Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mattheüs, de tollenaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mattheüs, de tollenaar

DE APOSTELEN VAN JEZUS CHRISTUS [7]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lange tijd heeft de Heere Jezus in Kapernaüm gewoond, de stad van Mattheüs. Ook de stad aan zee, waar Andreas en Petrus woonden. Zacheüs moest in Jericho als oppertollenaar gaan over de in- en uitvoerrechten. Mattheüs moest in Kapernaüm ook belasting heffen: van de ingevoerde vis. Het lijdt geen twijfel of de vissers in Kapernaüm hebben hem gekend. Aanvankelijk zal hij wel in de verachting gedeeld hebben als elke andere tollenaar. Verrijkte hij zichzelf ten koste van anderen? Het Romeinse bewind diende hij in elk geval wel. Toch konden wij het wel eens mis hebben als wij denken dat Mattheüs pas bij zijn roeping door Jezus uit het tolhuis Hem voor 't eerst ontmoette en hoorde. Zeg maar liever dat hij Hem kende en geloofde. Johannes de Doper had de tollenaars nooit bevolen hun ambt neer te leggen, maar eerlijk te handelen (Lk. 3 : 12). Bovendien herinneren wij nog een keer aan Hd. 1: 21, 22 waar door Lukas ons wordt verhaald dat apostelen gekozen worden uit de mannen die 'met ons omgegaan hebben al de tijd, waarin de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is, beginnende van de doop van Johannes tot de dag toe, waarop Hij van ons is opgenomen'. Alleen zij kunnen als getuigen van Jezus' opstanding worden gekozen tot apostel. Ook van de discipelen lezen wij wel dat zij hun oude handwerk niet direct verlaten, maar pas bij hun definitieve roeping door Jezus. Verder: de betrouwbaarste tollenaar zal hij wel geweest zijn, die niet losgekomen is van de prediking van Johannes de Doper. Bovendien: 'Een mens moet groeien, waar God hem zaait'. Jozef in Egypte, Naaman in Syrië, de kamerling in Ethiopië, Levi in het tolhuis.

Wonderen

Heeft Mattheüs, de zoon van Alfeüs (Mk. 2 : 14) zijn tweede naam 'Levi' misschien ook aan Jezus te danken, net als Simon Petrus en anderen? Bij zijn roeping in Mt. 9 : 9 vermeldt Mattheüs zelf deze bijnaam niet. Trouwens, de naam ontbreekt in heel zijn evangelie. Mattheüs heeft ongetwijfeld kennisgenomen van hetgeen in Kapernaüm gebeurde. Het was bepaald geen wereldstad. Als jood (Lk. 7 : 5) moet hij geweten hebben van de synagoge, die door een Romeinse hoofdman geschonken was. In Kapernaüm heeft Jezus veel en grote wonderen gedaan (Lk. 4 : 23). De Heere hoort later in de synagoge te Nazareth de mensen denken: 'U moet al die wonderen van Kapernaüm hier eens bij ons doen!' Maar Jezus weet: een profeet is niet aangenaam in zijn vaderland, en in zijn (eigen) huis (Mt. 13 : 57). Mattheüs heeft verder zeker geweten van het zieke dochtertje van de overste van de synagoge in Kapernaüm, Jaïrus, waar Jezus te laat kwam en het kind stierf. En toch: op Zijn machtwoord staat het meisje van 12 jaar op uit de dood, en wordt door Jezus teruggegeven aan de ouders (Mk. 5 : 42). Zoiets kan niemand verborgen houden, evenals de andere grote wonderen, en ook de prediking van Jezus. Maar vóórop gestaan zal hebben de prediking van Johannes de Doper. Het eerste, voorbereidende werk van de Heere in Mattheüs' hart.

Toch haalt de Heere Levi (Mattheüs) een keer op, net als de anderen, wanneer tolhuis of visserij moeten worden losgelaten. Het 'volgen' worden gaat. Het Mattheüsevangelie doet ons zelf verslag van dit gebeuren in hst. 9 : gw. Lukas vertelt ons als enige (5 : 28) dat Levi alles heeft verlaten, 'tls weer anders dan bij Zacheüs. Gul wilde deze de armen gedenken. Maar helaas (Lk. 19 : 8) moest hij ook spreken over teruggeven van wat door bedrog aan anderen was ontvreemd. En daarvan horen wij niets bij Levi.

