Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wegen van Godskennis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wegen van Godskennis

WELK PERSPECTIEF IS ER NA DE VERLICHTING?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is het werkelijk mogelijk om God te kennen? Dat is een vraag die in het moderne, agnostische klimaat ontkennend beantwoord wordt. Soms is het 'neen' vervuld met een zekere weemoed. Kon het maar weer zoals het vroeger was dat mensen God als een haast vanzelfsprekende werkelijkheid op alle terreinen van het leven ontmoetten. Maar sinds de Verlichting is de duisternis gevallen over dat eenvoudige, haast naïeve bewustzijn van de werkelijkheid Gods. Sinds we zo 'eenkennig' geworden zijn, dat we - van onze onmondigheid bevrijd - alleen datgene als kennis accepteren dat wij redelijk acceptabel achten, is de kennis van God een probleem geworden. Wij kunnen deze geschiedenis niet meer terugdraaien. We kunnen wel terugzien, en ons afvragen wat het vroeger was, in het zogenaamde 'premoderne', voorkritische tijdvak van onze intellectuele en geestelijke geschiedenis. Dat doen we om mede te begrijpen in welk een klimaat we ons nu bevinden.

WELK PERSPECTIEF IS ER NA DE VERLICHTING?

Dr. C. van der Kooi heeft op een bijzonder boeiende wijze de zoektocht naar de realiteit van de Godskennis ondernomen. Hij heeft zich afgevraagd wat het kennen van God voor Calvijn heeft betekend. Daarnaast heeft hij een andere grootheid uit de christelijke traditie, Karl Barth, op eenzelfde manier bevraagd. Zijn studie is als een kunstwerk in twee panelen. Als scharnier tussen beide panelen, zowel de verbinding als de breuk, functioneert de filosoof Kant. Zijn denken noemt Van der Kooi een 'waterscheiding'. In een korte analyse laat hij zien hoe ingrijpend de bevrijding van de 'onmondigheid', die de Verlichting beoogt te zijn, een visie op de menselijke kennis inhoudt, die een radicale breuk betekent met het vroegere denken. Alle kennis, ook de kennis van God, is ten diepste menselijke constructie. Met andere woorden: kennis is, (te) kort gezegd, niet iets wat een mens in afhankelijkheid ontvangt, maar een oorspronkelijk product van de menselijke geest. Dat maakt alle beroep op openbaring van buiten eigenlijk tot een probleem.

Calvijn

Uiteraard is zelfs een poging om in één recensieartikel recht te doen aan een zo fundamentele en diepgravende studie als Van der Kooi geeft, van tevoren al een onmogelijke zaak. Er wordt zo veel geboden, dat eenieder die wil weten wat het centrale begrip van de Godskennis bij Calvijn inhoudt, zelf kennis zal moeten nemen van de boeiende en originele wijze waarop Van der Kooi zijn 'leesvrucht' vanuit de intense omgang met Calvijn presenteert. Hij doet dat als dogmaticus, die ook voluit historisch verantwoord Calvijn naar ons toebrengt als mens van zijn tijd. Voor de mensen en de gelovigen in de dagen van Calvijn is God voluit aanwezig in de werkelijkheid. Hij laat Zich kennen in Zijn werken en werkelijkheid; de Schepping, het Woord zijn de wegen van kennis, waarin God Zich openbaart aan de mens.

De 'spiegel' is een beeld dat Calvijn bij voorkeur gebruikt om duidelijk te maken, hoe God Zich aan de mens bekend wil maken via 'aardse middelen', maar vooral in Christus. Heel treffend uitgedrukt is het dat God op deze wijze mensen wil 'verlokken' tot Zijn kennis. In Zijn openbaring komt God Zelf naar de mens toe, 'past Hij zich aan' (het centrale begrip van de accommodatie) aan het bevattingsvermogen van de mens. Achtereenvolgens gaat de auteur na wat de 'Wegen van kennis' en de inhoud van de kennis van God als Rechter en Vader zijn. Een toespitsing van de werkelijkheid van het kennen van God bij Calvijn vinden we in de beschouwing over de realiteit van het kennen van God in het Avondmaal. We komen onder de indruk van de wijze waarop voor Calvijn de werkelijkheid, heel existentieel zintuiglijk, van Gods aanwezigheid in het sacrament centraal heeft gestaan.

