Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Krachtens Gods verbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Krachtens Gods verbond

DE KERKORDE VAN DE PKN [7]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De NHK kent naast belijdende leden en doopleden ook geboorteleden. Dat zijn zij die uit hervormde ouders geboren maar niet gedoopt zijn. In de PKN is de doop bepalend voor het lidmaatschap van de Kerk. Daarom kent de PKN alleen doop- en belijdende leden. Dat heeft te maken met de wijze waarop het genadeverbond in de nieuwe kerkorde functioneert. Ook op dat punt is deze kerkorde vanaf het begin onder kritiek gesteld.

Uit het doopformulier

Wanneer ouders hun kindje ten doop houden, wordt aan hen gevraagd of zij belijden dat onze kinderen, hoewel ze in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerlei ellende, zelfs aan de verdoemenis onderworpen zijn, nochtans in Christus geheiligd zijn en daarom als leden van de gemeente van Christus behoren gedoopt te zijn (ie vraag in het doopformulier). Wie deze vraag goed leest, ziet, dat kinderen niet pas door de doop lid van de gemeente worden. Ze zijn lid van de gemeente en daarom behoren ze gedoopt te zijn. Met de vraag waarom kinderen lid zijn van de gemeente en behoren gedoopt te zijn, is de eeuwen door geworsteld. Is het op grond van het geloof van de ouders? Is het omdat we het kind zelf voor wedergeboren moeten houden? Nee, het is op grond van Gods genadeverbond. Het doopformulier roept in herinnering wat de HEERE tegen Abraham heeft gezegd: 'En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u' (Genesis 17 : 7). Dat geldt ook in het Nieuwe Testament, zoals blijkt uit de woorden van Petrus op Pinksteren: 'Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere, onze God, toe roepen zal' (Handelingen 2 : 39). Behalve in het doopformulier belijden we dit ook in de Dordtse Leerregels. Daar staat dat het Woord van God 'getuigt dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waarin zij met hun ouders begrepen zijn' (hoofdstuk I, paragraaf 17).

Geboorteleden

In de nieuwe kerkorde wordt dit afgezwakt. Dat is te verklaren, omdat de GKN geen geboorteleden kende en de NHK wel. Dat heeft geleid tot een compromis. Tot een gemeente, en daarmee tot de PKN, behoren zij van wie de inlijving in de gemeenschap van de Kerk is bekrachtigd door de Heilige Doop en die als zodanig zijn ingeschreven als lid van de gemeente (art. III-2). De kerk kent doopleden en belijdende leden (art. III-5). De geboorteleden, zoals we die nu kennen, worden in de nieuwe kerkorde aangeduid als de niet-gedoopte kinderen van gemeenteleden. Zij worden, samen met anderen die blijk geven van verbondenheid met de gemeente, ingeschreven in een afzonderlijk register (art. III-5 en ord. 2-8). Dat gebeurt op grond van art. III-4: 'Gedachtig aan de trouw van de God van het verbond rekent de gemeente voorts tot haar gemeenschap de niet-gedoopte kinderen van gemeenteleden alsmede degenen die blijk geven van verbondenheid met de gemeente.'

Hier wordt dus onderscheid gemaakt tussen hen die door de gemeente tot haar gemeenschap worden gerekend en hen die lid zijn van de gemeente. Dat is een wonderlijk onderscheid als we bedenken dat we van de Kerk belijden dat zij de gemeenschap der heiligen is. Maar los daarvan moeten we constateren dat het verbond hier wel wordt genoemd, maar niet meer zo functioneert dat kinderen al lid zijn van de gemeente als ze nog niet gedoopt zijn. Daarmee is de nieuwe kerkorde in tegenspraak met zowel ons doopformulier als de Dordtse Leerregels en de daaraan ten grondslag liggende Schriftgedeelten.

Kinderdoop

De huidige kerkorde van de NHK zegt van de Heilige Doop eerst dat zij wordt bediend aan de kinderen van de gemeente (art. XV-i). Daarop volgt de bepaling dat zij die als kind niet ten Doop zijn gehouden, de Heilige Doop ontvangen na openbare belijdenis van het geloof te hebben afgelegd (art. XV- 2). Het uitgangspunt is dus dat wij als kind de Heilige Doop ontvangen. De kinderdoop gaat voorop. In de nieuwe kerkorde is dat afgezwakt. Daar staat: 'De doop wordt bediend aan hen voor wie of door wie de doop begeerd wordt, nadat het geloof door en met de gemeente beleden is' (art. VIII-2). Hier vindt een verschuiving plaats, waardoor het initiatief van mensen meer nadruk krijgt en de notie van het verbond minder functioneert. Nu worden kinderen gedoopt, omdat ze kinderen van de gemeente zijn. Dat sluit aan bij de eerste vraag in ons doopformulier. In de nieuwe kerkorde is bepalend dat mensen de doop begeren. De doop wordt bediend aan het kind voor wie (door ouders) en aan de volwassene door wie de doop wordt begeerd. Verder staan kinderdoop en volwassendoop veel meer op één lijn. Alleen de bepaling dat de gemeente moet worden opgewekt tot de viering van de doop, 'in het bijzonder van de doop van de kinderen van de gemeente' (ord. 6-1-1) maakt onderscheid ten gunste van de kinderdoop. Hier werkt de invloed door van nieuwere liturgische inzichten waarvoor de doop van volwassenen in de paasnacht, zoals dat gebeurde in de Vroege Kerk, bepalend is.

Openbare belijdenis

In het genadeverbond staat voorop dat de HEERE Zijn verbond opricht. Daarbij geeft Hij Zijn beloften en geboden. Dat moet in ons leven gevolgd worden door het antwoord van geloof en gehoorzaamheid. Dat antwoord geven we in het midden van de gemeente, wanneer we openbare belijdenis van het geloof afleggen. In de nieuwe kerkorde wordt de openbare belijdenis echter niet als noodzakelijk gezien. Wanneer een kerkenraad dat bepaalt, kunnen ook doopleden die geen belijdenis hebben gedaan, deelnemen aan het Heilig Avondmaal (art. IX-3 en ord. 7- 2-2) en stemrecht hebben (ord. 3-2-3). Dat betekent dat in de nieuwe kerkorde de beide zijden van het genadeverbond gebrekkig functioneren. Enerzijds behoren geboorteleden niet meer tot de gemeente. Er is dus minder zicht op Gods trouw van geslacht tot geslacht. Anderzijds is openbare belijdenis niet langer voorwaarde voor deelname aan het Heilig Avondmaal en het hebben van stemrecht. Er is dus ook minder zicht op de roeping van Godswege om Hem te belijden voor de mensen en Christus te volgen.

H. VAN GINKEL, 'GOES

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Krachtens Gods verbond

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's