Blijdschap met vrucht

Maar het machtwoord van Jezus is er: dan alleen kan, wat anders niet kan: het onze verruilen voor wat van Jezus is! Hoe vaak komt dat in Oude Testament, Psalmen en Nieuwe Testament niet voor. 't Is trouwens eigenlijk ook het hele evangelie: het mijne verliezen, het Zijne ontvangen. Wie moet niet dagelijks bidden: 'Heere, verlos mij toch van mijzelf en het mijne; leuen kan ik alleen van U en het Uwe!' Ach ja, dan is er zowel bij Zacheüs als bij Mattheüs grote blijdschap. Blijdschap met vrucht: de Heere Christus wordt alles waard.

Hoe gelukkig is Zacheüs, dat hij Jezus ontvangen kan in zijn huis. Maar buiten staat een morrende schare: 'Zag je dat, Hij ging bij een zondige man naar binnen om te logeren' (Lk. 19 : 7). Hier bij Levi zijn het vooral de Farizeeën, die samen met de schriftgeleerden zich aan Jezus ergeren. Het is nogal wat!

Levi richt naar Lk. 5 : 27W. een grote maaltijd aan in zijn huis, (hij had blijkbaar de ruimte) en met de discipelen stroomt daar het huis vol met tollenaren en zondaren. Er zal wel meer in Mattheüs' huis vergaderd, gegeten en gedronken zijn met de tollenaarskring. Maar dit ongehoorde: Jezus in het midden! Zeg mij maar wie uw vrienden zijn, dan weet ik de rest wel! Wat hebben wij het gauw bekeken als mensen. Splinters in andermans ogen. Daarom zo blind voor de balk in eigen oog; zo vreemd aan de vuilheid van eigen hart, omdat het licht van de Heere en Zijn Geest er niet over gaat. Hoe vaak zal juist daarover Levi in zijn evangelie schrijven. De twist van de Heere met de mens, die zichzelf rechtvaardigt.

Maaltijd

Bij een maaltijd in het oosten kun je doorgaans zo binnenlopen. Met ligt aan, met de voeten naar achteren, en men leunt op een elleboog. Met de andere hand eet men. Daarom kon zo Maria de voeten van Jezus zalven (Joh. 12 : 3). Zo ook kunnen de Farizeeën de discipelen in de open eetzaal zonder zelf binnen te gaan aanspreken. 'Waarom eet uw Meester met de tollenaren en zondaren? '

Ach ja, wat een wanklank. En Levi was juist zo verblijd! Maar de Heere Jezus 'leidt de tafel'. Dat neemt de discipelen veel uit handen. Wat moet Jezus toch vaak voor de Zijnen gaan staan en 'zeggen: 'LaatMfj maar...' Hij is zo wijs. Kan met weinig woorden ook zo veel en zo veelzeggend antwoorden: 'Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet nodig, maar die ziek zijn.'

De maaltijd is als 't ware een voorbeeld van de bruiloft van het Lam, en van wat daar zal aanzitten. Wat zal deze maaltijd Levi kosten! Ach, wat gaat deze feestmaaltijd Hém kosten, Die hier al bezig is het rantsoen te betalen...

De Heere Jezus wil trouwens niet gestoord worden, naar het schijnt. De Farizeeën moeten nu maar heengaan...! Bedenken dat het Lam om geen offers vraagt; maar om barmhartigheid. Aan 'rechtvaardigen in eigen oog' heeft Hij weinig boodschap. Hij roept zondaars tot bekering! Laten ze nu maar heengaan...! En tóch weer niet zonder boodschap van de Heere. Ook voor hen! 'Leert (van Mij)...!' (Mt. 9 : 13). Eenmaal is er ook een ander heengaan, als het gericht niet meer vertoeft...