Barth

Karl Barth bevindt zich aan de andere zijde van de kantiaanse 'waterscheiding'. Wat wil het nu voor hem zeggen om God, en het kennen van God ter sprake te brengen voor het forum van de mens die ervoor gekozen heeft om zijn eigen subject als oorsprong van alle kennis te beschouwen? Het betekent voor Barth dat hij over God niet langer kan en wil spreken binnen de kaders van de werkelijkheid, zoals die zich voordoet. God is niet meer zo met de handen te tasten in de schepping en de geschiedenis. Alle vanzelfsprekendheid is verdwenen als het om de openbaring gaat. Het gaat alleen nog om de 'zelfopenbaring' van God in het Ene Woord, Jezus Christus. Godskennis is voor Barth 'deelgenootschap in Gods zelfkennis'. Het subject van de Zich openbarende God en de kennende mens zijn onlosmakelijk verbonden.

Ook op het tweede paneel van Barth gaat Van der Kooi, parallel aan Calvijn, eerst na wat de wegen van Godskennis zijn om vervolgens de inhoud weer te geven en net als bij Calvijn te eindigen met het sacrament. Bij Calvijn was het de avondmaalsleer als toepassing van de Godskennis, bij Barth zijn doopleer.

Een tegenvoorstel

Het laatste hoofdstuk brengt de vruchten van het nauwgezette onderzoek in rapport met de actualiteit. Daarin staan wij heden ten dage voor de vraag wat het christelijk geloof in een agnostisch levensklimaat nog betekenen kan. Van der Kooi ziet de betekenis van het spreken over God als het presenteren van een 'tegenvoorstel' tegenover het levensgevoel van een cultuur die geheel aan zichzelf overgelaten meent te zijn.

Van der Kooi wijst erop dat Barth geen voet geeft aan de moderne opvatting dat Godskennis en het beroep op openbaring eigenlijk niets anders is dan een 'sublieme vorm van subjectivisme'. Uiteindelijk zal de Godskennis toch de laatste grond moeten vinden in God zelf. Als er geen God is die spreekt, is er ook geen Godskennis. Toch vraagt Van der Kooi zich kritisch naar Barth toe af of het begrip 'zelfopenbaring' wel ten volle recht doet aan de wijze waarop God Zich werkelijk openbaart. Daartegenover ziet hij bij Calvijn dat er meer recht gedaan wordt aan de schepselmatige structuren waarin de kennis Gods gestalte krijgt. Bij Barth komt het 'lichamelijke van onze leefwereld, dat een werktuig in Gods hand kan zijn, er maar bekaaid af', vindt Van der Kooi. Door het zogenaamde 'christocentrisme' van Barth lijkt het steeds minder mogelijk om 'Gods werkzame nabijheid bij al het geschapene te denken'. Hoe aantrekkelijk dat in een agnostisch klimaat ook kan lijken, toch is dit spreken ten opzichte van het eerste paneel van Calvijn een verlies.

Van der Kooi acht de verkiezingsleer van Barth overigens een 'onopgeefbare winst' te zijn ten opzichte van die van Calvijn. Vanuit het moderne levensgevoel is dit begrijpelijk, maar het blijft de vraag of hij Calvijn werkelijk recht doet door zijn verkiezingsleer een 'voorbarige beperking van de zoekende liefde' van God te noemen.

Van der Kooi is ook kritisch ten aanzien van de wijze waarop Barth het moderne begrip van zelfbepaling en zelfontplooiing van de verlichte mens in zijn theologie een plaats geeft. Uiteindelijk wil ook hij niet achter de Verlichting terug. In aansluiting bij Calvijn opteert de schrijver voor het begrip van 'rentmeesterschap', waarin de secundaire positie van de mens en

zijn verantwoordelijkheid veel meer doorklinken.

Is er een weg terug?

