichaam"!

Religieuze motieven komen in deze novelle zeker voor, maar het "luchtig cynisme" geeft die een speciale toonzetting. Eén voorbeeld. Als Dorrestein sommige commentatoren in de mond legt dat de toestand van de wereld alarmerend geworden is, schrijft ze: "zo alarmerend, dat de vraag of er een God bestond steeds nijpender werd. Anders was de mens immers verantwoordelijk voor dit debacle." En daarmee zitten we midden in het postmoderne levensgevoel.

Ik geef dat maar als volgt weer: jundamentele scepsis, levensbeschouwelijke heterogeniteit, erkende pluraliteit en het einde van "de grote verhalen". Geen geldige "denksystemen" meer, geen gemeenschappelijke Waarheid, ieder z'n eigen kleine leven, z'n eigen kleine waarheid. Een schrijnend voorbeeld van dit levensbesef levert het onderstaand gedichtje van de dichter Anton Korteweg, ooit gereformeerd geboren en getogen: Geen beter leven Dat nachtenlang getob over honger, neutronenbom, schrijvers en ander volk achter tralies waar het niet hoort - niets leverde het op.

Dus besloten, na rijp beraad en op grond van een overdaad aan ervaring met al dat leed, slechts vragen te stellen waarop mijn bevestigend antwoord tot verlichting van eigen lot .in hoge mate bijdraagt. Staat 't eten klaar? Is zij bereid? zo ja, heerse tevredenheid.

Let in dit gedicht op, - wat ik nu maar noem, - de aangevreten humor van de man die vergane illusies transformeert naar de platte "pijnstillers" van eten, drinken en het bed; meer niet. Tussen haakjes: van hoevele Nederlanders/medelanders is hiermee een portret getekend? Merk ook op, dat in dit gedicht geen "ik" voorkomt; veelzeggend nietwaar? Er is, helaas (te) veel romanliteratuur waarin dit postmoderne levensgevoel gestalte krijgt. Waarbij de zinloosheid van de dingen, ja van het hele bestaan, op een ironische en luchtige toon onder woorden wordt gebracht, wordt "afgedaan".'

Even ter correctie: Korteweg is niet gereformeerd geboren maar in het West-

Brabantse Zevenbergen in een confessioneel-hervormd gezin. Vuijk constateert dat er 'breed in onze samenleving een hang ontstaan is naar het 'wonderbaarlijke', het irrationele, het mystieke en spirituele...' Hij verwijst naar . de verfilming van Mulisch' 'De ontdekking van de hemel', de verfilming van de Harry Potter-boeken en van het meesterwerk van Tolkien 'The lord of the rings'.

'Hoe verschillend ook, met het succes van deze producties treedt ontegenzeglijk ook een opmerkelijk gevolg van onze postmoderne samenleving aan de dag: de behoefte aan, misschien zeljs schreeuw om, een wereld waarin moraliteit weer houvast biedt. Als dat een wereld zonder God moet zijn, dan zij dat zo; maar laat het er in ieder geval een zijn waarin goed en kwaad weer helder te onderscheiden zijn, niet de grijsheid en kleurloosheid waarin alle idealen, normen en waarden zijn ten ondergegaan. (Wie herkent hier niet de bijna massale onvrede, die vandaag politiek gemobiliseerd wordt door een charismatische jiguur die niet "zomaar" werd aangeduid als "de rattenvanger van Hameien"? ) Het is, om onze tijd te verstaan en de vragen en moeiten van mens en samenleving te onderkennen, naar mijn mening van groter belang het werk van goede auteurs serieus te nemen dan de krantenkoppen te snellen, laat staan de waan-van-dedag-praat van vele politici ter harte te nemen. Uit heel wat goede literatuur uit de jaren '80 en '90 waren de maatschappelijke, ethische signalen van nu al volop waar te nemen. Ik denk aan het befaamde boek van Cees Nooteboom "Rituelen", reeds in 1980 verschenen, vele malen herdrukt en in acht talen(!) vertaald. De wijze waarop Nooteboom z'n hoofdpersoon Inni Wintrop - "handelaar in alles waar geld in zit" - door het leven laat zwalken spreekt postmoderne boekdelen. Alleen al de eerste zin van het boek is van een onthutsende confrontatie: "Op de dag dat Inni Wintrop zelfmoord pleegde, stonden de aandelen Philips 149.60". En "en passant" in een beschrijving van het interieur van een huis: "...de meubels waren glanzend en wit, van een calvinistische, haatdragende moderniteit". Onthullender is het antwoord dat Inni krijgt van de geïsoleerde mensenhater Arnold Taads: "God klinkt als een antwoord, dat is het verderfelijkste aan dat woord: het is zo vaak als antwoord gebruikt". De hoofdpersoon laat overigens heel wat antwoorden uit diverse religies op zich afkomen, maar constateert dat het alles "één pot nat" is; nergens voelt hij zich thuis. Intussen spelen ervaringen met religieuze ceremoniën een belangrijke rol in zijn bewustwordingsproces: "zij (de priesters) waren dan toch maar met geheimzinnige, antieke rituelen bezig... Ook in dit boek speelt het ojfferbloed van Christus een confronterende rol, maar anders, existentiëler dan bij Dorrestein. Uiteindelijk wordt Wintrop beheerst door "duistere voorgevoelens, en een peilloze angst om iets, wat dan ook, al was het maar door een teken of een ceremonie, aan zijn leven te veranderen".