Voor de joden

Mattheüs schreef ook een van de evangeliën, het eerste (daarover zijn de meningen overigens nogal verdeeld). Levi is een jood en schrijft vooral voor de joden. En dan voor de generatie die nog oor- en ooggetuige van Jezus was (omstreeks het jaar 50). Hij wil maar laten zien datjezus de Messias is. Daarom tien keer dat herhaalde: 'opdat vervuld zou worden, hetgeen van de Heere gesproken is, door de profeet...'. Soms wordt die profeet ook genoemd, bv. Jeremia (Mt. 2 : 17), Jesaja (Mt. 3 : 14). Maar ook zonder deze formulering verwijst Mattheüs in zijn evangelie wel 99 keer naar het Oude Testament. Jezus fs de Messias! Het meest uitvoerig van allen beschrijft hij ook het vreselijke lijden van de Heere. Intussen blijft de 'tollenaar van vroeger' een man die verstand van geld heeft. Evenals Lukas de dokter blijft, die niet zozeer zegt dat de mensen ziek zijn, maar wat hun ziekte is. Zo vermeldt Levi ons kopergeld, penningske, didrachme, tol of schatting, stater, talent, wisselaarstafels, zilver en goud. Hij alleen verhaalt ons ook over de vraag over de tempelbelasting (Mt. 17 : 24W.). Dat is één didrachme per persoon. Voor Petrus en voor Jezus wordt een vis aan de haak geslagen met in de bek een stater. Eén stater is twee didrachmen. Petrus is vrij. Jezus 'betaalt' voor het Huis van de Vader, waar Hij alleen rechten heeft. Een vernedering, maar de Heere gaat de weg...

Omgangstaal

Wat de taal betreft: Levi kende Hebreeuws en Grieks. De eerste uitgave van Mattheüs was geschreven in het Hebreeuws. Of liever de omgangstaal toen: Aramees. Zeg maar: een spreekdialect van het Hebreeuws. Geen wonder: als naar één volk de liefde van zijn hart uitging, dan was het wel naar de joden. 'Eerst de jood en dan de Griek...'.

Veel is over deze Aramese uitgave te zeggen. Het zij zo. Wij vermelden slechts dat Pantaenus, de eerste leraar aan de zgn. catechetenschool te Alexandrië van het jaar 180 tot het jaar 200, in India een Hebreeuwse Mattheüs vond. Bartholomeüs (Nathanaël) had die in India achtergelaten. Tussen Alexandrië (in Egypte) en India was toen reeds een levendig contact. Toch was een Griekse vertaling uiteraard heel spoedig nodig, ook voor de joden in de diaspora. Grieks: de omgangstaal, zoals nu Engels. Levi heeft wel moeten verwerken wat hij schreef: de ongehoorzame (Mt. 18 : 17) moet voor hem zijn als de heiden en de 'tollenaar'. Kapernaüm, verhoogd tot de hemel toe, zal nedergestoten worden tot de hel (Mt. 11: 23). Kapernaüm, waar Mattheüs van het begin tot het einde van zijn boek over schrijft. Hij noemt het Jezus' eigen stad (Mt. 9:1). Alleen Mattheüs heeft het geroep om verbondswraak uit Mt. 27 : 25 voor Pilatus: 'Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen...'.

Ach ja: Levi, Mattheüs, de tollenaar! Maar hij begint zijn boek in hst. 1 met 'Emmanuël', 'Immanuël', God met ons (1: 23, vgl. Jes. 7 : 14). En het besluit is niet anders: 'Ik ben met u' (Mt. 28 : 20). Wij weten Levi's einde niet. Maar wat wij wel weten, is dat het 'Immanuël', 'Ik met u' voor eeuwig is overgegaan naar het 'Ik bij u' en 'gij bij Mij'. Aan een bruiloftstafel van tollenaren en zondaren, met in hun midden het Lam. En het oog van de Vader gaat eeuwig goedkeurend over het volbrachte werk van de Zoon. En de Geest verheugt Hem, want Zijn gebed is verhoord: 'Vader, Ik heb U verheerlijkt op de aarde, Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven- hebt om te doen; en nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was (Joh. 17 : 4, 5)-

J. C. SCHUURMAN SR., BARNEVELD

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Mattheüs, de tollenaar

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's