Van der Kooi heeft een boek geschreven met een hoog niveau en grote diepgang. Het 'leest' niet eenvoudig en vraagt een gedegen studie. Maar het is voluit de moeite waard om er de tijd voor te nemen. Hij heeft oog voor wat er verloren is gegaan in de ontwikkeling van onze intellectuele en geestelijke cultuur, als we terugzien naar het eerste paneel. Soms lijkt er iets van een heimwee naar dat onbevangen perspectief van Godskennis, zoals we die in Calvijns geest aantreffen. De alomtegenwoordigheid van God, in heel Zijn werkelijkheid, is in het heden ver te zoeken. Er lijkt echter geen weg meer terug. We hebben de Verlichting toch ook als een positief gegeven te aanvaarden, met alle gevolgen voor de ingrijpende wijzigingen ten aanzien van de openbaring en kennis Gods. Dat vindt Barth, en ook Van der Kooi, zo lijkt het.

Hier ligt voor mij een vraag, die na lezing van dit boek blijft haken. Is het nu echt waar dat er geen weg terug is naar de wereld van het eerste paneel? Dat is voor mij een echte vraag, waarop ik zomaar niet het antwoord weet. Maar ik wil die vraag nog wel stellen. Zeker gezien het feit dat wij tot op de dag van vandaag de realiteit van de Godskennis zoals Calvijn die beleden en beleefd heeft nog volop kunnen aantreffeni Ik denk dat de meeste christenen in de wereldkerk zich meer zullen herkennen in de openbaringsvisie en werkelijkheidsbeleving van Calvijn. Dat komt dan, zeggen wij in het verlichte Westen, omdat ze nog niet door Kant zijn heengegaan. Ze hebben hun onmondigheid nog niet achter zich gelaten, en geloven nog naïef in Gods openbaring, Zijn Woord, Zijn werkelijkheid in alles wat is en geschiedt.

Maar wie dit 'naïeve' geloof kwijt is, omdat hij zijn eigen mondige zelf heeft ontdekt, ook ten aanzien van God en Zijn openbaring, kan die ooit nog terug? Is terugkeer, bijbels gezegd bekering, nog mogelijk? Of moeten we de Verlichting als een onomkeerbaar gegeven aanvaarden, desnoods met de weemoed van het heimwee? Maar hóé aanvaarden we dat gegeven dan? Mijns inziens is het geen positieve ontwikkeling, maar veeleer als een 'oordeel' dat we in onze westerse cultuur over onszelf hebben afgeroepen, toen we ons eigen zelf als subject van alle waarheid zijn gaan zien. We kunnen de realiteit van dat oordeel niet ontkennen, niet doen alsof er niets gebeurd is en alsof de geest van de Verlichting geen vat op ons heeft. Maar dat is nog wat anders, lijkt mij, dan de positieve waardering waarbinnen we dan zo goed en kwaad nog ruimte willen bieden voor de kennis van God en zijn openbaring. Is het verlangen naar een werkelijke terugkeer, een verlossing van ons agnostisch subjectivisme, zo onwerkelijk? Staat er niet geschreven dat 'wat bij mensen onmogelijk is, mogelijk is bij God'? Zijn de Verlichting, en de daaruit voortgekomen revolutionaire wijziging van onze visie op de openbaring en kennis van God echt zo definitief onomkeerbaar? Moeten we het zien als een 'oordeel' van God over onze eigenwijze hoogmoed, waarin God ons aan onze eigen dunk overlaat? Mogen wij die hoogmoed voor God erkennen en belijden en om bevrijding van onze verlichting vragen? Dat zijn vragen die bij mij boven komen bij deze confrontatie van Calvijn en Barth. Daarbij komt mij ten slotte het woord van Jesaja 63 : 17-19 in gedachten: 'HEERE! Waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws erfdeels. Uw heilig volk heeft het maar een weinig tijds bezeten; onze wederpartijders hebben Uw heiligdom vertreden. Wij zijn geworden als die, over welke Gij van ouds niet hebt geheerst, en die naar Uw Naam niet genoemd zijn'. Is dat niet het klimaat waarin de kennis van God uiterst problematisch, zo niet onmogelijk is geworden? En toch, het vervolg opent het enige perspectief dat hoop geeft op Gods openbaring: 'Och, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij nederkwaamt...'

M. A. VAN DEN BERG

N.a.v. C. uan der Kooi: Als in een spiegel. God kennen uolgens Caluijn en Barth; uitg. Kok, Kampen, 2002; 420 blz.; € 26, 95.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Wegen van Godskennis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's