Dus gaat hij cynisch en met zelfspot, toch levensgenietend verder.'

Vuijk gebruikt in dit verband het woord 'postmoderne ontreddering'. Hij haakt opnieuw in bij het al genoemde boek van Mulisch 'De ontdekking van de hemel'.

'Komt Mulisch wel bij God uit? Ja en nee. Het boek is bloedserieus en diepzinnig. In feite behandelt het een "mission": in de hemel is besloten dat de stenen tafelen (de Wet van Mozes) waarmee God zich met Israël en de mensheid verbonden had, van de aarde moeten worden wegge nomen, omdat de mens een contract met de duivel is aangegaan. Dat gebeurt en daarmee heeft de hemel het verbond met de aarde verbroken. De persoon die dat uitvoert is Quinten Quist: hij ont-bindt de geboden. Deze Quinten is ten diepste een tegenhanger van zowel Mozes (de wetgever) als Jezus Christus (de wetvervuller). Hij is een anti-Christus. Het gaat Mulisch niet om God, maar om een toekomstbeeld van de technologische mens! Daartoe gebruikt hij veel bijbelse noties. Echter Mulisch' bijbel levert hem een Apocalypse, maar geen Evangelie! Hij confronteert ons wél met een wereld die voortsnelt naar wat voor einde? En die wereld is zeker ónze westerse wereld. Om over na te denken...

het enige wat ik weet is: er stilletjes tegenin gaan en hopen dat de Messias komt.

(Guillaume van der Grqft)'

Het wegwijken van het levensbesef waarin de 'eeuwige dingen' centraal staan, zo begonnen we. Ook in een tijd als de onze blijven de 'eeuwige dingen' om aandacht vragen, zij het wel in een heel andere context. Stuitend op de leegheid en zinloosheid van het bestaan, blijft de vraag naar God, al is het soms met een kleine letter ('god') geschreven naar voren komen. Is het niet de uitdaging voor een gereformeerd gevormd mens om naar aansluiting te zoeken bij onze tijdgenoten. Je hoeft daar meestal niet zo diep voor te gaan. Want wie zichzelf eerlijk analyseert ontdekt soms dat de fun van de tijd ook knaagt aan zijn eigen met de mond beleden gerichtheid op een eeuwige toekomst.

J. MAASLAND

P.S.: In de Waarheidsvriend van 12 sep-, tember vroeg ik of iemand wist van, wie het befaamde citaat was over de niet-studerende dominee die daarmee blijk zou geven ook niet bekeerd te zijn. In ons blad was het K. Schilder in de mond gelegd. Dat bevreemdde me zeer. Ik kreeg inderdaad antwoord en. wel van dhr. N. C. van Velzen die schreef dat het gezegde stamde uit de mond van 'de oude, beminnelijke professor Gunning'.

'Bronnen:

al mondelinge overlevering b/ secundaire literatuur: Dr.J. H. Gunning J. Hz. (1858-1940) Herinneringen uit mijn leven Amsterdam z.j.( 1940), blz. 5 Het gezegde wordt geciteerd door prof. dr. M. J. A. de Vrijer in de herdenkingsrede die hij gehouden heeft op begraajplaats 'Zorgvlied' te Amsterdam bij de teraardebestelling van J. H. Gunning J. Hz., de man van het weekblad Pniël. Deze was de zoon van prof. dr. Johannes Hermanus Gunning, van wie dus het citaat afkomstig is. De rede van De Vrijer staat op blz. 3-6 van bovengenoemd boek.

Ik weet niet of Gunning zelf ergens geschreven heeft: "Wie niet studeert, is niet bekeerd". Het lijkt me typisch een uitspraak die hij tijdens een of ander college heeft gedaan en die zo via de studenten tot een gevleugeld woord is geworden.)'

Zeer bedankt voor deze reactie!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's